Redactiesecretariaat: Henri-Floris Jespers, Marialei 40, 2018 Antwerpen - PDF Free Download (2024)

1

Mededelingen van het Centrum voor Documentatie & Reëvaluatie Vierde jaargang, nr. 81

31 oktober 2006

Redactiesecretariaat: Henri-Floris Jespers, Marialei 40, 2018 Antwerpen. [emailprotected]

Erratum De 80ste aflevering van de Mededelingen werd verkeerdelijk gedateerd 16 september 2006, waarvoor excuses. De datum van afsluiting was uiteraard 16 oktober.

Redactioneel De Waalse SP-toppoliticus Michel Daerden (°1949) is licentiaat in de Handelswetenschappen en licentiaat Toegepaste Economische Wetenschappen

2

en behaalde het diploma van bedrijfsrevisor. Kamerlid (1987), senator (1991), minister van Wetenschapsbeleid en Infrastructuur in het kabinet Dehaene I. Als minister van Verkeer in het kabinet Dehaene II kreeg hij te maken met dossiers over de HST-aanle (hogesnelheidstrein) naar Nederland en Duitsland, het faillissem*nt van de RMT (Regie voor Maritiem Transport), de schuld van de NMBS, de overname van Sabena door Swissair en de vraag vanuit Antwerpen havenkringen om de IJzeren Rijn opnieuw in gebruik te nemen. Thans is hij vice-minister-president in de Franse Gemeenschapsregering en de Waalse regering, bevoegd voor Begroting, Financiën, Openbare Werken, Infrastructuur en Erfgoed. Voor een bewindsman valt op dat Daerden (die ondanks zijn naam Nederlandsonkundig is) zich buiten de schijnwerpers houdt. Ondanks vijf jaar federaal ministerschap was hij in Vlaanderen vrij onbekend gebleven. Sinds de gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober is daar nu een einde aan gekomen. Interviews van een kennelijk in gelukzalige toestand van zachte euforie verkerende Daerden op RTBF en op een lokale Luikse televisiezender n.a.v. zijn persoonlijke overwinning in Ans, werden meteen (wereldwijd) bijzonder populair als filmpjes op YouTube en op blogs allerhande. De internetcarrière van Daerden was begonnen: na een dag was het filmpje op YouTube al meer dan 50.000 keer gedownload. Vandaag haalt het al meer dan 1.500. 000 kijkers. Een mooie score voor de man die een paar dagen zou bekennen dat hij er vroeger van droomde zanger te worden –en met een gevleugeld woord afrondde: “Daerden, c’est le Gainsbourg de la politique”. Overwinningsroes, letterlijk dan? Il n’y a pas de quoi fouetter un chat. Je bent vriend van Guy Mathot of niet. Maar de Vlaamse publieke opinie had misschien wat vroeger aandacht moeten opbrengen voor de altijd lachende Daerden, een man van weinig woorden – en harde beslissingen. & De centrum-rechtse conservatief Yves Leterme (°1960) is licentiaat in de rechten en politieke wetenschappen. Hij was auditeur bij het Rekenhof en administrateur bij het Europees Parlement. Kamerlid sinds 1997, voorzitter van CD&V (2003), Leterme is sinds 22 juli 2004 minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid. Een interview met Yves Leterme, gepubliceerd in de Franse krant Libération, heeft veel stof doen opwaaien. In verband met de taalgrens verklaarde de Vlaamse minister-president: Il n'est pas question de toucher à cette frontière ! Si on le fait, je remettrais aussitôt en cause la parité entre francophones et néerlandophones au sein du gouvernement fédéral, où les francophones sont surreprésentés par rapport à leur poids réel dans la population belge. Il est cependant exact qu'il y a des communes en territoire flamand qui sont à 70 ou 80 %

3

francophones. Mais l'usage du français y est toléré : c'est ce qu'on appelle les communes à facilités. Cela étant, au départ, l'idée était que beaucoup de francophones allaient s'adapter à la nouvelle réalité linguistique. Mais apparemment les francophones ne sont pas en état intellectuel d'apprendre le néerlandais, d'où la prolongation de ce statut d'exception. Die laatste zinsnede werd on face value genomen en gaf zelfs aanleiding tot juridische stappen tegen Leterme, waarbij gewag werd gemaakt van…racisme, xenofobie en aanzetten tot haat! Dat hier uiteraard sprake is van enige ironie, dat gezinspeeld wordt op de taaie onwil van de Franstaligen in de Brusselse rand om al was het maar een passieve kennis van het Nederlands te verwerven, komt blijkbaar bij Franstalige Belgen niet eens op. Op 16 oktober verscheen Filips Rogiers’ boek Leterme uitgedaagd, een uitgesponnen interview (Lannoo). Ziehier een citaat uit de Franse editie (Leterme au défi, Éditions Luc Pire) : Comme j'ai de nombreux liens de parenté en Wallonie, je ne dois pas, contrairement à beaucoup de mes collègues, me faire une idée de l'autre région du pays à partir des médias. J'ai des cousins et des cousines dans le Brabant wallon et à Liège. J'ai récemment appris que j'étais un lointain parent de Jacques Brel. Les Brel habitaient Zandvoorde. (...) Une de mes cousines conduit la liste écolo à Mouscron. Ses parents habitent à cinq kilomètres de là, en Flandre. En France, une autre cousine a été candidate sur la liste RPR de Jacques Chirac. ■ ▲Op zaterdag 9 december 2006 om 20 uur wordt Over woorden gesproken, de nieuwe bundel van de 75 jaar jonge Marcel van Maele, in De Zwarte Panter voorgesteld door Roger M.J. de Neef. Hier gaat de zesde en laatste aflevering van de terugblik op de receptie van het oeuvre van Van Maele door Paul de Vree. ■

Paul de Vree & Marcel van Maele (slot) Nog altijd in 1973 verscheen op vijftien exemplaren bij de Panter Pers Gebalsemde waanzin, tien zeefdrukken van Wilfried Pas met een handgeschreven gedicht van Marcel. Dat luidde het begin in van een hechte en intense samenwerking met een aantal kunstenaars uit de stal van galerij De Zwarte Panter, waar Van Maele van 24 januari tot 22 februari 1976 zin eerste individuele tentoonstelling hield, Objecten. Tijdens de vernissage op 23 januari hield Paul de Vree een toespraak, waarvan de tekst in De Tafelronde opgenomen werd. Bij die gelegenheid verscheen bij de Panter Pers, in een oplage van vijfenveertig exemplaren, In rep en roer, acht handgeschreven en gezeefdrukte gedichten van Van Maele en vier etsen van Fred Bervoets. De samenwerking tussen Fred Bervoets en Marcel van Maele is een ontmoeting van gelijkgestemde figuren, zegt Michel Oukhow.

4 Opstandig zonder revolutionair te zijn, vol bitterheid over het maatschappelijk beleid, sociaal geëngageerd maar zich houdend buiten elk georganiseerd verband zijn het onafhankelijke figuren met een overgave aan de vrijheid die hun werk kenmerkt.1 Net zoals Paul de Vree in 1960 de eerste grondleggende kritieken over de dichter Van Maele schreef, zo stond hij alweer in de bres om in 1975 de eerste substantiële bijdrage te leveren over diens logische overgang naar wat gemakshalve “plastische uitdrukking” genoemd kan worden. De Vree handelde over de evolutie in Van Maeles poëzie “naar een steeds strenger opgevatte en naar de essentie tenderende structuur en over diens in De Zwarte Panter tentoongestelde “Totems”.2 De Vree zou in 1979 nog wel een woord vooraf schrijven voor Tussen krop en keel – tien handgeschreven en gezeefdrukte gedichten van Van Maele met vijf etsen van Bervoets, in een oplage van vijftig exemplaren uitgegeven door De Zwarte Panter. Net als Van Maele ging ook De Vree samenwerken met De Zwarte Panter, waar hij drie mappen zou uitgeven: Poesia visiva (1979), dertien zeefdrukken met een slotwoord van Henri-Floris Jespers; Visueel, negen zeefdrukken met een voorwoord van Willem M. Roggeman; en Ook oppervlak ik (1981), acht gedichten met acht originele foto’s van Ludo Geysels. & Paul overleed op 25 april 1982, Marcel werd op 10 april 2006 vijfenzeventig jaar jong. Door de teksten van De Vree over Van Maele te bundelen zou een hulde kunnen gebracht worden aan een hardnekkige, schrandere en vrij denkende criticus, die een onvervangbare bijdrage leverde tot de “cartografie” van de Vlaamse avant-garde; tevens een teken van waardering en genegenheid voor een poëet in de echte betekenis van het woord: iemand die maakt. Henri-Floris JESPERS

Misdaad loont ▲Eind oktober werd bekend dat de FBI een nieuw onderzoek is begonnen om de grootste kunstroof aller tijden alsnog op te lossen. De recent verschenen thriller Vals beeld van Elvin Post (cf. Mededelingen nr. 80 de dato 16 oktober) is op deze spectaculaire roof gebaseerd. De feiten rond de roof zijn ronduit verbijsterend: nachtwakers die stoned op hun werk verschenen, meesterwerken die niet waren verzekerd, criminelen die 81 minuten in het museum waren en een Rembrandt op brute wijze uit de lijst werd gesneden. Geen van de kunstwerken, met een gezamenlijke waarde van zowat driehonderd miljoen $, werd teruggevonden, ondanks een uitgeloofde beloning van vijf miljoen $. Elvin Post baseerde zijn thriller Vals beeld op de hierboven beschreven kunstroof in het Isabella Gardner museum. In Nederland werden al ruim 20.000 exemplaren van Vals beeld verkocht en het boek werd genomineerd voor de Gouden Strop en Diamanten Kogel. Onlangs werden de Duitse vertaalrechten verkocht. Ook de filmrechten staan op het punt verkocht te worden. ■ 1

Michel OUKHOW, De bijzondere ateliers, in: Een kwarteeuw galerij (cat.), Antwerpen, Elzenveld-St. Jorispand, 1994, pp. 9-10. 2 Paul DE VREE, Dichter Marcel van Maele op het plastisch pad, in: De Tafelronde, jg. XX, nr. 3-4, februari 1976, pp. 3-8.

5

Elvin POST, Vals beeld, Amsterdam, Ambo/Anthos, 2006, 292 p., 19,95 €.

▲In Schaduwzuster van Simone van der Vlugt, maken we kennis met Marjolein, een bevlogen witte lerares Nederlands op een zwarte Rotterdamse middelbare school. Zij houdt van de uitdaging van het interculturele onderwijs. Nou, uitdagingen genoeg; op een dag wordt ze in de klas met een mes bedreigd door een Marokkaanse leerling, Bilal: zo’n type herrieschopper dat snel in z’n eer gekrenkt is, en alle vrouwen met een stukje blote benen ho*ren vindt. Ze besluit geen aangifte te doen, om de school niet in opspraak te brengen. Maar dan wordt haar auto beschadigd, ze ontvangt een dreigbrief, en uiteindelijk wordt ze een kogel door de kop geschoten. Bilal gaat vrijuit, wie is de dader? Net als haar collega’s Saskia Noort in Nieuwe buren, en Marianne en Theo Hoogstraaten in Een middag aan zee, kiest Van der Vlugt voor een wisselend perspectief en tijd. Naast Marjolein laat de auteur ook fotografe Marlieke aan het woord; zij is de identieke tweelingzus van Marjolein, maar zeer verschillend van karakter. Ze is heimelijk verliefd op haar schoonbroer, Raoul. Maar die blijkt dan weer scheve schaats te rijden met Sylvie, beste vriendin van Marlieke. Stukjes bij beetjes, met heden en verleden, krijg je een beeld van de verhouding tussen de zussen … had Marlieke maar nooit gewenst enig kind te zijn! En Marjolein heeft beslist ook haar kleine kantjes, quasi altijd ongewild brengt ze mensen in verlegenheid door haar grote mond. Ja, je mag als lezer wel eens op het verkeerde been worden gezet, dat houdt de spanning erin. Zo is er de wel de zeer toevallige herkomst van het moordwapen, jalousie en rivaliteit tussen de vriendinnen, beledigde en gekrenkte collega’s. Het psychologische profiel van de uiteindelijke dader is wel zeer kort en bondig; wat verknipte geesten in naam der liefde al niet ondernemen. Maar we krijgen een happy-end: een leuk nieuw gezinnetje! En daar is het in dit soort damesthrillers toch om te doen, denk ik. Na regen, weer zonneschijn. Dat mw. Van der Vlugt mooi weer maakt in uitgeversland is genoegzaam bekend. Na De Reünie staat ze met Schaduwzuster weer aan de top van het bestverkochte oorspronkelijk Nederlandstalige spannende boek. Naar verluidt zijn de filmrechten reeds verkocht. & Omdat ik het toch moedig vind dat ze de problematiek van de multiculturele scholen aankaart, wil ik voor het nut van ’t algemeen en voor leraars in het bijzonder, een paar quotes uit het boek aanhalen: - (Marjolein geeft opdracht boek te lezen en te bespreken) “Bezoek de website van Nederlandse auteurs, en stel een zinvolle vraag; zorg dat je hem beleefd opstelt, dus geen sms-taal en geen emoticons achter elk woord …” Lastige leerling antwoord: “ik neem Anne Frank…” - (idee uitdelen schrijfstraf haalt ze uit boekje: Pleit terugkeer gezaghebbende leraar) “geen onderhandelingen meer, geen eindeloze discussies met al te mondige leerlingen, geen gelijkheid van leerkracht en leerlingen, maar grenzen stellen, duidelijke grenzen…” Na die sessie strafregels schrijven is haar auto vernield… Hiermee dus een eerbetoon aan allen die (nog) de moed hebben het jonge volkje kennis bij te brengen. ■ Simone VAN DER VLUGT, Schaduwzuster, Anthos, 2006, 340 p., 18,95 €.

▲Uit de verkoopcijfers van spannende boeken die het CPNB bekendgemaakt heeft, blijkt dat Schaduwzuster van Simone van der Vlugt het bestverkochte oorspronkelijk Nederlandstalige spannende boek is van afgelopen jaar (16 mei 2005 t/m 14 mei 2006). Van Schaduwzuster zijn inmiddels meer dan 110.00 exemplaren over de toonbank gegaan en verschillende filmmaatschappijen hebben interesse getoond. De vertaalrechten van Schaduwzuster zijn onlangs verkocht aan de Duitse uitgeverij Heyne. ■

Door de leesbril bekeken ▲Zoekmachine Google is op de beurs voor het eerst meer waard dan IBM, de grootste computerproducent ter wereld. De aandelen Google stegen op 23 oktober 4,6 % tot een recordkoers van 480,78 $. Het internetconcern is daarmee op de beurs 147 miljard $ waard. IBM heeft een beurswaarde van 139 miljard $.

6 Google doet met de totale waarde van zijn aandelen ook beter dan de grootste chipmaker ter wereld Intel (123 miljard $) en het tweede grootste computerconcern Hewlett-Packard (109 miljard $). Het staat evenwel nog een stuk onder de beurswaarde van softwarereus Microsoft, die goed is voor 279 miljard $. Google overvleugelt directe internetconcurrenten als eBay (45 miljard $), Yahoo (32 miljard$) en Amazon.com (14 miljard $). Ter vergelijking: DaimlerChrysler is 54 miljard $ waard, General Motors 20 miljard $ en Ford 15 miljard $. De aandelen van Google zijn 58 miljard $ meer waard dan de drie autoreuzen samen. Het olieconcern ExxonMobil is met een beurswaarde van 416 miljard $ het duurste bedrijf ter wereld.■ ▲Op 21 & 22 en 28 & 29 oktober vonden in Mechelen de Kunstvestdagen 2006 plaats. Alle exposities beperken zich tot de gezellige woonkern ‘Keldermansvest’, tegenover de Dossinkazerne. Gewone huizen worden omgetoverd tot schouwtonelen, waar de bezoeker in alle rust en verscheidenheid van creatief talent kan genieten. Dit initiatief is gericht naar samenwerking met hoofdzakelijk professionele Mechelse kunstenaars. Oudere kunstenaars werken samen met jongere artiesten om samen een variërend kijkspel te bieden: er wordt rekening gehouden met schilderen, beeldhouwen, figuratief, abstract, fotografie, grafiek, weven, glas, keramiek…in alle vormen en constructies, en dit in een steeds afwisselende omgeving. Op nr.88 woont fotografe Ann Peeters, die naast eigen werk ook plaats gaf aan cartoonist ‘Duncan’ Jan de Winter en beeldhouwer Albrecht Nees. Een vrolijk adresje, waar in 15cl.-proefkelkjes de Gouden Carolus rijkelijk vloeide, vergezeld van talrijke lekkere borrelhapjes. Een ander memorabel open-deurtje lag op nr.83, het huis van schilderes Marijke van Kenhove. Haar werk is één brok vrouwelijk geweld; er komt ons een wereld van danseressen en lichte vrouwen tegemoet, achter de coulissen, in bars, maar vol theatrale sfeer. Haar dagelijkse woonruimte is niet aan kant gezet, je komt in een sprookjeswereld, Marijkes Wonderland: van fluwelen boudoir tot tea-time met Beatrix Potter; overal snuisterijen, popjes, beertjes, borduursels en oude kant, tutu’s en balletschoentjes. Merkwaardige kristallen luchters tussen tientallen bloeiende planten onder lichtkoepels…hier moeten elfjes wonen! Onbegonnen werk om alle dertig deelnemende kunstenaars te bespreken, maar er zijn toch zeker enkelen bijgebleven: keramiste Yvonne van Muylem, tapijt en de hoedjes van Jeanine de Raedemaeker, miniatuurtjes van Karl Brenders en glaswerk van Wilfried (Wim) Geerts. Dit tweejaarlijkse evenement herhaalt zich in 2008: noteer het alvast in uw agenda. ■ ▲Het aantal uren dat een man per dag mobiel belt, kan invloed hebben op zijn vruchtbaarheid. Hoe meer hij belt, hoe lager het aantal zaadcellen en hoe lager de kwaliteit van het sperma. Die conclusie hebben wetenschappers deze week voorgelegd op de jaarlijkse conventie van de American Society for Reproductive Medicine. Wetenschappers in Cleveland, Mumbai en New Orleans zochten 364 mannen op en vergeleken het gsm-gebruik met het aantal zaadcellen. Mannen die meer dan vier uur per dag mobiel bellen, hebben gemiddeld 23 % minder zaadcellen dan mannen die niet bellen. Ongeveer een vijfde (21 %) van de mannen die dagelijks bellen, hebben een "normaal" aantal zaadcellen, bij mannen die niet bellen is dat 40 %. Volgens de wetenschappers kan het effect van gsm's op sperma te wijten zijn aan de elektromagnetische stralen van de toestellen of de hitte die ze genereren. "Verdere studies zullen wel nodig zijn", zo luidt het. ■ ▲In Brussel ging op 27 oktober, de grootste tentoonstelling ooit over de geestelijke vader van Guust Flater en Marsupilami. De expo had al succes in Parijs. De tentoonstelling is een hommage aan de Belgische striptekenaar André Franquin (1924-1997) en loopt nog tot 14 april in Autoworld, in het Jubelpark in Brussel. De wereld van Franquin was al te zien in Parijs, maar in Brussel worden er meer originele stukken getoond en zijn er extra objecten aangemaakt. Publiekstrekker is de "Turbotractie II", de blitse revolutionaire wagen die Franquin in 1957 ontwierp voor Robbedoes en Kwabbernoot. En zo zijn er nog veel meer schaalmodellen te zien. Toen Franquin in 1946 bij uitgeverij Dupuis belandde, mocht hij algauw Robbedoes en Kwabbernoot overnemen. Hij maakte Robbedoes populairder dan ooit De verhalen die Franquin tijdens deze periode rond Robbedoes en Kwabbernoot tekende, worden algemeen beschouwd als de meest ingenieuze, spannende en grappigste avonturen die ooit rond de figuren getekend werden. Onder zijn toedoen nam de populariteit van de reeks toe en deden ook veel nieuwe personages hun intrede. In 1957 bedacht Franquin de antiheld Guust Flater. In de jaren 70

7 bereikte de striptekenaar zijn grafische summum. Alle zijn werk uit die periode is van een niveau dat ook hijzelf nooit meer evenaarde. ■ ▲De voor-voorstelling van J. M. H. Berckmans nieuw boek, Je kunt geen twintig zijn op suikerheuvel, vond op 28 oktober plaats in café “den Tweede Zit” aan de Bolivarplaats te Antwerpen. Stellen dat J. M. H. Berckmans (°1953) ondergewaardeerd is of toch minstens beter verdient, is zoals zeggen dat water nat is. Na talloze zakelijke en persoonlijke dool- en dwaaltochten heeft de schrijvende zwerver een nieuw bushokje gevonden. Dit keer verschijnt Berckmans nieuwe boek bij Manteau, en dat siert de uitgeverij alleen maar. Dat oplage en verkoop eerder bescheiden zullen zijn mag geen reden zijn het niet uit te geven, wel integendeel. Een degelijk fonds steekt een deel van wat het vangt met de verkoopskleppers terug in de uitgeverij - en dat woord gebruik ik hier in de breedste zin - en dan bij voorkeur in mindere kippen (qua legcapaciteit van gouden eieren). De kip waarvan sprake legt trouwens geen gouden eieren, hij legt proteïnerijke drollen, hopen dampende vruchtbare, rijke stront. Van die bergen riekende massa waarin je als je goed kijkt je alle elementen kan herkennen om wat er aan de bron van ligt te reconstrueren. Je voelt de orale oorsprong van Berckmans werk in de specie die zijn teksten zijn. Het is alsof het via de mond op papier gezet is. Dat voor mij wezenlijke aspect van JMHB’s werk werd ter plaatste prompt bewezen en eer aangedaan door drie jonge performers die elk op hun manier een fragment uit de teksten brachten. De verhalen zijn alsof er een “record”-knop in zijn hoofd zit, je wordt aan hoog tempo gesmeten op zijn baanvak, je krijgt een frequentie te horen die niet op een gewone radio afgestemd kan worden, je floept een dimensie binnen waarvan je weet dat wat je ziet, wat je voorgehouden wordt wel degelijk reëel is maar op een bepaalde manier “verhoogd” is. De spontane eruditie gemengd met de zuurte van het dagdagelijkse, de tragiek van een miserabel bestaan neergepoot door een ziener. Zoals Tom Waits iemand in één van zijn songs laat zeggen : “I’ve seen it all, I’ve seen it all through the windows of the evening train…”, zo heeft JMHB het allemaal gezien, door de ogen van de insider. Het leest vaak als het verslag van een undercover operatie. JMHB dompelt zich onder in een wereld op een compromisloze en volledig toegewijde manier. Dat maakt wat hij schrijft ook zo incontournable. Als je verslag wil doen van het menselijk leed moet je ook bereid zijn in het menselijk leed te leven (Graham Greene). Bij JMHB is het van zo een intensiteit dat de man er langzaam maar zeker kapot van aan ‘t gaan is, zoveel is duidelijk als je hem ziet. Zoals Arnon Grunberg blijkt JMHB niet in staat andermans leven binnen te stappen zonder er ook van te gaan houden en dat heeft zo zijn prijs ook. Maar de man mag dan misschien fysiek totaal “troebel” zijn, zijn perceptie is haarscherp. Korsakov ten spijt, ondanks de impressionante lijst aandoeningen die bij wijze van inleiding door Leon Lemahieu opgesomd werden, is en blijft JMHB “present and able”. Dat zal dan ook overtuigend blijken, nu hij met zijn groep Nieuw Tirlemont door Vlaanderen trekt. ■ J. M. H. BERCKMANS, Je kunt geen twintig zijn op suikerheuvel, Antwerpen, Meulenhoff/Manteau, 2006, 175 p., 18,95 €.

Citaat Nederlands moeilijk te leren? Men spreekt van één lot, en verschillende loten, maar 't meervoud van pot is natuurlijk geen poten. Zo zegt men ook altijd één vat en twee vaten, maar zult u ook zeggen: één kat en twee katen? Laatst ging ik vliegen, dus zeg ik vloog. Maar zeg nou bij wiegen beslist niet: ik woog, want woog is nog altijd afkomstig van wegen, maar is dan 'ik voog' een vervoeging van vegen? Wat hoort er bij 'zoeken'? Jazeker, ik zocht, en zegt u bij vloeken dus logisch: ik vlocht? Welnee, beste mensen, want vlocht komt van vlechten. En toch is ik 'hocht' niet afkomstig van hechten. En bij lopen hoort liep, maar bij kopen geen kiep. En evenmin zegt men bij slopen 'ik sliep'.

8 Want sliep moet u weten, dat komt weer van slapen. Maar fout is natuurlijk 'ik riep' bij het rapen. Want riep komt van roepen. Ik hoop dat u 't weet en dat u die kronkels beslist niet vergeet. Dus: kwam ik u roepen, dan zeg ik 'ik riep'. Nu denkt u: van snoepen, dat wordt dan 'ik sniep'? Alweer mis, m'n beste. Maar u weet beslist, dat ried komt van raden, ik denk dat u 't wist. Komt bied dan van baden? Welnee, dat wordt bood. En toch volgt na wieden beslist niet 'ik wood'. 'Ik gaf' hoort bij geven, maar 'ik laf' niet bij leven. Dat is bijna zo dom als 'ik waf' hoort bij weven. Zo zegt men: wij drinken en hebben gedronken. Maar echt niet: wij hinken en hebben gehonken. 't Is moeilijk, maar weet u: van weten komt wist, maar hoort bij vergeten nou logisch vergist? Juist niet, zult u zeggen, dat komt van vergissen. En wat is nu goed? U moet zelf maar beslissen: hoort bij slaan nu: ik sloeg, ik slig, of ik slond? Want bij gaan hoort: ik ging, niet ik goeg of ik gond. En noemt u een mannetjesrat nu een rater? Dat geldt toch alleen bij een kat en een kater. U ziet, onze taal beste dames en heren, is, net als ik zei, best moeilijk te leren! (Anoniem)

Televisioneel Het VRT-één programma ‘De rode loper’ brengt nu al zes jaar een dagelijkse portie showbizz-, cultuur- en lifestylenieuws. De voortreffelijke gastvrouwen zijn afwisselend Martine Prenen en Yasmine (Hilde Rens). Vorig jaar werd de vijfde verjaardag in grote stijl gevierd op het Filmfestival van Gent. Dit jaar werd het feest enigszins afgeslankt overgedaan in Metropolis Antwerpen (18 oktober) met avant-première van The Devil Wears Prada, van regisseur David Frankel. Het scenario is naar de bestseller met dezelfde titel van Lauren Weisberger. Boze tongen beweren dat het hoofdpersonage Miranda Priestly van Runway, is gebaseerd op Anna Wintour, hoofdredactrice van Vogue. Er zijn zelfs nog bozere tongen die beweren dat mw. Wintour deze kwakkel zelf de wereld instuurde, maar het plaatste Weisberger wel op de hitlijst van best verkochte boeken. De verfilming liet dan ook niet op zich wachten. Meryl Streep als supercynische modefeeks Miranda Priestly is hiermee weer zeker een Oscarnominatie waard. Haar hulpje, de would-be journaliste Andy Sachs, vertolkt door Anne Hathaway, is het lelijke (nou ja) slonzige eendje dat uitgroeit tot stijlvolle zwaan. Gezien het thema liep je op de after-party vooral Vlaamse modegoeroes tegen het welgeklede lijf. Zo was er, in grote zwarte bontkraag gehuld, Lien Degol, de zelfverklaarde modebitch van VT4 en Vijftv. De klere(n)nichten Jani, Jerko, Flip, Christophe en Peter, van Kanaal2 programma ‘De Heren maken de man’, die probeerden heteromannen wat modegevoel bij te brengen (hilarische aflevering met Robbe De Hert) waren misschien niet vijfkoppig aanwezig, maar hou ze eens uit elkaar! Verder

9 Limburgs wonder met naald en draad Nicky Vankets, bekend van de (ongebruikte) trouwjurk van Kim Clijsters. Hij is ook de favoriete ontwerper van de zusjes Lyndsey en Kelly Pfaff, menige Vlaamse Miss, en ex-miss België Ellen Petri. Eerste Big Brother-winnaar Spillie Spillebeen vond ook vast werk in ‘iets’ met mode: hij lanceerde de lijn Rebel. (Hij was de rebel in het Big-Brotherhuis, snap je). Verder mooie modellen die allemaal ‘iets’ in de media willen betekenen: dekselse Tanja Dexters turnde zich onopvallend de lichtinstallatie in, ze was ook op dergelijke standjes gekleed…in Prada. Tiana Kiriloff, die zelf geen standjes doet, maar daartoe twee beroeps inhuurt om haar zondags seksprogramma ‘Open en Bloot’ op Kanaal2 wat te illustreren - vorige zondag bv. iets met behulp van twee stoelen - was er ook. De langbenige wederhelft van Paul Jambers, Pascale Naessens, fotomodel, ex-omroepster van VTM en presentatrice van woonmagazine ‘Huis en Thuis’, moest haar echtgenoot delen met Luk Alloo. De enfants- terribles van het kleine scherm, als daar maar weer geen samenwerking van komt. Ben Crabbé en Bart Peeters waren hun eigen vlotte zelf. Ook opgemerkt, Thomas Vanderveken, presentator van ‘Steracteur, Sterartiest’, op Eén. Zijn reeks ‘In het spoor van Mozart’, voor ‘Vlaanderen Vakantieland’ op Eén, heeft net de eerste prijs weggekaapt op het Tourfestival in Tsechië. Ja die Thomas, ook een wonderkind, en voorwaar een aanwinst in omroepland. (Hij is de zoon van overleden acteur Ugo Prinsen, o.a.’de Paradijsvogels’ en ‘t Koekoeksnest). Opvallend weinig acteurs op deze viering, wel o.a. de actrices Nathalie Wijnants, Patsy van der Meeren, (beiden uit soap ‘Thuis’), Magali Uytterhaegen (o.a ‘De Paradijsvogels’, ‘t Koekoeksnest , recent Amerikaanse film The Curiosity of Chance) en musicalster Vera Mann (die recent bijna alle musicalprijzen wegkaapte met Mama Mia); zangers Johnny White en Will Ferdy en zangeres Jo Leemans, die zonder gêne verklaarde dat hoge hakken en al die modetoestanden niks meer voor haar zijn. En wie zal haar tegenspreken, behalve dan de modegoeroes: lichtgewichten die vrouwen met confectiemaatje 40 al als immer grazend vee beschouwen. & ”Et Aantwaarps as weireldtoal”, ooit een historische sketch van Jos Gevers in een naoorlogse KNSrevue, was door de brave man wel degelijk humoristisch bedoeld. Helaas nemen vele Sinjoren die boodschap nog steeds zeer ernstig, in hun overtuiging gesterkt door de commerciële omroep VTM. Het aantal feuilletons in het Antwerps op deze zender zijn niet meer op tien vingers te tellen, andere dialecten lijken van de taalkaart geveegd. Komt er hier of daar een Gentenaar, Bruggeling of Hasselaar piepen, krijgt die ondertitels. Antwerpenaren nooit. (Àllemàn verstoat oengs toch ?) Aantwaarps als Vlaamse standaardtaal, ja, nu ook reeds in Aspe, een feuilleton dat toch in een behoorlijk Nederlands op de buis zou moeten komen. Brugse couleur locale? Vergeet het; de friturist onder het Belfort sprak plat Antwerps: “Wàcht, ieksal is oit maain kot koume”. Lag het aan acteur Sven de Ridder, erf van ‘Het ècht Aantwaarps teater’? Was er geen West-Vlaamse acteur toevallig werkloos, en gretig om die klus te klaren? En Sven was niet de enige Antwerpse wanklank in deze aflevering (30 oktober).

10 (Ik herinner mij nochtans meneer Luc Philips, die voor zijn rol van Quickelborneetje in De Vorstinnen van Brugge, de moeite nam om Brugs te leren. Net zoals hij voor zijn pastoor Munte in Wij heren van Zichem, een Zichemse dialectcoach had.) Maar dit terzijde. Het ergste hebben we nog tegoed: naar verluidt komen Van In (Herbert Flack) en kompanen in een volgende Aspe naar Antwerpen afgezakt om hier een klus te klaren. Wedden dat dit een integraal Antwerpse aflevering wordt. & Ik heb het niet zo voor mensen die er prat op gaan dat je bij hen thuis van de vloer kan eten. Meestal antwoord ik dan dat ik normaliter aan tafel eet. Ik beken echter dat het te mijnen huize wel eens aan de rommelige kant is, met een paar tassen en borden die wachten op een reinigend sopje. Ik stel soms andere prioriteiten. Maar tegenwoordig moet je uitkijken met ongenood bezoek! Voor je er erg in hebt, staan de Witte Tornado’s van het kleine scherm op je stoep, gewapend met de tien geboden voor een proper huis. Op VTM ging net het tweede seizoen van start van Schoon en meedogenloos, met poetsdiva’s Sien en Maria. (Sien zit ‘in de branche’, Maria is gewoon een in het Antwerps – hoe kan het anderstaterende kuisfreak). En ze hebben een boek uit, beste literatuurminnaar: Poetsen met Sien&Maria, kuistips. Op Vijftv treffen we dan weer De Superhuisvrouw, met Tante Kaat. Tante Kaat helpt je al twintig jaar van hardnekkige vlekken af in haar radiorubriek De gouden raad van Tante Kaat, maar nu begeeft ze zich ook televisioneel. Tante Kaat werkt vooral met natuurlijke producten, en zuinig. Jawel. Van Tante Kaat zijn veel boekjes met gouden raad op de markt. Deze dames vallen dus binnen bij de grootste sloddervossen tot vettigste smeerpoetsen, om hen de regels der hygiëne diets te maken. De zwijnenstal wordt uitgemest tot alles spic en span is. En alsof de vuilaards nog niet genoeg te kakken zijn gezet, moeten ze hun lesje opdreunen: Wat hebben we geleerd? Opruimen, stofzuigen, schuren, dweilen, het toilet proper houden, het bad uitdrogen, etc…. En enkele weken later…volgt er controle! Ja, dat is propere televisie! & Quote van de week: Marion van San in Nooitgedacht (Canvas): ”Ze zouden Kristien Hemmerechts ere-lid van het Vlaams Belang moeten maken”.

Gedicht Het dragen van de tijd wordt met de tijd ondraaglijker zoals seconden uren worden, wordt het gluren turen in de tussentijd die intussen verglijdt gedijt de tijd. Kris Kenis

11

Bibliografisch ▲Met rode inkt is een bloemlezing uit poëzie van Noord-Amerikaanse Indianen, samengesteld door Annmarie Sauer, die de gedichten ook vertaalde. De samenstelster is goed op de hoogte van de cultuur van de Noord-Amerikaanse Indianen. Annmarie Sauer werd geboren in de Verenigde Staten (Dauton, Ohio, 1947) en groeide op in Europa. Ze voelt zich een nomade, met twee ankers, de polder van Hoboken en de woestijn. Ze reist veel en verblijft al sinds 1991 jaarlijks minstens tien weken in Chloride, Arizona. Ze vertaalde eerder een tiental toneelstukken en poëzie. Die vertalingen verschenen in onder meer Wevers tussen twee werelden, over Navajo en Hopi, en in Woestijnwoorden, een bundel aforismen van de Cherokee MariJo Moore. Sauer was getrouwd met beeldend kunstenaar Tony Mafia zaliger, die van vaders kant een Honandaga Cherokee was. Haar eerste kennismaking met Navajo en Hopi dateert van het einde van de jaren '70 toen ze op het Russell Tribunaal in Rotterdam haar medewerking verleende aan het onderwerp “Mensenrechten en inheemse bevolking”. Hierna een gedicht van Wendy Rose (1948) uit de bundel Lost Copper. Haar vader is Hopi en haar moeder Euro-Amerikaans en deels Miwok. Ze schrijft vaak over de splitsing in zichzelf en het behoren tot twee volkeren, twee culturen. ■

Voor de blanke dichters die indiaan willen zijn Slechts één keer slechts lang genoeg om de woorden op te pikken aan de haak geslagen in onze talen. Je denkt aan ons nu als je knielt op de aarde, heilig wordt in een tijdelijk toerisme van onze ziel Met woorden schilderen jullie je gezicht kauwt het hertenvel raakt de borst de boom alsof een moeder delen genoeg was, onmiddellijk oerkennis kon verschaffen. Jullie denken slechts aan ons als jullie stemmen wortels willen, als jullie hurken en op jullie hielen zitten en primitief worden Maak je gedicht af En ga terug. Wendy ROSE Annmarie SAUER, Met rode inkt, Antwerpen, Ampersand & Tilde, De Oostakkerse Cahiers, deel 4, 2006, 49 p.

12

Aubrey Beardsley en het fin-de-siècle In de jaren zestig van de vorige eeuw kende de belangstelling voor het werk van Aubrey Beardsley (1872-1898) een opleving die culmineerde in de groots opgevatte (ook documentaire) tentoonstelling die van 20 mei tot 18 september 1966 in het Victoria and Albert Museum te Londen plaatsvond.3 In zijn trendsettend boek Art Nouveau Jugendstil (1962) had Robert Schmutzler al uitvoerig gewezen op Beardsley’s belangrijke plaats binnen de zich in het begin van de jaren negentig van de XIXde eeuw kristalliserende nieuwe kunst.4 Maar nu werd Beardsley een populaire cultfiguur. Op de hoes van The Beatles’ Sergeant Pepper’s Lonely Hearts Club Band (1967) – een fotomontage van “the famous and infamous” die een zelfgekozen genealogie illustreert – prijkt Beardsley naast de door Jimmy Page bewonderde Aleister Crowley. Ook in een provinciestad als Antwerpen was het niet ongewoon in de kleurrijke boetieks die het uitzicht van de oude binnenstad in die jaren grondig wijzigden, naast een poster van Che Guevara, Beardsley’s The Black Cape of The Peaco*ck Skirt te zien prijken. In die jaren waart door het vroegste grafisch werk van Patrick Conrad “de grafische preciositeit van [Beardsley’s] ornamentstijl, de wit uitgespaarde lijnen in de binnentekening, de vlak gehouden zwart-witcontrastering en het pointillé, de plantaardige exuberantie en de ityphallische motieven”.5 & Beardsley’s lotsbestemming vertoont alle kenmerken en ingrediënten die een fascinerende mythevorming in de hand werken. Hij sterft op vijfentwintigjarige leeftijd (en is dus deelachtig aan “le génie adolescent”), geveld door TBC – de tering of “white plague” die fashionable was omdat ze, naar het heette, vooral gevoelige en kunstzinnige mensen trof en in succesvolle werken ten tonele was gebracht door Dumas Fils (La Dame aux Camélias; roman: 1848; toneelstuk: 1852), Giuseppe Verdi (La traviata, 1853) en Puccini (La Bohème, 1896). Bovendien verscheen Beardsley als een komeet aan het artistieke firmament, en zijn oeuvre werd op controverses onthaald: afgewezen door het grote publiek, opgehemeld door een beperkte doch toonaangevende kring of coterie van connoisseurs. Over zijn privé-leven was weinig bekend, maar hij was wel omgeven door een troebele aura van ambiguïteit en perversiteit. Velen van zijn vrienden en intimi werden onbarmhartig en vaak ophefmakend door het lot getroffen. En nadat hij hardnekkig vereenzelvigd was geweest met schandaal en bedenkelijke levenswandel, gaf hij toe aan zijn aangeboren esthetiserend mysticisme en 3

Brian READE & Frank DICKINSON, Aubrey Beardsley, (cat.), London, Her Majesty’s Stationery Office, 1966. 4 Robert SCHMUTZLER, Art Nouveau Jugenstil, Stuttgart, Gerd Hatje, 1962. 5 Jean F. BUYCK, “Schönheit und Grauen” – de tekeningen van Patrick Conrad, in: Patrick Conrad – tekeningen (cat.), Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen, 1976. In de catalogus van de tentoonstelling van Patrick Conrad in VECU (6 maart-1 april1969) gewaagde ik van “cet autre Beardsley…”.

13 bekeerde zich tot de roomse kerk. Zozeer werd hij met zijn oeuvre geïdentificeerd, dat de man achter de tekeningen in hoge mate een onbekende bleef. Hij werd herleid tot paradigma van een epoque – en van een esthetiserende, maniëristische en dandyeske levenshouding die van alle tijden is. & Aubrey Beardsley werd op 24 augustus 1872 te Brighton geboren. Zijn moeder, Ellen Agnus Beardsley, née Pitt, was de dochter van William Pitt die carrière maakte in de Indian Medical Service die hij in 1859 verliet met de rang van Surgeon-Major, en van Suzan Pitt, née Lambe. Aubrey’s vader, Vincent Paul Beardsley (1840-1909) stamde uit een familie van juweliers uit Clerkenwell. Mede door ziekte (hij leed aan erfelijke TBC) oefende hij jarenlang geen beroepsactiviteit uit. Na het opbruiken van een kleine erfenis kon hij nog slechts nederige jobs vinden bij Londense brouwers. Aubrey’s moeder zag zich dan ook genoodzaakt lessen Frans en piano te geven om een minimaal inkomen bij te verdienen. De Beardsley’s leefden “in destitute circ*mstances”, aldus Sir Edmund Gosse. Zonder de steun van familieleden die voor huisvesting zorgden, of van beschermers zoals Lady Henrietta Juliana Pelham, hadden ze de bitterste armoede gekend. De jonge Aubrey groeide aldus op in een gedeklasseerd middle-class milieu: deelachtig en bepaald door burgerlijke waarden en conventies, doch materieel zogoed als in de onmogelijkheid het daaraan gekoppeld sociaal leefgedrag hoog te houden. Een sterke band verbond Aubrey en zijn zus Mabel (1871-1916), en beiden waren erg gesteld op hun moeder. Tijdens de vakantieperiode droegen ze bij tot het familiebudget door zang en voordracht of, in het geval van Aubrey, door het ontwerpen van menu’s, uitnodigingskaarten en andere efemeriden in de stijl van de bekende schrijfster van kinderboeken en ontwerpster van ornamenten Kate Greenaway (1846-1901). Door schoolkameraden werd Aubrey beschreven als gevat geestig en intellectueel vroegrijp, en ze herinnerden zich zijn “painfully delicate face”.6 In Past and Present, het magazine van de Brighton Grammar School, publiceerde hij humoristische tekeningen en gedichten. Hij speelde toneel en tekende bewaard gebleven karikaturen van het onderwijzend personeel. His caricatures of the masters were fully appreciated by them, a rare occurence in the lives of artists.7 Hij was een begaafde declamator, zanger en pianist. Muziek zou trouwens in zijn leven een belangrijke aanwezigheid blijven. Robert Ross, vriend en eerste biograaf van Beardsley getuigt:

6

Aldus Sir Charles Blake Cochran (1872-1951), toneelmanager en producer. Cf. B. READE & F. DICKINSON, op. cit., nrs. 103, 106. 7 Robert ROSS, Aubrey Beardsley, London, John Lane, The Bodley Head, 1909, p. 12.

14 He had a great knowledge of music, and always spoke dogmatically on a subject, the only one he used to say, of which he knew anything.8 Henri-Floris JESPERS (Wordt vervolgd)

Agenda ▲Onder de titel Plexus exposeert Frank J.M.A. Castelyns bij Queeste te Arnhem. Opening: 5 november, 14.00 – 17 u. 11-12 november; 18-19 november; 25-26 november (zelfde openingsuren, op andere dagen na telefonische afspraak). Queeste, Nieuwe Kade 10a NL 6827 AA Arnhem. Tel.: 026 4463338. ■ ▲Donderdag 9 november, t e 20 u. 96ste literaire avond DE MUZEVAL. Gastdichteres Rita de Pita. Inleiding Bart van Peer. Na de pauze Vrij poëziepodium, in goede banen geleid door Kaatje Wharton en Frans Vlinderman. Café De Muziekdoos, Verschansingstraat 63, 2000 Antwerpen. Organisatie Stichting Pipelines vzw. in samenwerking met Masereelfonds. Toegang gratis. Op donderdag 14 december is Philip Meersman gastdichter. ■

▲Dichter, dromer, vreemdeling - gedurende zijn lange leven was de rol van buitenstaander en artistiek zonderling Marc Chagall (1887-1985) op het lijf geschreven. Als jood, die het oude schilderverbod verachtte, als Rus die de vertrouwde zelfgenoegzaamheid overwon, als zoon van een arme familie die zich in de mondaine wereld van de kunstsalons in Sint-Petersburg en Parijs vestigde, was Chagall een soort reiziger tussen verschillende werelden. Zijn werk dat van een diepe gelovigheid getuigt en innig verbonden is met zijn vaderland, doet een nadrukkelijk beroep op het respect en de ruimdenkendheid van de toeschouwers ten aanzien van het vernieuwende in de kunst en de integratiedwang binnen de Westerse cultuur van zijn tijd. De Stiftung Christliche Kunst Wittenberg stelde in 2005 in het Altes Rathaus van het Duitse Wittenberg 48 religieuze werken van Marc Chagall tentoon. Deze expositie wordt nu integraal uitgeleend aan Beveren. Tot zondag 19 november 2006 in het kasteel Cortewalle te Beveren. Chagall en het Oude Testament – Marc Chagall – tentoonstelling van grafiek. Open op woensdag, zaterdag en zondag van 14 tot 17 uur; avondbezoeken op woensdag van 20 tot 22 uur. Op 24 november: opening van de overzichtstentoonstelling van het oeuvre van Jos Hendrickx (1906-1971). ■ ▲Het Cultureel Comité St.-Amandsberg viert 40 jaar werking. Vanaf 12 november loopt een tentoonstelling in de kapel op het Campo-Santo en op de Kapellenberg en in het CC De Vlier in het Groot Begijnhof te Gent/St.-Amandsberg. Beide tentoonstellingen bevatten werken van vroegere deelnemers, o.a. Roger Raveel, Jan Burssens, Pjeroo Roobjee, Jan Cox, Fred Bervoets, Johan van Geluwe, Luc van Soom, Jan Vanriet en Emiel Hoorne. ■ ▲Over woorden gesproken, de nieuwe bundel van Marcel van Maele, wordt op zaterdag 9 december om 20 uur in De Zwarte Panter voorgesteld. Roger M.J. de Neef leidt in en Marcel van Maele leest voor. Receptie aangeboden door Uitgeverij P. De Zwarte Panter, Hoogstraat 70-74, 2000 Antwerpen.■ ▲Vrijdag 22 december om 20 uur presenteert Hilde Keteleer de nieuwe dichtbundel van Bart Stouten, Happy Christmas. Receptie aangeboden door Uitgeverij P. De Zwarte Panter, Hoogstraat 70-74, 2000 Antwerpen. ■ Dit is exemplaar nr.

bestemd voor

De volgende aflevering verschijnt medio oktober.

8

Ib., p. 11.

15 Indien u de Mededelingen verder wenst te ontvangen, gelieve uw bijdrage tijdig te storten op rekeningnummer 320 – 0084130 – 04 ten name van C. Lantsoght © Henri-Floris Jespers, Antwerpen, en de auteurs. © Illustraties : RodeS, Brussel.

1

Mededelingen van het Centrum voor Documentatie & Reëvaluatie Vierde jaargang, nr. 82

20 november 2006

Redactiesecretariaat: Henri-Floris Jespers, Marialei 40, 2018 Antwerpen. [emailprotected]

Redactioneel Ter overweging wordt hier een lang citaat uit een interview met Wannes van de Velde aangereikt. Zijn draagwijdte reikt veel verder dan de anekdotiek. Lezen, overwegen, en niet vergeten! “Ne kleine mens is machteloos. Er worden beslissingen genomen boven onze hoofden. Met dat besef moet je iets doen. Ik kan liederen maken, schrijven, en vooral nadenken. Je moet je weg zoeken. Zo lucide en sereen mogelijk voortgaan. Wat niet gemakkelijk is omdat je in een wereld staat die je bombardeert met zijn mediocriteit en platitudes. De huidige samenleving vind ik zeer vulgair en agressief. […] Ik heb veel talenten maar ja: het is vooral er heel koppig mee bezig zijn. Omdat de dingen die je doet in het geijkte patroon geen plaats vinden. En je moet er

2

geld voor over hebben want je verdient er niks mee. Van mijn muziek heb ik nooit kunnen leven. Ik heb ook al die jaren moeten werken zonder een echt statuut. Dan ging ik schrijven of lesgeven om mijn brood te verdienen. En dat zingen, dat doe je... (denkt na) omdat je niet anders kunt. Omdat ik plots zag: hier kan ik iets in kwijt. Hier kan ik de wereld mee aanraken, dat vreemd fenomeen dat mij omringt met al die mensen. En misschien kan je door die wereld aan te raken op zo'n moment wel iets begrijpen van het waarom... Want er zijn mensen die stellen: “Het leven an sich heeft geen zin. Maar wat je er mee doet, dàt kan zin hebben.” Met die opmerking ben ik akkoord. Zin geven dat kan de mens wel, maar dan moet hij er heel veel moeite voor doen.” Overigens is de cartoon van huistekenaar RodeS ook al het overwegen waard… ■

Necrologisch Bernard Frank Op vrijdag 3 november werd de Franse essayist en chroniqueur Bernard Frank te Parijs op slag neergebliksemd door een hartinfarct. Hij was met een vriend (een arts, ironie van het lot) over politiek aan het praten in een restaurant van het achtste arrondissem*nt, dicht bij het appartement aan de rue du Faubourg-Saint-Honoré, dat hij ter beschikking had gekregen en waar hij sinds enkele jaren alleen woonde. Nous mourrons tous du cœur, un jour ou l'autre. Mais le cœur n'est pas notre préoccupation. Un cœur qui flanche, c'est la belle mort. In het begin van de jaren vijftig gold Bernard Frank als een wonderkind. In 1951 trekt hij de aandacht van Jean-Paul Sartre (1905-1980), die hem een tribune geeft in Les Temps Modernes. De jonge, onbekende schrijver wordt aldus prompt gepromoveerd tot literair criticus van het destijds toonaangevende tijdschrift. In een ophefmakende kroniek zet hij in december 1952 enkele rechtse, schijnbaar frivole jongere schrijvers in de kijker, onder de noemer, ‘les hussards’: Roger Nimier (1925-1962), Antoine Blondin (1922-1991) en Jacques Laurent (1919-2000). In Géographie universelle (1953), een onvolprezen ego-document, slaagt Frank meteen de onnavolgbare toon die zijn handelsmerk werd. De verhouding van de aankomende jonge literaire censor tot Sartre – en vooral tot ‘de familie’ – wordt echter gaandeweg korzeliger. De eerste roman van Frank, Les Rats (1953), waarin hij een treffend portret van Sartre schetst en terloops gewag maakt van ‘l’étrange solipsisme des temps modernes’, wordt in TM afgekamd door Jean Cau (1925-1993), de persoonlijke secretaris van Sartre, die vaker met de lastige karweien opgezadeld werd. Enkele jaren later, in 1958, rekent Frank publiekelijk af met Sartre, en vooral met Cau (La Panoplie littéraire en Le Dernier des Mohicans). Zowat tien jaar later begon Frank te schrijven aan Un siècle débordé (Paris, Grasset, 1970). Dit fascinerend boek, een eigenzinnige en stimulerend amalgaam van haarscherpe herinneringen en tijdsgebonden mijmeringen, vat aan met een indringende afrekening met de befaamde en beruchte Antimémoires van André Malraux (1901-1976). Het boek bevat harde, soms wrede maar altijd flamboyante en ironische bladzijden over Malraux, Emmanuel d’Astier de la Vigerie (1900-1969),

3 Sartre, de nouveau roman, het gaullisme, uitgevers…, en nooit toont Frank zich kleingeestig of rancuneus. Ook tegenover zichzelf hanteert hij een soms vernietigende maar altijd heilzame ironie. Hij weet dat stilistische zwier en cynisme, of wat er voor moet doorgaan, vaak inhoudelijke armoede verbergt, en hij is steeds briljant – maar nooit dom, zelfs niet wanneer hij zich (zelden) laat (mis)leiden door eigen vooroordelen. In de trefzekere en vaak verrassende aantekeningen van deze superieure dilettant valt meer literair inzicht te rapen dan in vele traktaten van met onderscheidingen behangen collega’s, titularissen van talrijke verdroogde ezelsvellen. Frank bekende in Le Dernier des Mohicans dat hij niets anders kan dan zijn eigen geschiedenis neer schrijven, noteren wat hem plotseling is ingevallen. Hij doorbreekt fluisterend en vaak op schichtige toon de gangbare gemeenplaatsen en dominante meningen. Wellustig en virtuoos zwervend in het labyrint van heden en verleden. Dat belet niet dat hij hoffelijk gemeen kon zijn – en dodelijk sec. Tien jaar later verscheen Solde (Paris, Flammarion, 1980), net als Un siècle débordé een hybriede maar harmonieuze kruisbestuiving tussen intimiteit en Geschiedenis met een hoofdletter. De belangrijkste slachtoffers van Franks verve zijn nu o.m. Aragon, Jean d’Ormesson, het uitgeversgeslacht Gallimard, de weekbladen L’Express en Le Nouvel Observateur. En eens te meer schrijft hij mine de rien briljante preludes weg (over Montaigne, Diderot, Flaubert, Proust, Malraux en Laforgue…), hoofdstukjes uit die geschiedenis van de Franse literatuur die hij zijn leven lang kwistig wegmompelde. Solde wordt in 1981 bekroond met de Prix Roger Nimier, Frank wordt herontdekt. Hij schrijft ongedwongen en grillige kronieken, eerst in Matin de Paris, vanaf 1985 in Le Monde en dan vanaf 1989 tot aan zijn dood in Le Nouvel Observateur. Zijn boeken worden heruitgegeven, zijn kronieken gebundeld. Hussards & Grognards (1989), Rêverie (2001), Les Rues de ma vie (2005) en Promenades (2005) verschijnen bij een uitgever met de heel toepasselijke naam: Le Dilettante. Het publieke overlijden van Bernard Frank was net het orgelpunt van een van die romans die hij niet wilde schrijven. De fijnproever en amateur van wijnen uit de Bordeaux sterft in een restaurant; de chroniqueur die schrijft net of hij een ongedwongen maar beschaafde conversatie met zijn lezer voert, overlijdt tijdens een gesprek met een vriend. Een gesprek over politiek nog wel – hij, die de druk van de geschiedenis en de drukte van de actualiteit node aanvoelde, hij, die tot geen school of partij (laat staan een al dan niet ‘correcte’ sekte) gerekend kon worden. Schrijver-diplomaat Henri-Hugues Lejeune (aan wie L’Illusion comique opgedragen is), publiceerde eind oktober een biografie van zijn levenslange vriend (Un vieil ami, Paris, Robert Laffont, 2006). Frank schreef een post-scriptum waarin te lezen staat: À mon âge, il n'y a plus que la mort qui compte et la chose semble si naturelle qu'on a presque honte d'en parler. [...] Tout ce que j'avais à dire est dit. Et même redit avec un certain talent, si je peux m'autoriser cette vaniteuse réflexion.On n'a plus besoin de moi. Ik ben het met hem roerend oneens – althans wat de laatste zin betreft.

■ Bertrand Poirot-Delpech Zoals uit zijn naam al blijkt, heeft Bertrand Poirot-Delpech familiale wortels in de Vogezen en Montpellier. Hij werd op 10 februari 1929 geboren te Parijs, waar hij aan betere onderwijsinstellingen studeerde, het Stanislascollege en het lyceum Louis-le-Grand. Hij kwam als 22-jarige in dienst bij de

4 kwaliteitskrant Le Monde, waar hij de universitaire rubriek voor zijn rekening nam (1951-1955), de verslaggeving van de grote rechtszaken (1956-1959) en, als opvolger van Robert Kemp, de toneelkritiek (1960-1972). In 1972 volgde hij Pierre-Henri Simon op als feuilletonschrijver bij Le Monde des Livres. Zijn wekelijks artikel onderaan de eerste pagina bleef jarenlang een blikvanger. Van 1989 af publiceerde hij wekelijks een bijzonder lezenswaardige vrije kroniek. Poirot-Delpech was voorzitter van het Syndicat de la critique dramatique (1970-1972) en lid van het leescomité van de Comédie Française. Hij publiceerde toneelkritieken in de eerbiedwaardige Nouvelle Revue Française en werkte mee aan de bewerking voor film of televisie van o.m. zijn eigen Grand Dadais, van Le Cocu magnifique van Fernand Crommelynck, van Samson van Henri Bernstein en van werk van Dostoévskij en William Faulkner. Naar het einde van zijn leven stelde hij zonder spijt maar met ontnuchtering en enige bitterheid vast, dat hij veel geschreven had over anderen, waardoor zijn eigen werk in de verdrukking kwam. Voor Le grand Dadais kreeg hij in 1958 de Prix Interallié, en La Folle de Lituanie, onbetwistbaar zijn beste en nog beslist lezenswaardige roman, werd bekroond met de Grand prix du roman de l’Académie française. Bertrand Poirot-Delpech was een onbevooroordeelde en gewetensvolle, nooit voorzichtige maar altijd beleefde criticus. Hij was een vrije geest, die op zijn manier scherp uit de hoek kon komen, wat hem zelden kwalijk genomen werd. Of zijn kritieken de lakmoesproef van de bundeling kunnen doorstaan, blijft de vraag. Maar hij bepaalde mee, jarenlang, het beeld van de hedendaagse Franse literatuur, waar hij van doordrongen was. Hij was een connoisseur, “un homme de bonne compagnie”, en werd dan ook verkozen tot lid van de Académie française, waarvan hij de vergadering trouw bezocht. Sinds 2003 kon hij er dus oud-president Valéry Giscard d’Estaing ontmoeten, tegen wie hij in 1976 Tout fout le camp publiceerde, een virulent pamflet onder de schuilnaam Hasard d’Estic. Hij overleed te Parijs op 14 november. ■

Dagboek Leven in de wereld van Kafka en Willink Ik heb een ontredderende nachtmerrie gehad. Samen met mijn overleden vrouw, die met vrienden op stap was geweest en zich licht beneveld woelde, wandelden we in een soort spookstad van de ene Gentse kerk naar de andere en toch was die stad allesbehalve Gent. Een troosteloos, grijs, kil en desolaat oord dat mij deed denken aan bepaalde schilderijen van A. C. Willink. Tijdens die wandeling vertelde mijn vrouw me vrij opgewonden over haar belevenissen van die dag. Buiten de kerken zagen we geen andere gebouwen of mensen. Ik had hevige dorst, maar een café was nergens te bespeuren. De opwinding van mijn vrouw sloep op mij over en ik kreeg een felle drang om met haar te vrijen. Daar kwam echter niets van terecht. Ik voelde me verward en ondersteboven en toen schoot ik wakker, nog volledig in de ban van die akelige droom die mij evenzeer deed denken aan de werken van Franz Kafka: een angstwekkend gevoel van onmacht. Uren nadien bleven die beelden mij achtervolgen. Ze ‘spookten’ letterlijk door mijn hoofd en ik voelde me totaal stuurloos. Ik had geen

5 lust in ontbijten. Later kreeg ik niet eens trek in een middagmaal en ’s avonds at ik evenmin. Urenlang dwaalde ik als een slaapwandelaar door mijn appartement en ik kreeg mezelf niet onder controle. Ik poogde verstrooiing te zoeken, maar dat lukte niet. Ik voelde mij onzeker, radeloos en verslagen, zonder energie om te reageren. Ik trachtte wat te lezen en mijn oog viel op een bericht in een tijdschrift. Het was alsof ik werd aangezogen door die tekst over een informatieavond betreffende het omgaan met hooggevoeligheid bij jezelf. In het commentaar over die manifestatie las ik wat een ‘Highly Sensitive Person’ (HSP) eigenlijk is en meteen wist ik dat zulks bij mij onbetwistbaar het geval is. De kenmerken waren overduidelijk: heel gevoelig voor indrukken uit de buitenwereld, perfectionistisch, intens nadenkend en tijd nodig om die indrukken te verwerken, vatbaar voor overprikkeling, behoefte om zich terug te trekken en af te schermen van een overrompelende wereld, zeker, ondanks alles, niet asociaal, wel integendeel, en zeer gevoelig voor subtiele nuances in lichaamstaal en stemmingen van anderen, bovendien beschikkend over een goede intuïtie. Alles klopte als een bus. Ik heb bijgevolg mijn best gedaan om over die HSP iets meer te vernemen en wacht nu op de resultaten. Maar daarmee was mijn gevoel van lamlendigheid niet verdwenen. En het bleef maar duren. Ik kreeg mezelf niet in de hand. En ook de dag nadien voelde ik mij rot. Voeg daaraan toe dat ik overmand werd door verdriet over alles wat ik heb verloren, over de talrijke narigheden die ik heb meegemaakt, over het teloorgaan van de bindingen met mijn vroeger leefmilieu, over de onophoudelijke pijnen van diverse aard die mij kwellen, over het alleenzijn, over mijn angst voor de toekomst, enz., enz. Het was zoals ik het beleefde in de weken die volgden op de dood van mijn vrouw toen ik serieus met zelfmoordplannen rondliep en mij volledig neerslachtig en overbodig voelde. Als Freud gelijk had toen hij beweerde dat dromen in vele gevallen gevoed worden door het onbewuste en het onderbewustzijn, dan is het duidelijk dat ik een gemakkelijke prooi ben voor de ‘duivels’ uit een wereld waarover ik niet de minste macht heb. Daarenboven ben ik wellicht slachtoffer van allerhande verdringingen van het verleden en zelfs van mijn hedendaags bestaan. Waarom ik dit alles neerschrijf? Gewoon om mij schrijvend af te reageren en mij te bevrijden van die folterende gevoelens en gedachten. Meer zelfs. Om later, als ik precies weet wat men bedoelt met die HSP, een basis te hebben om erover na te denken en bepaalde besluiten en beslissingen te nemen of het althans te trachten. En ook wel om hen, die deze tekst lezen, stof te geven om zich over een en ander te bezinnen. Rik LANCKROCK (Gent, einde oktober-begin november 2006)

Aubrey Beardsley en het fin-de-siècle (II)

6 In juli 1888 verlaat Aubrey de school en gaat in Londen als klerk werken bij een architectenbureau en, in 1889, bij de Fire and Life Assurance Company. In de herfst van 1889 – hij is pas zeventien – wordt hij onherroepelijk geconfronteerd met de fatale gevolgen van zijn ziekte: hij begint bloed op te geven. Uit deze depressieve periode van relatieve inactiviteit dateren een aantal tekeningen geïnspireerd door werk van Antoine François, abbé Prévost d’Exiles, Alexandre Dumas Fils (La Dame aux Camélias), Alphonse Daudet, Gustave Flaubert, Honoré de Balzac en Jean Racine.1 Uit die keuze blijkt de belezenheid van de jonge kunstenaar en zijn voorliefde voor de Franse literatuur die hij in de oorspronkelijke taal las. In de loop van 1891 geraakt hij over het dieptepunt van de crisis heen, en herwint hij het geloof in eigen krachten. Het was in dat jaar dat hij kennis maakte met Edward BurneJones en Oscar Wilde. Op zondag 12 juli 1891 bracht Beardsley onaangekondigd een bezoek aan Edward Burne-Jonges (1833-1898) die toen op het hoogtepunt van zijn roemrijke carrière stond. Aanvankelijk sterk beïnvloed door Dante Gabriel Rossetti, stoelde de ontplooiing van zijn talent in toenemende mate op het werk van Mantegna, Botticelli en Michelangelo. Burnes-Jones, die in 1894 met de titel van baronet in de adelstand verheven zou worden, reageerde doorgaans ontwijkend of nietszeggend op werk dat hem veelvuldig door jonge kunstenaars ter beoordeling voorgelegd werd. Beardsley echter gaf hij meteen alle denkbare aanmoediging mee om zich te vestigen als professionele kunstenaar. Die zondag was Oscar Wilde met zijn vrouw Constance en hun beide kinderen Cyril en Vyvyan bij Burne-Jones aanwezig. Hij reed Aubrey en diens zus Mabel naar huis. Ze werden vrienden. Richard Ellman wijst op het beslissende karakter van deze ontmoeting: It was perhaps under Wilde’s influence that Beardesley’s style became more satirical and sinister. He would say later that he had created Beardsley, and perhaps he had.2 Uit een brief van Beardsley aan de acteur, schilder en kunstcriticus George Frederick Scotson-Clark (1872-1927), een schoolvriendje uit de jaren op de Brighton Grammar School, blijkt alleszins dat de ontmoeting met “the Immortal” Burne-Jones niet zonder gevolg was: Is he not gentle & charming… I enclose a sketsch made a few days after I saw him… I am just now enthused to the highest degree about pictures… studying the life & works of Mantegna, who has inspired Burnes-Jones all along.3 Die belangstelling voor de Renaissance in het algemeen en voor Mantegna in het bijzonder werd met de jaren een obsessie. In de kamer van Hotel Cosmopolitan te Menton waar Beardsley stierf, was een wand, zo blijkt uit een foto, haast geheel bedekt met reproducties en gravures van Mantegna en zijn school. Eveneens in 1891 trok Beardsley de aandacht van William Howard Aymer Vallance (1862-1943) die tot de kring rond Williams Morris behoorde, over wie hij later een aantal boeken zou schrijven. Vallance kwam zozeer onder de indruk van Beardsley’s tekeningen dat hij een ontmoeting met Morris

1

Aymer VALLANCE, List of Drawings by Aubrey Beardsley, in: R. ROSS, op. cit., pp. 64-66. Richard ELLMANN, Oscar Wilde, London, Hamish Hamilton, 1987, p. 290. Zoals vaker in deze overigens voortreffelijke biografie die relatief nieuw materiaal aanreikt en integreert, wordt Wilde’s rol en invloed wellicht ook hier wat overroepen. Ellmann identificeert zich zozeer met het onderwerp van zijn boek dat alles al te zeer bekeken wordt door wildeaans getinte glazen… 3 B. READE & F. DICKINSON, op. cit., nr. 138. 2

7 regelde. De meester zag echter niets in de hem getoond tekeningen en weigerde Beardsley te betrekken bij de producties van de Kelmscott Press, ook niet na tussenkomst van Wilde. William Morris (1834-1896) belichaamde zowat alle soms tegenstrijdige aspecten van de prerafaëlitische beweging waarvan hij met Dante Gabriel Rossetti en John Ruskin een van de boegbeelden was. De terugkeer naar de (grotendeels imaginaire) schilderkunstige en literaire principes die, zo meenden ze toch, de kunst beheersten voor de komst van Rafaël, hield een reactie in tegen het veranderde wereld- en maatschappijbeeld. De industriële revolutie, met haar moordende concurrentiestrijd, haar verstikkend sociaal conformisme en schaamteloos arrivisme, bracht immers een kern van denkers en kunstenaars ertoe terug te grijpen naar een fors geïdealiseerd beeld van de milde middeleeuwen, die verheerlijkt werd als een tijd van sociale, religieuze en artistieke harmonie en bijgevolg model moesten staan voor een Europese hergeboorte. Pour ces peintres… l’idée du Beau était inséparable d’une société réformée. Ils inventèrent donc un Moyen-Age mystique et socialiste, auquel ils prêtèrent toutes les vertus qu’ils avaient vainement cherchés dans l’ère victorienne. Ils espéraient régénérer la société en épurant son décor des vulgarités industrielles...4 De conditio sine qua non voor de wederkeer van de schoonheid op aarde is de invoering van een rechtvaardiger en waardiger sociaal bestel, aldus Morris. Hij propageerde dan ook een profetisch, ietwat anarchistisch socialisme, en stelde zijn leven in het teken van dat apostolaat. Hierbij zag hij de heropleving van de toegepaste kunst en design als het middel bij uitstek om artistieke klassentegenstellingen op te heffen. Om sociale veranderingen te bewerken en maatschappelijke verantwoordelijkheid op te nemen, moet de kunstenaar zich toeleggen op sierkunsten en ambachten, op toegepaste kunsten in het algemeen, om aldus ook de meest eenvoudige en dagelijkse voorwerpen deelachtig te maken aan een allesdoordringende esthetica. Door de beoefening van decoratieve kunst – de socialisatie van de persoonlijke stijl – vindt het individu opnieuw aansluiting bij de gemeenschap: de kunst wordt uit de musea gehaald en op straat gebracht. De sociale roeping van de kunstenaar komt tot uitdrukking in gebruiksvoorwerpen. William Morris, John Ruskin, Walter Crane e.a. zullen met deze archaïserende, anders-gaan-levenachtige en zwaar ethisch beladen opvattingen, een immense invloed uitoefenen, niet alleen op de vormentaal, maar ook op de geest van de Art Nouveau en, par personnes interposées (o.m. via Victor Horta en Henry van de Velde) merkwaardig genoeg ook op de met het historicisme brekende moderne architectuur.5 De eerbied voor en de liefde tot het eerlijke, authentieke materiaal bewoog Morris tot de oprichting in 1890 van de Kelmscott Press. Niet alleen deze royale drukken, maar ook bijv. Morris’ behangpapier beïnvloedden in hoge mate de Art Nouveau-ornamentiek.

4 Philippe JULLIAN, Esthètes et magiciens. L’art fin de siècle, Paris, Librairie académique Perrin, 1969, p. 30. 5 Van de Velde’s Déblaiement d’art (1894), stond helemaal in het teken van Morris’ en Ruskins theorieën. Over Morris publiceerde hij substantiële artikels in La Société Nouvelle et L’Avenir social (1898). Cf. Eveneens Henry VAN DE VELDE, Geschichte meines Lebens, München, Piper Verlag, 1986. Over Van de Velde en Morris: Emmanuel DE BOM, Nieuw Vlaanderen. Kunst en leven, Brussel/ Amsterdam, De Wilde Roos/Ontwikkeling, 1925, pp. 44-54; Herman TEIRLINCK, Henry van de Velde, in: Nieuw Vlaams Tijdschrift, XI (1957), nr. 11, pp. 1186-1192.

8 Naast Burne-Jones en William Morris werd Beardsley in 1891 ook nog geconfronteerd met James MacNeill Whistler en, in het bijzonder met diens legendarische Peaco*ck Room die hij tijdens de zomer kon bezoeken, en waar hij bepaalde ornamenten en motieven aan zou ontlenen, zoals bijvoorbeeld blijkt uit The Peaco*ck Skirt.6 In de herfst van datzelfde jaar 1891 ging Beardsley voor een jaar een avondcursus volgen aan de Westminster School of Arts – de enige academische opleiding die hij ooit genoot. Een scherpe sensibiliteit staat hem schijnbaar moeiteloos in staat zowel de academische traditie als “l’air du temps” te vatten, snel en grondig te assimileren en tot synthese te brengen in verrassend nieuwe scheppingen. Op 14 februari 1892 maakte de jonge tekenaar kennis met Robert “Bobbie” Baldwin Ross (1869-1918), kleinzoon van de eerste premier van Upper Canada, zoon van de procureur-generaal aldaar. Bobbie vestigde zich in 1889 te Londen waar hij als literair journalist en kunstcriticus werkzaam was. Hij was een intelligente, geestige en mondaine hom*o die een kapitale rol zou spelen in het leven van Oscar Wilde. Na de dood van “dear Oscar” zou hij diens literaire nalatenschap met veel schranderheid beheren. Ook Aubrey heeft veel van zijn postume roem te danken aan Bobbie, wiens essay over de tekenaar van Salomé nog altijd beschouwd wordt als een van de beste publicaties over de tekenaar. De gevoelig registrerende Bobbie zou zich later zijn eerste ontmoeting met de even jonge Aubrey levendig herinneren. In het portret dat hij haast tien jaar na Aubrey’s vroegtijdige dood schreef, klinkt nog altijd iets door van prille ontroering en bewondering. Hij beschrijft de bedeesde en zenuwachtige Beardsley, die toen al weliswaar zelfbewust was, doch zonder de ongedwongenheid en het intellectuele zelfvertrouwen die hij later zo vanzelfsprekend kon ten toon spreiden. Bobbie bekent dat hij nauwelijks aandacht kon opbrengen voor de tekeningen, zozeer werden ze overschaduwd door de jongensachtige, innemende, fascinerende, vreemde doch ondanks alles ongesofistikeerde persoonlijkheid van de maker. His rather long brown hair, instead of being “ébouriffé”, as the ordinary genius is expected te wear it, was brushed smoothly and flatly on his head and part of his immensely high and narrow brow. His face even then was terribly drawn and emaciated... He grew less shy after half an hour, becoming gayer and more talkative. Beardsley’s sociale charme was kennelijk onweerstaanbaar, mede door zijn levenslustige verschijning – “he always had a most delightful and engaging smile both for friends and strangers” – en zijn totaal gebrek aan opdringerigheid: He made friends and remained friends with many for whom his art was totally unintelligible. Social charm triumphed over all differences. He would speak with enthusiasm about writers and artists quite out of sympathy with his own aims and aspirations. He never assumed that those to whom he was introduced either knew or admired his work. His character was brisk and virile to an extravagant degree.

6

R. SCHMUTZLER, op.cit., pp. 21-25; Hesketh PEARSON, The Man Whistler, London, Methuen & Co, 1952.

9 En wanneer hij dan toch vijanden maakte, dan was het omdat hij weigerde te functioneren binnen kringen voor wederzijdse bewieroking of afkerig was artistieke of literaire cliques of coterieën te steunen.7 Henri-Floris JESPERS (wordt vervolgd)

Hier is ‘em terug! Dinsdag 14 oktober kreeg Wannes van de Velde het eerste exemplaar van zijn nieuwe CD, In de maat van de seizoenen. Dat gebeurde in de nokvolle grote zaal van het Wereldculturencentrum Zuiderpershuis te Antwerpen, ter gelegenheid van een concert voor vrienden en collega’s. “Hier is hem terug, hier is hem terug, hier is de zanger, met zijn stem en zijn verhaal. ‘Ne muzikalen Don Quichot van alle landen, op zijnen doortocht langs de kronkels van de taal.” Het was tien jaar geleden dat Wannes bij HKM Records Een verzameling uitbracht. Sindsdien is er heel wat gebeurd in het leven van de zanger. Toen, op het einde van het mythische jaar tweeduizend, het lot (ik wil het geen noodlot noemen) leek te hebben beslist dat het nu maar eens uit moest zijn met de schone liedjes, heb ik er ernstig over gedacht mijn lier voorgoed in de wilgen te hangen. Was veertig jaar zingen niet genoeg geweest? Maar de roep van het podium liet me niet met rust, en toen me schoorvoetend werd gevraagd of ik in de eerste maanden van 2006 misschien weer eens een tourneetje zou willen maken, heb ik ja gezegd. Langzaam aan, naarmate de repetities met mijn collega’s vorm aannamen en steeds meer sfeer verwierven, drong ik opnieuw door in een wereld die wispelturige demonen me hadden willen ontzeggen. Ik nam revanche, waagde de sprong zonder vangnet die je neemt wanneer voor de honderdste of de duizendste keer de zaallichten doven. Ik deed dat niet alleen: mijn kompanen sleurden me mee in wat uiteindelijk In de Maat van de Seizoenen is geworden, ons nieuwe programma, waarin we, op een natuurlijke manier, onvermoede mogelijkheden konden aanboren en nieuwe wegen bewandelen. En hier zijn we dus terug, ‘hier zijn we terug met onze moed en onz’ twee handen’, met onze bas, onze violen en gitaren, dat tapijt van vierentwintig snaren waarop mijn stem zal kunnen vliegen waarheen ze maar wil. De CD bevat nieuw repertoire en enkele oude(re) liedjes van Wannes begeleid door zijn vaste groep: Gilberte van den Plas (viool), Stefaan Wellens (altviool), Jan Wellens (gitaar) en Ben Faes (contrabas), zestien nummers, waaronder Boontje, Charleroi, Voor de deur van de Taverne. En die ijzerscherpe Nederlandse (Antwerpse) creatieve versie van Bob Dylans Masters of War, in een arrangement van Stefaan Wellens, Oorlogsgeleerden: Crepeert voor mijn paart, en liefst nog vandaag, en ik volg uw kist, liever rap als te traag, en ik zal u zien zakken in de vredige grond, en ik schrijf op uw graven: ‘gevaarlijken hond’. Wannes is terug. En of! Met zijn beheerste woede, naakte luciditeit en ogenschijnlijk zachte onverzoenlijkheid, vlijmscherp en teder, poëtisch en hekelend, de belichaming van talent en vakmanschap. Je zou bijna een hopeloos versleten woord in de mond nemen: authenticiteit. De nokvolle zaal was kennelijk geëmotioneerd door zijn overrompelende présence, ondersteund door een schijnbaar moeiteloos gesmeerde muzikale machinerie. Een memorabele avond, besloten met een bewogen ovatie. & Oorlogsgeleerden, actueler dan ooit: elke dag uitzenden. ■ 7

R. ROSS, op. cit., pp. 15-19.

10

Column Insomnia Jantje zag eens pruimen hangen……

Ja, ja, Jantje heeft al zoveel pruimen gekregen dat hij een

indigestie heeft. Hoe laat is ‘t aan den tijd? Het is guur en ‘t is vier uur. Niet alleen Jantje heeft een indigestie. Ik ook heb echt te veel gegeten. Ik heb gezondigd tegen het vijfde gebod. (Alleen met onmatigheid, haat, nijd en ergernis, daar doe ik niet aan.) Morgen begin met vermageren. Ik weet het, dat zeg ik al maanden, maar ma, ik kan het, ma, ik kan het, echt, ma, echt ik kan het. Wat zou hier nu de schuld van zijn. Toch niet mijn lekkere bananensoepje: Men neme een ajuin, een zoete, dus zonder tranen en fruit hem in de boter tot hij glazig is. Roer er bloem en een eetlepel currypoeder door, en roer af en toe. Voeg er dan de bouillon aan toe en laat het geheel zachtjes pruttelen tot alles gaar is. Breng op smaak met peper en zout en misschien een beetje kurkuma om een mooie gele kleur te bekomen. Snijd de banaan in plakjes en laat ze mee heet worden. Garneer met ringetjes pijpajuin en eventueel geroosterde amandelsnippers. Misschien toch een beetje zwaar? Ook voor een geoefende goede eter? Het is stil, alle geluid dat nog van verre sprak verstierf. Nee, nu hoor ik toch een heer die de straat opgaat en een heer die de straat afgaat en nu rennen de ratten rennen de ratten achter hen aan. Het zouden ook al beter schaapjes zijn, maar die rennen nooit, die springen over een hekje. Maar ik heb geen schermpje in mijn hoofd en ik ga om te kunnen schaapjes tellen niet opstaan om te kijken of de schaapjes op Arte nog haasje over springen. Trouwens ik ben er nooit in geslaagd om ze te tellen. Nu slapen. Nu dus. Nu. Nee zo lukt dat natuurlijk niet. Dan maar weer iets anders: vanmorgen ijlt mijn tuinman wit van schrik… Nee; hij is vannacht al drie keer over en weer geweest naar Ispahan en het paard is volledig uitgeput. Dat zal nu wel slapen.Wat nu. Koppelstock is al wel vijf keer over en weer gevaren, zijn armen zijn bijna lam, hij kan gerust gaan slapen, den Briel is gered. Natuurlijk kan het niet mijn soepje alleen geweest zijn, misschien komt het wel door mijn zelfgebakken broodpudding. Ik had zoveel broodproducten en ik wou daar eens iets lekkers mee doen. Een goed recept op Google gezocht. Ik was al halfweg toen ik zag dat het van mijn gehate kok was. Ik heb het dus vanzelfsprekend niet letterlijk gevolgd. In plaats van 500 gr oud brood heb ik beschuiten, matse en peperkoek gebruikt. Dat heb ik allemaal in 1,8 liter melk laten weken en een vanillestokje, wat kaneel, gedroogde abrikozen en een hele kwak rozijnen toegevoegd. En johoho en een fles rum. Een ferme geut dus. Alles goed gemengd. De kleur deed me toen denken aan niet nader te noemen lichaamsvochten, dus deed ik er maar een ferme scheut bruine kandijsuiker in, maar toen trok het weer op andere lichaamsvochten. Dan maar alles in een goed ingevette tulband 45 minuten een warme oven in. Het zag er schitterend uit. Echt waar, goed gelukt. Maar de matse maakte het wat flauw, dus met veel marmelade en brokjes chocolade was het heel lekker. Me dunkt, ik proef er nu nog van. Nu ga ik toch echt slapen. Oogjes dicht en snaveltje toe. Nu. Slaap! Lukt niet. Waar zou ik nog eens aan kunnen denken. Een beetje zingen, zonder stem, misschien. Genitum non factum,

11 consubstantialem Patri (hé, ik versta dat ineens, [had Joyce het daar niet altijd over, was het in

Ulysses, of in The Portrait], zo leer ik nog vanzelf Latijn) per quem omnia facta sunt. Qui propter nos homines, et propter nostram salutem decendit de caelis. Hier zit ik strop. Wat doe ik nu? Toch maar opstaan en meteen opzoeken, de missaal ligt naast mijn bed en ik kan zonder licht naar de logeerkamer sluipen. Geïnstalleerd. Zoeken bij de gekreukte blaadjes. Hier Credo. Et in unum Dominum… Deum de Deo… Ah, hier: et incarnatus est. Ja, maar als er nu van vlees gesproken wordt krijg ik honger, dan maar verder kijken. Wat zie ik hier: Asperges me! Ik geef het op. Ik denk dat ik maar eens ga nadenken wat ik morgen voor lekkers ga klaarmaken. Iedereen weet dat vermageren met een aanloopje gaat. Dus morgen alles opmaken. Er ligt nog een hele lekkere bloedworst klaar. Eerlijk, nog nooit zo’n mooie bloedworst gezien. Ze bloost, ze staat strak gespannen in haar vel. Nee, ze doet me alleen maar denken aan een lekkere bloedworst, om zo in te bijten. Dus aan het ontbijt ga ik er niet aan kunnen weerstaan: ik ga er het mietske afsnijden, velletje eraf en dan proeven met gesloten ogen en lang wachten met doorslikken. En voor avondeten maak ik dan sint Jacobsschelpen Even aangebakken in echte boter en de bloedworst in schijfjes gesneden, velletje eraf (ja, echt worstevel!) en zachtjes gebakken in eigen vet. Ietsje curry en room bij de saus. Ja, ik meende het van dat vermageren. Ik begin morgen. Het is nu 5 uur. Ik heb mijn ogen wel niet open maar nu beginnen ze geloof ik toch dicht te vallen. Nu slaap ik toch bijna echt. Kom, nog één keer. Jantje zag pruimen hangen…..wou plukken……mocht niet…..was braaf……kreeg hoed vol .............. MARGA Met hartelijke dank aan, 'in order of appearance': J.C Bloem, Hieronymus van Alphen, P.C Boutens, Multatuli, Jan de Wilde, Willem Kloos, Paul van Ostaijen, Remy van de Kerckhoven, Pieter Nicolaas van Eyck, A.J Schoolman, Kapitein Haddock, Mijnheer de Uil, Koning David, Jerommeke.

Misdaad loont ▲Met Duivels offer, haar eerste Ignatzroman, won Mieke de Loof (°1951) in 2004 de Hercule Poirotprijs. In De Volkskrant bestempelde Ineke van den Bergen de roman als “een parel van het kwaad”. Fred Braeckman en John Vervoort waren het roerend eens: de eerste had het in De Morgen over een “fascinerende korte thriller…een heel ongewone en misschien wel een van de origineelste die de laatste jaren in Vlaanderen is geschreven”, de tweede bestempelde Duivels offer in De Standaard Letteren als “originele en hoogst on-Vlaamse historische thriller”, “de grootste verrassing van het jaar”. Het boek is ondertussen aan zijn derde druk. Thans pakt Mieke de Loof met haar tweede Ignatzroman, Het labyrint van de waan, door John Vervoort terecht uitgeroepen tot “de origineelste Vlaamse thriller van dit najaar” (De Standaard Letteren, 27 oktober 2006). Het verwonderde wel niemand dat het boek prompt genomineerd werd voor de Hercule Poirot-prijs. & Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog krijgt jezuïet en geheim agent Ksaveri Ignatz von Oszietsky opnieuw een moeilijke opdracht van de Compagnie, uiteraard in ijltempo te klaren. Hij moet de katholieke integralisten een fatale slag toebrengen door documenten met betrekking tot hun geheim genootschap, het Sodalitium Pianum (SP), koste wat het kost te bemachtigen. Het Wenen van de Dubbelmonarchie, die het kader vormt van Duivels offer, werd nu gereduceerd tot een huis-clos (letterlijk), nl. een gekkenhuis, de befaamde Heil- und Pflegeanstalt für Nerven- und Gemütskranke Steinhof. In die “gouden kooi” van Europa, waar miljonairs van over de hele wereld de zwarte schapen van de familie dumpen, gaat Alphonse Jonckx fondsen werven en kapitaalkrachtige leden ronselen voor het SP. Die advocaat aan de balie van Gent heeft de slechte gewoonte om kapitale SPdocumenten overal met zich mee te sleuren. De overste van Ksaveri Ignatz geeft hem dus opdracht in het gekkenhuis te infiltreren. “Hoe geraak ik daar binnen?” “Dat zal ons weinig problemen opleveren. Buiten geraken is de kunst.” (p. 14)

12 Binnengeraken? Daar zorgt de S.J. wel voor. “Wacht in Wenen, we zullen je wel weten te vinden.” “Voor de gezondheidskuur.” (p. 19) En ja, een in elkaar geslagen en aan amnesie lijdende Ignatz wordt opgenomen in Steinhof, waar hij zich beetje bij beetje zijn missie herinnert. Later, wanneer alles terechtgekomen is zoals het hoort, wordt daar niet zonder enige droge humor op teruggeblikt. “Was het voor mijn gezondheidskuur echt nodig om me zo stevig in elkaar te laten slaan?” “Een fout, Ksaveri. Een te enthousiaste medewerker.” “Toch geen dominicaan, hoop ik.” “Nee, dat risico wilden we niet lopen.” (p. 132) De actie ontvouwt zich in de luxepaviljoenen, waar leeghoofdige patiënten uit de hogere kringen mondaine gesprekken voeren, en in de Steinhof Kirche, de sacrale ruimte waar de ontknoping zich voltrekt. De Heil- und Pflegeanstalt is echter niet alleen een instelling voor de rijken der aarde die er hun overspannen zenuwen komen verzorgen, maar over die andere, donkere kant van het sanatorium vernemen we weinig, al wordt er wel genoeg gesuggereerd. “Daar werd de afval van de maatschappij gestort, de hopeloze gevallen, zonder geld om een fatsoenlijke behandeling te betalen.” (p. 66) De gestoorde portier en de gek die zich voordoet als arts ontbreken uiteraard niet op het appel, noch de perverse geleerde, die aan vivisectie doet en wiens doorgedreven sessies elektroshocktherapie vaak een dodelijke afloop kennen. En ook de mooie spionne is van de partij, en de jonge anarchistische idealist. Steinhof is een labyrint en buiten geraken is inderdaad de kunst – zich bevrijden van de waan, wat alleen kan door de Minotaurus resoluut in de ogen te kijken. & Ksaveri Ignatz beoefent niet alleen de exercitiën van de H. Ignatius van Loyola (die hem ook in de praktijk van de spionage concreet dienstig zijn), maar ook de cultische bergbeklimming en verdedigingskunsten. Hij verbleef trouwens in het met beide laatste verbonden Shaolinklooster, waar zijn leermeester Ta Mo (niet toevallig de naam van de “patriarch” van het Chan boeddhisme – in Japan: Zen) hem over kwellende wanen aldus onderwees: “Cultiveer ze niet, wentel je niet in de pijn. Maar ga er ook niet tegen in, want daar leven ze van. Duw ze niet van je weg, want daar worden ze alleen maar sterker van. Geef ze niet meer aandacht dan ze verdienen, accepteer ze, laat ze komen en gaan. Het zijn voorbij drijvende wolken die even het zonlicht belemmeren.” (p. 151) Mieke de Loof, die concreet weet waar ze over schrijft, brengt in herinnering dat verdedigingskunsten en meditatie samenvallen. “Zijn lichaam nam het over van zijn geest. […] ‘Mijn lichaam deed het werk, mijn geest holde het achterna en nu zijn we weer samen.’” (p. 99) Uit Duivels offer weten we al dat haar held (waar ze kennelijk iets mee heeft) bevriend was me “utopist van formaat” Otto Groß (over wie in de Mededelingen van het CDR uitvoerig bericht werd door prof. dr. Piet Tommissen; cf. nr. 77 de dato 31 augustus 2006, pp. 2-4 en nr. 78 de dato 18 september 2006, pp. 5-13). Naast een Chan-leermeester blijkt hij nu ook een geestelijke vader te hebben, namelijk de jezuïet Georges Tyrrell (1861-1909), slachtoffer van de integralisten, wier machinaties centraal staan in de plot van Labyrint van de waan. De roman speelt kort voor het overlijden van paus Pius X, onder wiens pontificaat het Sodalitium Pianum ofte La Sapinière actief was, een geheim internationaal netwerk onder leiding van Monsignor Umberto Benigni (1862-1934). Benigni was een beschermeling van de toenmalige Vaticaanse Staatsscretaris Rafael Kardinal Merry del Val y Zulueta (1865-1930) - “de witte giervalk” (p. 138). Het netwerk telde nooit meer dan een vijftigtal leden, maar zijn invloed was groot. Het SP was een antimodernistische tegenbeweging, tevens spionage en verklikkernetwerk dat katholieke intellectuelen aanspoorde (o.m. via het blad La Correspondance de Rome –1907-1912) nauwer aan te sluiten bij het traditionele Romeinse leergezag. In België was de Gentse advocaat Alfons Jonckx (1872-1953) een spilfiguur van dat integraal-katholicisme, dat minder positief gemotiveerd was dan wel afwijzend ingesteld. Het ging meer om een afweerreactie tegen de “modernisten” dan om de uitdrukking van eigen idealen. De beweging werd trouwens eerder bezield door psychologische dan door theologische drijfveren. We zijn tegen het nationalisme, tegen het anti-militarisme, tegen het utopisch pacifisme, alle drie nachtmerries gecreëerd door het monsterkartel van joden en vrijmetselaars, en verder zijn we nog tegen het mysticisme (te individualistisch) en het feminisme (perverteert de rechten en de plichten van de vrouw). (p. 34) &

13 De plot draait rond de privé-inlichtingendienst van mgr. Benigni, maar alvast twee andere motieven worden kundig vervlochten: de verderfelijke invloed van de moderne literatuur en de psychiatrie als repressiemiddel. Wanneer een patiënt overlijdt als gevolg van “complicaties bij de elektroshocks” (lees: het bij wijze van experiment bewust opvoeren van de voltage), dan heet Henrik Ibsen de moordenaar. Had die jonge patiënt immers geen bijrol in het stuk dat in het sanatorium bij wijze van therapie opgevoerd werd? “Het moet gedaan zijn met dat perverse, moderne toneel hier”. (p. 63) Leesdeprivatie wordt als therapie aangewend, want “Je weet wat voor verderfelijke literatuur tegenwoordig als kunst wordt verspreid: Baudelaire, Mallarmé, Ibsen, Wilde.” (p. 173) Van de Duitse psychiater Emil Kraepelin (1856-1926), die de concepten manisch-depressief en dementia praecox ontwikkelde, wordt terloops in herinnering gebracht dat “Hij hoopt dat de psychiatrie ooit voldoende wetenschappelijke bewijzen kan leveren voor het feit dat de moderne kunst het gedegenereerde product van zieke mensen is.” (p.64-65) De “fijne heertjes, de musketiers voor de restauratie van de gevestigde waarden” citeren uiteraard met instemming Max Nordau (1849-1923), wiens traktaat Entartung (1892-1893) destijds niet alleen een bestseller was, maar bovendien ook epoque makend: “Ontaarde figuren zijn niet altijd criminelen, prostituees, anarchisten of uitgesproken gekken; het zijn vaak schrijvers en kunstenaars.” (p. 64) Entartung ligt aan de basis van een aantal taaie gemeenplaatsen (en vooroordelen…). – Het is hier jammer genoeg de plaats niet om uit te weiden over Max Nordau, arts, filosoof en icoon van het zionisme … & Mieke de Loof brengt een geslaagde mix van historische en imaginaire personages (historische faction). In die zin is Labyrint van de waan verwant met de historische roman. Maar net zoals je als lezer niet ingewijd moet zijn in de subtiliteiten van de middeleeuwse theologie, de geschiedenis van de rivaliteit tussen kloosterordes of de sociale impact van het apocalyptische denken van Joachim van Fiore om van De naam van de roos volop te kunnen genieten, zo is ook geen dossierkennis vereist om Labyrint van de waan te lezen als een klassieke thriller. En wie toevallig in de materie wel enigszins thuis is, zal er des te meer plezier aan beleven. De auteur weet immers maat te houden en waar nodig pedagogische links discreet aan te reiken. Bovendien geeft ze enige beknopte toelichting en verantwoording in het nawoord. Het verhaal is evenwichtig, duidelijk strakker geconstrueerd dan Duivels offer. In tegenstelling tot bepaalde Vlaamse thrillerauteurs laat ze zich niet verleiden tot oeverloos gemijmer of ellenlange beschrijvingen en uitweidingen die de banaliteit of schraalheid van het gegeven moeten maskeren. Gezochte en foute metaforen blijven ons gespaard. Mieke de Loof hoort kennelijk bij het slag schrijvers dat de kunst van het schrappen huldigt. De wellust van de twijfel is haar niet vreemd, ze presenteert een labyrint van teksten en zet aldus de verbeelding van de lezer in werking. Haar boek heeft dan ook soms iets van een gebroken spiegel of een caleidoscoop – maar het totaalbeeld blijft wel op het netvlies gebrand. Een recensent van crimezone.nl onderstreepte terecht dat De Loof af en toe met een verborgen humor te werk gaat. “Sommige hints moet je 'in' zijn of je hebt het niet mee. Andere zijn erg duidelijk zoals de ‘preventieve oorlog’.” Wanneer ik lees dat de coiffeur van het kapsalon van het Kurhaus (een geïnterneerde) de welsprekende naam Josef von Schnabelebowski draagt, dan denk ik niet alleen aan schnabbelen, maar vooral aan The Big Lebowski (1998) van de gebroeders Coen. Maar dat zal wel aan mij liggen. & Jammer dat een zo overtuigend boek niet zorgvuldiger uitgevlooid werd. De aandachtige lezer zal zich dus ergeren aan een aantal schoonheidsfoutjes die in een zo deskundig gedocumenteerde roman des te meer in het oog springen. Wat moet ik me voorstellen bij een “voormalige doctor in de rechtsgeleerdheid”? Op pagina 200 verschijnt een personage dat ik met de beste wil van de wereld niet kan plaatsen – of heb ik slordig gelezen? Adellijke predikaten en aanspreektitels worden niet altijd even secuur gebruikt – een doodzonde, zeker in Kakanië! En dan, ja, die ettelijke, irritante fouten tegen het Frans, tot en met in de titel van een beroemde roman van Joris-Karl Huysmans… & Het is nu al ongeduldig wachten op de derde Ignatz-roman. Mieke de Loof heeft alvast een aantal duidelijke pistes uitgetekend (en, dat is mijn overtuiging, hints gegeven). Misschien zullen we dan vernemen wat er precies gebeurde met Ferdinand, de overleden broer die in Ignatz geheugen spookt. We zitten aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog. Alphonse Jonckx zal een belangrijke rol

14 spelen in het Vlaams activisme. De SP wordt in 1921 opgeheven – maar het integralisme blijft doorwerken in het traditionalisme. De moderne kunst zal nog verder en tot op heden verketterd worden. En de psychiatrie, verbonden met biologische en genetische motieven, zal nog vele slachtoffers eisen, net zoals de eugenetica… ■ Mieke DE LOOF, Labyrint van de waan, Antwerpen/Vianen, House of Books, 2006, 215 p., 14,90 €.

▲Tijdens de Boekenbeurs 2006 vertoefde koning Albert II langdurig aan de stand van Manteau. Voor De smaak van vrijheid, de roman van Bob Mendes die de auteur meestal signeert met de woorden: ‘het boek waar ik emotioneel het meest aan verbonden ben, vanwege de autobiografische raaklijnen’, toonde de vorst bijzonder veel belangstelling. Hij stelde vragen en luisterde vol aandacht naar een korte uiteenzetting van de auteur, die hem een gesigneerd exemplaar overhandigde. ■ ▲Een Nederlandse tv-zender plant een 13-delige serie in een geheel nieuw format dat kwalitatief zal gefilmd worden als CSI, 24 en Prisonbreak. Via het productiehuis vroegen ze zowat veertien dagen geleden aan Bob Mendes of hij het verhaal voor de dertien afleveringen voor hen zou willen schrijven. Mogelijk zou de serie dan gelijktijdig in België op de zender komen, aangezien de sponsors van het programma ook in België vertegenwoordigd zijn. Na de laatste uitzending zou meteen het boek van de serie gereleasd worden. Mendes neemt het voorstel nog in overweging. Zeker is dat hij eerst de laatste hand zal willen leggen aan zijn nieuwe thriller, die volledig speelt in het Antwerpse, en waarvan de verschijning voorzien is voor de Zomer van het Spannende Boek 2007. ■

Door de leesbril bekeken ▲In de internet-tijdschriften De Contrabas/De kleine zaal publiceert Chrétien Breuckers een intelligent en treffend artikel over Hugues C. Pernath, “Poëzie als schreeuw van het “benauwde in de borst”, waarin zijn aandacht vooraf gaat naar de Auschwitz-gedichten. ■ Het eerste nummer van Connexion bevat een aantal kunstenaarsportretten geschreven door Robin de Salle. Komen aan bod: de boeiende Brugse collagist Wim Taciturn (alias Wim Hoornaert, °1959), fotograaf Fred Mira (alias Fédéric Chemama, °Parijs, 1971) en schilder Herman Geys (°Oudergem, 1954). Los desaparecidos (‘zij die verdwenen zijn’), zo luidt de titel van het geëngageerde stripverhaal van Gaël de Meyere. Het kristallisatiemoment van de Brusselse surrealistische groep, de zogeheten “bataille du Casino de Saint-Josse”, 6 oktober 1926, wordt in een gedocumenteerde bijdrage door Henri-Floris Jespers grondig toegelicht. ■ Connexion, magazine mensuel, novembre 2006, no 1. Adres : c/o Robin de Salle, rue Blaes, 46/2, 1000 Brussel. E-mail : [emailprotected]

▲Onder de titel ‘Le surréalisme face à la littérature’ wijdt de jongste aflevering van Indications een dossier aan de moeilijke en wisselvallige verhouding van de surrealisten tot de roman. Édouard Jaguer (cf. Mededelingen nr. 70 de dato 12 mei 2006, pp. 2-3) publiceerde twintig jaar geleden een bijzonder verhelderende boekje over dit thema (éditions Le Temps qu’il fait, Cognac). Deze nuchtere en onvervangbare studie werd nu opgenomen in Indications, naast bijdragen van Richard Walter (medestichter met Jaguer, tien jaar geleden, van het onvolprezen tijdschrift Infosurr), Jérôme Duwa en Jocelyn Tavagnutti. ■ Indications, 63ème année, no 4, septembre-octobre 2006, 107 p., 6 €. Indications asbl, rue du Marteau 19, 1000 Bruxelles.E-mail : [emailprotected] Webstek : indcations.be

Televisioneel Human Interestprogramma’s zijn in, wereldwijd. Op alle zenders word je bedolven onder allerlei menselijk lief&leed, docusoaps, het leven zoals het is. Ware toppers zijn reeksen die zich afspelen in en om ziekenhuizen, en vooral op kinderafdelingen. Het treft me dan ook telkens weer hoe kinderen op de afdeling oncologie, hun ziekte proberen te bestrijden, en de nare gevolgen van hun behandeling met kracht en doorzettingsvermogen weten te

15 dragen. Niet zelden hebben deze kinderen ook een wijsheid, waar veel volwassenen nog wat van kunnen leren. Je hoopt dan ook stilletjes dat de therapie aanslaat. In schril contrast staat dan dat kleine krijsende ettertje, op de spoedafdeling binnengekomen met een paar schrammen na een valpartij. De verpleegster, op risico van bijtwonden, tracht het gillend joch sussend van een kleurige pleister te voorzien. Niet op z’n mondje helaas! Ook prenatale chirurgie kan mij boeien: operaties in de baarmoeder, wonderlijk! Naast al dat technisch vernuft is er veel professionele vaardigheid nodig om bijvoorbeeld premature babyhartjes te opereren. Daar kan ik ademloos naar kijken, tot de commentaarstem de verlossende woorden spreekt: “Baby X. maakt het goed, en mag weldra naar huis”. & Een andere mediagenieke afdeling is de kraamkliniek. Op een bepaald moment kwam je al zappend enkel nog puffende, kreunende, steunende en in barensweeën wentelende aanstaande moeders tegen. Qua vertoon van genitaliën, geen enkele schroom, integendeel. Gans kijkend Vlaanderen kon in kleur meegenieten. Slimme BV’s zagen hier ras winst in, en verkochten hun bevalling aan de meestbiedende. Bij de familie Pfaff waren of zijn de zusjes Kelly, Debby en Lindsey afwisselend zeer zwanger, goed voor de verhaallijn. Bij het geslacht Planckaert werd minderjarige Stephanie trotse moeder van Iluna. “Ja, ik kan wel degelijk zelf schrijven”, zei ze naar aanleiding van het verschijnen van haar Dagboek van een tienermoeder (Standaarduitgeverij), en zo te zien zet ze een nieuwe trend. In het baarprogramma ‘Babyboom’ op VTM, zitten nu al vaker tienermoeders. En allemaal hebben ze als uitleg: “Wat Stephanie Planckaert kan, kan ik ook”. Maar allen, incluis Stephanie, geven toe dat ze onveilig hadden gevrijd, en dat de zwangerschap niet gepland was. Kinderen met een kind, ja, maar de pil, condooms en godbetert abortus, zijn in die kringen vieze woorden. In ‘Babyboom’ zitten ook koppels die noodgedwongen hun heil zoeken op de afdeling fertiliteit, en vruchtbaarheidsbehandelingen ondergaan. Of een lesbisch koppel, dat er al enkele vergeefse uitstapjes naar de spermabank heeft opzitten. “Blijven proberen”, is hun motto. Ze zijn ook gehuwd, met elkaar welteverstaan, en dat is mooi. Persoonlijk vind ik het wel jammer dat ze er met zo’n kortgeschoren jongenskop bijlopen, gespeend van enige vrouwelijkheid. OK, ’t zijn sportieve meisjes, ze spelen in een damesvoetbalteam. Maar moet dat ècht, die lelijke saaie gestreepte mannenhemden uit de C&A-collectie? Zelfs Gertrude Stein liep er hipper bij in haar colbertje! Neen, de sexy lipsticklesbo’s zoals we ze zien in ‘The L-word’ op VT4, zijn nog niet doorgedrongen in het Aalsterse. Maar de lokroep tot moederen blijkbaar wel; rare combinatie hoor, zo op het eerste gezicht zag ik enkel twee pappies staan. & Ook huwelijksklokken voor Ronny & André in ‘Het leven zoals het is: De Ring; 1 jaar later’ op Eén. Volgens de VRT ”…maken we in het programma kennis met een aantal koppels die besloten hebben om te gaan trouwen, met alles erop en eraan…een verhaal over gewone mensen die op hun eigen bijzondere manier van elkaar houden, en allemaal hun uiterste best doen om van die ene dag iets onvergetelijks te maken. Maar na het huwelijksfeest volgt de realiteit van het dagelijkse leven. Dan

16 pas wordt de liefde van de koppels echt op de proef gesteld…. We zoeken alle koppels opnieuw op, een jaar na hun trouwdag” Eerst zien we Ronny en André in alle staten in flash-back: de zelfontworpen kostuums moeten gepast. Jawel, Dré is creatief aan de slag geweest, en heeft zijn ontwerpen doorgespeeld aan beroepsnaaisters. Ronny’s pak zit als gegoten, iets donker fuméegrijs met lichte glans, op de mouwen een zilveren sjabloon, geïnspireerd op zijn tatoeages. Die zijn in het echt aanwezig op zijn blote gespierde armen, mocht hij later op de avond zijn jasje uittrekken en in bijpassend lang mouwloos gilet ten dans gaan. Ronny wordt weggestuurd, want Dré is aan de pas. Ja, ’t is iets wit, de jas heeft geen zwaluwstaart, het is ook geen sleep…het is gewoon een ontwerp van Dré. Maar tranen wellen op; de kraag is mislukt! Daar weet de naaister wel raad op. De bruidsmeisjes, collegaatjes van Dré’s kapsalon, dragen lichtgrijze lange jurken in organzavoile. Ronny noemt Dré ‘bolleke’; Dré noemt Ronny ‘Schattie’, uit te spreken als ‘Chattie’. Zoals we vernamen is Bolleke kapper, en zal zijn Chattie, kok, een feestkapsel aanmeten. Iets wat past bij Ronny’s dagelijkse ‘aangezichtsjuwelen’: vanuit zijn kin verrijst in eeuwige erectie een soort zilveren kegel, door de neusboog zit een zilveren staafje, en beide oren torsen genoeg ijzerwerk om tot handzame boksbeugel om te smelten. Je weet maar nooit, met al die hom*ofoben tegenwoordig. Maar goed, dat kapsel werd dus iets met geschoren geometrische figuren; zichzelf bedacht Dré met de porc-épic-look, iets treffender weet ik niet te vinden. Een echt stekelvarkentje zou er op slag zijn liefde aan hebben verklaard. En alzo opgesmukt togen ze op de grote dag per koets en paard ten stadhuize, zoals dat in sprookjes gaat. Een jaar later zijn ze nog een verliefd koppel, gezinsuitbreiding heeft zich voorgedaan in de vorm van een

kwispelend

viervoetertje,

en

mama Dré

is

bij

hen

ingetrokken.

Neen,

hier

geen

schoonmoedersmoppen, de vrouw is gelukkig met haar twee zonen en maakt zich nuttig als poets- en wasvrouw. Jaja, je moet niet al te zeer rolpatronen doorbreken!

Cita(a)t(en) Lorsque dans le silence de l’abjection, l’on entend plus retentir que la chaîne de l’esclave et la voix du délateur ; lorsque tout tremble devant le tyran et qu’il est aussi dangereux d’encourir sa faveur que de mériter sa disgrâce, l’historien paraît, chargé de la vengeance des peuples. CHATEAUBRIAND

Beestig ▲Herdershond bewaakt pinguïns: Op een klein eiland aan de Australische zuidkust wordt een herdershond ingezet om een pinguïnpopulatie te beschermen tegen andere honden en vossen. Momenteel leven er op Middle Island zo’n 100 pinguïns. Vijf jaar geleden waren dat er nog 5.000. “Het is één van onze laatste redmiddelen. Als we nu niets ondernemen, zijn er tegen het einde van dit seizoen geen pinguïns meer”, zegt Craig Whiteford, een verantwoordelijke. ■ ▲Koeien moeten rode wijn drinken: In Australië moeten 60 vleeskoeien die voor Japanse toprestaurants bestemd zijn, in wijn geweekt graan eten om vlees van topkwaliteit te verkrijgen. Volgens de krant West Australian is de tip afkomstig van de Japanse chef Akio Yamamoto. De koeien krijgen 60 dagen lang een liter rode wijn per dag. “Uit tests hebben we geconcludeerd dat het vlees zoeter smaakt”, zegt veehouder John McLeod. ■

17

▲Zwaan verliefd op waterfiets: In het Duitse Munster is een zwarte zwaan hopeloos verliefd op een waterfiets in de vorm van een grote witte zwaan. Omdat het vaartuigje naar zijn winterkwartier moest, leek een scheiding tussen de twee onherroepelijk. De autoriteiten kwamen echter met een oplossing op de proppen, en besloten de waterfiets in een dierentuin op te bergen. Zo kan de zwarte zwaan altijd bij zijn geliefde blijven. ■ ▲Een 47-jarige Amerikaanse vrouw die ruim 170 dode of sterk verwaarloosde katten in haar huis in een voorstad van Atlanta had, is voor vijftien jaar onder toezicht van de overheid geplaatst. Zij mag geen contact met dieren meer hebben en moet controleurs die bij haar aan de deur komen onverwijld toegang tot haar woning geven voor inspectie, zo heeft een rechter bepaald. De autoriteiten troffen bij de vrouw in huis 146 dode katten aan en 26 die op sterven na dood waren. De vrouw had zich als vrijwilligster aangemeld dieren uit asiels tijdelijk onderdak te verlenen.■ ▲Tal van paarden die bij het Friese Marrum werden gered nadat ze ingesloten waren geraakt door water, worden geslacht. De halfwilde dieren zijn zowel voor de slacht als voor de verkoop aan bedrijven en particulieren bestemd, meldde de eigenaar gisteren. Maar de Partij voor de Dieren (PvdD) wil geld inzamelen om de paarden (opnieuw) te redden. ”Nu er vanuit de hele wereld blijken van medeleven zijn gekomen voor de paarden van Marrum en een groot aantal daarvan van de verdrinkingsdood is gered, vindt de PvdD het onacceptabel dat de edele dieren alsnog via de handel en een langdurig transport naar een Italiaans slachthuis zouden verdwijnen,” deelt de partij mee. Wereldwijd protest en tussenkomst van de PvdD kon de eigenaar op andere gedachten brengen. Voorlopig staan ze veilig op stal. ■ ▲Pandap*rno als seksuele opvoeding voor een pandakoppel in een Thaïse zoo! Het paar hokt al drie jaar in alle kuisheid samen.”Ze weten gewoon niet hoe ze het moeten doen, dus laten we hen even zien hoe het moet”, zegt een woordvoerder van de zoo. Chuang Chuang, het mannetje, zal nu pandaparing te zien krijgen wanneer hij bronstig is. Ze hopen dat hij dan dezelfde technieken gebruikt bij vrouwtje Lin Hui. ■ ▲Orang-oetans van Borneo zijn bedreigd met uitsterven. De genadeloze kaalslag van hun habitat, het Borneose regenwoud, gaat zo goed als ongehinderd verder. Naast de illegale houtkap van woudreuzen, zijn er ook aangestoken branden die de dieren op de vlucht doen slaan. Volwassen dieren worden afgemaakt, de jongen verkocht als speelgoed. Sommige vrouwtjesdieren worden in kooien gezet en door de kappers gebruikt als prostitué. Geredde dieren zijn zwaar getraumatiseerd. ■

Muzeval Grafschrift op een psychopathoneurologiater 1. Bedorven Freud en ’t was uit. 2. In mijn verdrongenste complexen ligt bovenaan mijn Über-ich, van onderen mijn Unter-ich, en tussenin, zeer gefrustreerd, daar lig ik zelve, als een wig. Herman J. CLAEYS

18

Agenda ▲Lucht, licht en water: overzichtstentoonstelling. Tot 22 december exposeert Wannes van de Velde een selectie hoofdzakelijk penseeltekeningen uit een periode van een halve eeuw. De uitnodiging vermeldt geen openingsdagen en -uren. Kom dus naar de vernissage, vrijdag 24 november, vanaf 20u30. Opening: Philip Heylen, schepen van Cultuur. Cultuurcentrum Luchtbal, Columbiastraat 110, 2030 Antwerpen. ■ ▲Onder de titel Plexus exposeert Frank J.M.A. Castelyns bij Queeste te Arnhem. Opening: 5 november, 14.00 – 17 u. 11-12 november; 18-19 november; 25-26 november (zelfde openingsuren, op andere dagen na telefonische afspraak). Queeste, Nieuwe Kade 10a, NL 6827 AA Arnhem. Tel.: 026 4463338. ■ ▲Het Cultureel Comité St.-Amandsberg viert 40 jaar werking. Vanaf 12 november loopt een tentoonstelling in de kapel op het Campo-Santo en op de Kapellenberg en in het CC De Vlier in het Groot Begijnhof te Gent/St.-Amandsberg. Beide tentoonstellingen bevatten werken van vroegere deelnemers, o.a. Roger Raveel, Jan Burssens, Pjeroo Roobjee, Jan Cox, Fred Bervoets, Johan van Geluwe, Luc van Soom, Jan Vanriet en Emiel Hoorne. ■ ▲Gekruist/Mots croisés, een avond van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde en de Académie de langue et de littérature françaises. Deelnemende academieleden: Jacques Crickillon, François Emmanuel, Mark Insingel, Yves Namur, Anne Provoost, Geert van Istendael, Monika van Paemel, Liliane Wouters. Presentator: Jacques De Decker. Passa Porta, Dansaertstraat 46, 1000 Brussel, donderdag 23 november om 20 uur. Reservering: 02 226 04 54 of www.passaporta.be ■ ▲Het oeuvre van de Nederlandse schrijver Nescio (1882-1961) is bijzonder klein, maar vooral uitzonderlijk goed. De Uitvreter, Titaantjes, Dichtertje en Mene Tekel zijn parels uit de schatkist van de Nederlandse literatuur. Eind 2005 werden deze vier verhalen in het Frans vertaald onder de titel Le Pique-assiette et autres récits. Bij Théâtre-Poème brengen vertaalster Danielle Losman en acteur Bob de Moor, beiden gepassioneerd door het werk van Nescio, hun favoriete passages afwisselend in het Frans en het Nederlands. Woensdag 29 november, 20u30, Théâtre-Poème, Schotlandstraat, 1060 Brussel. Reservatie: 02 538 63 58 tussen 9u30 en 18u. E-mail: [emailprotected] ■ ▲Bloemlezingen in het Letterenhuis | gratis | presentatie: Jelle van Riet | telkens van 12.30 tot 13.30 uur. Minderbroedersstraat 22, 2000 Antwerpen, tel. 03/222 93 20, www.letterenhuis.be 7 december 2006: Miriam Van hee 11 januari 2007: Walter van den Broeck ■ ▲Comment je suis devenu charmant, sympathique et délicieux, teksten van Tristan Tzara, gebracht door Fabienne Crommelynck en Franck Dacquin ; sax : Joachim Defgnée. Donderdag 7 december, 12u30, Théâtre-Poème, Schotlandstraat, 1060 Brussel. Reservatie: 02 538 63 58 tussen 9u30 en 18u. E-mail: [emailprotected] ■ ▲Over woorden gesproken, de nieuwe bundel van Marcel van Maele, wordt op zaterdag 9 december om 20 uur in De Zwarte Panter voorgesteld. Roger M.J. de Neef leidt in en Marcel van Maele leest voor. Receptie aangeboden door Uitgeverij P. De Zwarte Panter, Hoogstraat 70-74, 2000 Antwerpen.■ ▲14 december 2006 wordt de nieuwe bundel van Erwin Mortier voorgesteld in bibliotheek Permeke. Van 12u30 tot 13u30. Toegang: gratis. De Coninckplein, 2060 Antwerpen. ■ ▲Vrijdag 22 december om 20 uur presenteert Hilde Keteleer de nieuwe dichtbundel van Bart Stouten, Happy Christmas. Receptie aangeboden door Uitgeverij P. De Zwarte Panter, Hoogstraat 70-74, 2000 Antwerpen. ■

19

▲Literaire performances in de Arenbergschouwburg | € 3 inclusief drankje en verrassingsact | presentatie: Jef Staes | vanaf 20.30 uur. Arenbergstraat 28, 2000 Antwerpen, tel. 070 222 192, www.arenbergschouwburg.be 23 december 2006: Elvis Peeters 11 januari 2007: Christophe Vekeman ■

Dit is exemplaar nr.

bestemd voor

De volgende aflevering verschijnt gedateerd 30 november. Indien u de Mededelingen verder wenst te ontvangen, gelieve uw bijdrage tijdig te storten op rekeningnummer 320 – 0084130 – 04 ten name van C. Lantsoght © Henri-Floris Jespers, Antwerpen, en de auteurs. © Illustraties : RodeS, Brussel.

1

Mededelingen van het Centrum voor Documentatie & Reëvaluatie Vierde jaargang, nr. 83

30 november 2006

Redactiesecretariaat: Henri-Floris Jespers, Marialei 40, 2018 Antwerpen. [emailprotected]

Redactioneel In “Vorst en het Icaruscomplex van Europa” doorprikt Frank Albers een aantal dogma’s. (Een bezoek aan zijn weblog is ten zeerste aanbevolen.) De eerder in De Morgen verschenen nabeschouwing van Matthijs de Ridder en Geert Buelens over de zo druk besproken “rechtse” avond in Het Toneelhuis is grondleggend. We zijn de auteurs dan ook dankbaar “Vlaams literair azijn” onder uw aandacht te mogen brengen.Vlaams parlementslid Jan Loones (NV-A) schreef terecht: Ach, de stapel dichtbundels met karamelleverzen over foute regimes reikt zo hoog als de Boerentoren en je kunt een seizoenlang Literaire Festijnen voor zowel rechtse als linkse dictators organiseren. Reden temeer dus om dit verschijnsel niet onbesproken te laten. Het declameren van bombastische verzen voor een parterre van gelijkgezinden volstaat niet.

2

& De nieuwe rubrieken “Televisioneel” en “Beestig” vallen blijkbaar in de smaak.Ze zullen dus gecontinueerd worden. & Mogen we uw bijzondere aandacht vragen voor het colloquium van het Hubert Lampo Genootschap (zie “Agenda”)? & Zoals aangekondigd verschijnt in december slechts één aflevering van deze Mededelingen maar dan wel een dubbelnummer van minstens 24 pagina’s – het zullen er wel meer worden… Uw bijdragen voor het eerste nummer van 2007worden met spanning verwacht. ■ Elke dag weer Don Quichot De gespeelde pretentieuze deemoed van zovele kunstenaars, politici en bekende Vlamingen blijf ik maar bestrijden als een moegetergde Don Quichot. Hoe weinig helpt het vechten tegen onverschilligheid en domheid, in alle kleuren van de regenboog, tegen terreur en ijdelheid, tegen vooroordeel en zelfoverschatting, tegen windmolens en windbuilen! Uiteindelijk dreig je te vervallen in moedeloosheid die pijn doet omdat je tegelijk wilt blijven vechten en verzaken, omdat je maar blijft zwalpen tussen walg en liefde, tussen simplismen en complexen van slimmer en groter worden dan gelijk wie in amper een paar weken, tussen bitterheid en tederheid omdat je onverpoosd blijft zoeken naar het evenwicht tussen zovele uitersten, omdat je, zinnebeeldig althans, geslingerd blijft tussen Rubicon en Lethe zonder de rivier te zien. Gelijktijdig leven met verleden, heden, toekomst kan een ware hel en soms ook heerlijk zijn! En vooral je hoeden voor oververzadiging aan informatie die de ongevoeligheid bevordert.

3 Rik LANCKROCK

Necrologisch De befaamde Nederlandse film- en documentairemaakster Heddy Honigmann rijgt met haar nieuwe documentaire Forever de triomfen aan elkaar. Forever is een fijnmazige en gevoelige bespiegeling over de beroemde Parijse dodenstad Père-Lachaise, een van de beroemdste begraafplaatsen ter wereld, waar Honigmann zich op sleeptouw laat nemen door de dagelijkse bezoekers van het kerkhof. De film ontving zopas de Kristallen Film op het International Documentary Film Festival te Amsterdam. Eerder kreeg Honigmann al de Zilveren Duif op het Duitse documentairefestival DOK Leipzig, een Gouden Kalf voor beste lange documentaire én de Prijs van de Nederlandse Filmkritiek. Père-Lachaise is, samen met cimetière Montparnasse, hét Parijse bedevaartsoord voor funeraire aficionados op zoek naar hun literaire of artistieke helden. Onder meer Oscar Wilde, Honoré de Balzac, Gérard de Nerval, Guillaume Apollinaire, Alfred de Musset, Fréderic Chopin, Edith Piaf en Maria Callas, Simon Signoret en Yves Montand, Jim Morrison en Modigliani hebben er hun graftombe. Honigmann wou vooral ook de dagelijkse bezoekers vatten: "Velen komen vooral voor hun ‘eigen’ doden: man, echtgenote, vader of zoon. Andere bezoekers laten een briefje voor ‘hun geliefde kunstenaar’, gekraste woorden op een steen of een bloem achter," aldus de perstekst. Honigmann laat zien hoe Père-Lachaise "niet enkel een laatste rustplaats is voor de doden, maar vooral een plek waar de levenden vrede en zelfs inspiratie kunnen vinden". De talrijke bezoekers zoeken er troost en verzoening met de vergankelijkheid. Forever laat zien hoe de doden voortbestaan, als schimmen in de verbeelding van de levenden. Want een begraafplaats is vooral een voortbrengsel van de menselijke geest. Jos van der Burg schreef een erg positieve recensie in de Filmkrant, waaruit volgend citaat: Forever gaat gelukkig, zoals altijd in de films van Honigmann, gewoon over mensen. In dit geval mensen die doden niet alleen betreuren, maar ook intens liefhebben. Met een paar grafschriften maakt Honigmann dat meteen in het begin van de film duidelijk. "Ik zal je nooit vergeten. Ik aanbid je", lezen we op een grafsteen. Op een andere staat: "Geen vrouw heeft zo gehouden van haar dochter, haar man, haar land." Het zijn liefdesverklaringen die alledaagse grafschriften overstijgen. Wat volgt, zijn portretten van mensen die uiting geven aan hun liefde voor beminde doden. Soms betreurt men doden in de familiesfeer maar de meeste bezoekers komen voor dode kunstenaars. Een vrouw veegt uit bewondering en liefde het graf van Modigliani schoon en een Koreaanse jongen is speciaal naar Parijs gekomen om het graf van Proust te bezoeken. De romanschrijver wordt ook bewonderd door een striptekenaar, die de roman À la recherche du temps perdu verstripte. Mooi is de liefde van de gids op Père-Lachaise voor een onbekende dichteres, die in een vervallen graftombe ligt, waarop ooit een uitgebeiteld gedicht stond, dat door verwering bijna is verdwenen. De herinnering van de man aan een opmerking van een jeugdliefde vat de strekking van Forever - kunst als troost en inspiratie - fraai samen: "Als je leven vervuld is van muziek van Chopin, romans van Balzac en poëzie van Musset, ben je nooit alleen." Het zou mooi zijn als het waar is. De kracht van Forever ligt elders. De indrukwekkende en ontroerende film toont de dood als inspiratiebron voor de levenden. Wie de doden zo bemint als de geportretteerden in Forever, moet ook gepassioneerd van het leven houden. Forever gaat niet over de dood, maar over liefde voor het leven. De film is een verborgen oproep om het leven te omhelzen. Honigmann heeft het weer geflikt. & Heddy Honigmann (1951) is geboren te Lima, Peru, waar ze tot 1973 woonde. Na een studie biologie en literatuur aan de Universiteit van Lima, studeerde ze film aan het Centro Sperimentale di Cinematografia in Rome. Sinds 1978 is Heddy Honigmann in het bezit van de Nederlandse nationaliteit. Met haar speelfilms en documentaires won Honigmann nationale en internationale erkenning en vele, ook internationale film – en publieksprijzen, o.a. in New York, Vancouver, Rome, Parijs, Leipzig, San Francisco, Thessaloniki, Montréal en Yamagata. Haar werk is in vele landen op televisie uitgezonden en wordt vertoond op filmfestivals in de hele wereld. De laatste jaren werden retrospectieven van haar

4 werk georganiseerd door filmfestivals en musea in Parijs, Barcelona, Valencia en Madrid, in Berlijn, Minneapolis, Graz/Oostenrijk, Toronto, San Francisco en in het Museum of Modern Art in New York. Honigmann verfilmde ook Hersenschimmen van Bernlef en demonstreerde al vaker haar literaire passie, onder meer in het prachtige O Amor Natural, over de Braziliaanse dichter Carlos Drummond de Andrade. Haar werk gaat altijd over emotionele rijkdom. ■

Actualiteit Vorst en het Icaruscomplex van Europa Laten we de zaken eens een beetje ruimer zien: wat vertellen de reacties op het drama bij Volkswagen-Vorst ons over hoe in Europa aan het begin van de eenentwintigste eeuw wordt gedacht over arbeid, over politiek, over economie en over rechtvaardigheid? Want over die elementen gaat het. (Me dunkt dat het verantwoord is om uit de reacties op het Vorst-drama conclusies te trekken die ook in Europees verband geldig zijn; de reacties van werknemers, werkgevers, politici, journalisten en commentatoren op een vergelijkbaar drama in andere Europese landen zouden niet fundamenteel anders zijn geweest.)

Arbeid Iedereen is het erover eens: arbeiders - en zelfs ruimer: alle gesalarieerde werknemers in de privésector - die willen overleven in een globaliserende economie zullen zich steeds vaker steeds sneller moeten aanpassen. Ze moeten met andere woorden niet alleen iets goed kunnen, ze moeten ook goed zijn in veranderen, in opgeven, in afstand doen, in iets (nog) niet kunnen, in het omarmen van iets nieuws. Het eufemisme voor dit complexe proces is bijscholing. Nooit mag je blijven zitten, blijven hangen in je werk (omdat je het leuk vindt bijvoorbeeld, omdat je er trots op bent, omdat het van jou is). Nee - je moet assimileren, innoveren, transformeren - bijscholen. Stilstand is achteruitgang - dit credo. Het gevolg daarvan is dat de band tussen een werkende mens en de aard van zijn werk volkomen doorgesneden raakt. Het idee dat iemand stoelen maakt omdat hij graag stoelen maakt en dus een inhoudelijke motivatie heeft om te doen wat hij doet, is volkomen in het ongerede geraakt. Het begrip ‘zinvolle arbeid’ waar vakverenigingen en socialisten nog niet zo heel lang geleden voor streden, is uit alle discussies over tewerkstelling verdwenen. ‘Zinvolle arbeid’ is een eis die de globaliserende markt niet meer kan of wil honoreren. Zinvol werk is werk dat je kunt krijgen. Alle andere eisen die een werknemer aan zijn werk zou kunnen stellen zijn romantisch, onrealistisch, antiek. Arbeid is meer dan ooit gereduceerd tot een middel om geld te verdienen. Bij geautomatiseerde arbeid is die instrumentele verhouding ten aanzien van wat je produceert een gegeven. Een arbeider aan een band heeft geen enkele persoonlijke relatie met de dingen die hij maakt. “Of we nu auto’s in elkaar draaien of bussen, dat komt ongeveer op hetzelfde neer,” hoorde ik in het journaal een arbeider van Vorst die al eens een kijkje was gaan nemen bij autobussenbouwer Van Hool zeggen, “ ’t zal alleen wat groter zijn.” Zo is dat. Maar het proces veralgemeent zich: de globaliserende markt verlangt dat werknemers geen band hebben met het product van hun arbeid, als de arbeid die ze verrichten al überhaupt iets voortbrengt waarvan je kunt houden of waar je trots op kunt zijn - wat in een diensteneconomie niet altijd het geval is.

5 Voorbeeld: een fruitteler die geen zin heeft om zich om te scholen tot programmeur of loodgieter omdat hij nu eenmaal liever fruit teelt dan programmeert of loodgiet - die is niet mee met de tijd. Hij wordt een koppig curiosum, eigenlijk een werkweigeraar, iemand die misschien zelfs zijn recht op een uitkering verkwanselt. Een zeer gemotiveerde en tegelijkertijd totaal onthechte werkkracht: dat is het ideale profiel van de arbeider en de werknemer in dit tijdsgewricht.

Politiek & Economie De politici hebben gedaan wat ze konden, hen treft geen schuld, want het besluit om Vorst te ontmantelen is een besluit van een multinational en op beslissingen van multinationals hebben politici geen vat. Ook hierover bestond in de reacties op het Vorst-drama een consensus die alle partijen en ideologieën oversteeg. Nationale politieke structuren zijn steeds minder bij machte een globaliserende economie te sturen of te beheersen - dat is intussen genoegzaam bekend. Maar internationale politieke organen - hoe zwak en verdeeld ze vaak ook zijn - hebben heus nog wel de mogelijkheid en de macht om het economische verkeer een beetje te regelen. Er bestaan namelijk wetten, en regeringen of landen zouden kunnen besluiten om samen wetten uit te vaardigen die het economische verkeer zo globaal mogelijk aan bepaalde regels onderwerpen. Mia De Vits heeft hieromtrent in een interview met De Morgen behartenswaardige dingen gezegd. Bovendien: in de praktijk zien we voortdurend hoe politiek het economische verkeer beregelt - het zijn politieke commissies in Europa die erover waken dat de spelregels van het kapitalisme (de vrije mededinging, geen concurrentievervalsende overheidssubsidies, de markt ‘moet spelen’ - en vergelijkbare dogma’s) worden gerespecteerd. We zien ook hoe de politiek in internationale ‘coalities’ de economie gebruikt om politieke rivalen te bekampen of te ondermijnen. Ik denk in de eerste plaats aan handelsembargo’s en boycotten en - een kleiner‘ handwapen’ als het ware - invoertaksen die binnenlandse markten en producenten moeten beschermen tegen buitenlandse concurrentie. Het waren niet de zakenlui, niet de beursgoeroe’s die het apartheidsregimes in Zuid-Afrika met een internationale boycot op de knieën hebben gekregen; het zijn geen multinationals die het handelsverkeer tussen de VS en Cuba (of destijds Libië) verbieden of beknotten. Het waren geen CEO’s die onlangs besloten om Noord-Korea te bestraffen met importbeperkingen omdat het land zo vermetel was geweest een kernproef te houden.Het waren telkens politici, naties, verzameld in internationale politieke organen. Het is dus fout om te stellen dat “de politiek” débacles zoals Renault en Vorst niet kan verhinderen. Dat kan ze, mits internationaal georganiseerd, uiteraard wel. Waarom maakt “de politiek” van die macht dan onvoldoende gebruik? Omdat de politiek in dit deel van de wereld zich uiteindelijk - en daarmee bedoel ik: ook de grootste critici van het neoliberale systeem, politici die zich nog steeds “socialist” noemen bijvoorbeeld - neerlegt niet zozeer bij het primaat van de economie als dusdanig, maar bij het primaat van een welbepaalde economische structuur, namelijk die van de selectief vrije markt en het neoliberalisme dat deze structuur steunt, legitimeert, uitlegt en verdedigt - als een ideologische lachband. Met andere woorden, de politiek gebruikt haar macht alleen om dit systeem te bevorderen en eventueel, af en toe, de excessen ervan te compenseren (sociale zekerheid, pensioenen, ziekteverzekering etc...), maar nooit om dit systeem fundamenteel te wijzigen.

6 De sociaal-democratie is de airbag van de vrije markt.

Rechtvaardigheid Economie en rechtvaardigheid zijn twee erg verschillende dingen, zei minister Frank Vandenbroucke onlangs in een gesprek met De Morgen. Dat is zo, maar dat wil niet zeggen dat alle economische organisatievormen even (on)rechtvaardig zijn, of dat de economie zich onafhankelijk van elk rechtvaardigheidsbegrip mag/moet voortbewegen. Het is wel degelijk mogelijk en wenselijk om de economische structuur van een maatschappij in overeenstemming te brengen met haar ideeën over rechtvaardigheid. En precies op dit punt waren de reacties op het Vorst-drama even veelzeggend als bedroevend: de meeste commentatoren gaven toe dat wat hier gebeurde onrechtvaardig was, maar wierpen meteen ook hun armen in de lucht: dit is onrecht waar wij niets kunnen aan doen, alsof de Raad van Bestuur van een multinational even oncontroleerbaar en onvoorspelbaar is als een aardbeving, een tsunami, een windhoos. Ook de vakverenigingen legden zich prompt neer bij de catastrofe, en leken nog slechts geïnteresseerd in zo hoog mogelijke ontslagvergoedingen. “Er zal geld moeten zitten in dat zakje,” hoorde ik een vakbondsafgevaardigde op woensdag 22 november brullen in zijn megafoon. Alsof een vrouw tegen een man die op het punt staat haar te verkrachten zou zeggen: “Doe je het wel met een condoom?” Het is alarmerend als een cultuur die zich in confrontaties met andere (religieuze) culturen graag laat voorstaan op haar redelijke en humane principes, die zich trots een ‘kind van de Verlichting’ noemt, op kritieke momenten in haar eigen bestaan collectief abdiceert en zegt: dit is zo onrechtvaardig wat wij hier doen en meemaken, maar we kunnen er niks aan doen, het is nu eenmaal de logica van het (economische) spel dat wij verkiezen te spelen. Dit systeem schenkt ons meer welvaart dan andere, eerdere systemen, en dat dit systeem ook slachtoffers maakt: tough sh*t. Alles heeft zijn prijs - dit soort Strategic Defense Ideology.

Icarus Wij weten dus dat het systeem waarin wij leven periodiek – systematisch - naast welvaart ook armoede en onrecht produceert. Wij proberen die euvels wel te verhelpen, maar altijd binnen de krijtlijnen van ons beproefde model, de zogenaamd gecorrigeerde vrije markt economie en haar bovenbouw, de sociaal-democratie. Wij weten ook wel dat het fundamenteel irrationeel is om, bijvoorbeeld, in een markt waar plaats is voor 20 miljoen auto’s 26 miljoen auto’s te produceren en vervolgens met de destructieve gevolgen van overcapaciteit en overproductie te maken te krijgen. Er zijn maar weinig dingen die dommer ogen dan een mens die maar produceert en produceert en produceert zonder zich af te vragen of zijn productie wel is afgestemd op een behoefte. Overproductie is een chronische ziekte van dit systeem, dat had de oude en zo vaak dwalende Marx dan toch goed gezien. Het idee dat mensen samen beslissen wat ze nodig hebben en vervolgens beslissen wie wat waar zal maken, wanneer, hoe snel, tegen welke prijs - kortom, het idee van een planeconomie (elk huishouden is een planeconomie) is onomstotelijk veel rationeler dan de vrije markt. Daarvoor hoef je geen communist te zijn, dat is gewoon een kwestie van gezond verstand.

7 Maar we hebben in het verleden met dat model slechte ervaringen gehad. De centralistisch geleide planeconomieën in het voormalige Sovjetrijk waren niet meteen toonbeelden van efficiëntie, creativiteit of rechtvaardigheid. Helaas hebben de catastrofes waar die eerdere oefeningen met een planeconomie onmiskenbaar toe hebben geleid, het idee zelf ook totaal gediskwalificeerd. Want ook dat viel op in de Vorst-reacties: wie ook maar zou opperen dat er NAAST het bestaande systeem kon worden gedacht, werd a priori uitgekreten voor PVDA’er of verdwaalde populist. Dat is wat ik bedoel met het Icaruscomplex van Europa: geleerd en gelouterd door de economische en sociale débacles van de twintigste eeuw zal Europa zich niet gauw meer verbranden aan utopische modellen van welke aard ook. Europa heeft geen dromen meer, het gelooft niet eens in zichzelf als feit, laat staan dat het nog iets collectiefs zou dromen. Sadder and wiser na die gruwelijke 20ste eeuw, vliegt Europa niet meer op, het durft niet meer bezijden de vertrouwde paden te denken, het “Andere” is niets meer dan een conceptueel speelgoedje voor intellectuelen en academici. Zoals Icarus neerstortte omdat hij met zijn met was aaneengelijmde vleugels te dicht bij de zon was gevlogen, zo is het “denken van/in/over Europa” neergestort in de werkelijkheid. Ons denken is tussen de feiten neergehurkt, het neemt geen hoge vlucht meer, het durft niet meer uit te wieken boven deze granieten consensus: “we kunnen nu eenmaal niets beters bedenken.” De Europeaan is een bange meta-mens geworden, een kleine bricoleur die nog wel een beetje morrelt aan de werkelijkheid maar niet de geringste ambitie meer heeft om haar (de werkelijkheid) fundamenteel te veranderen. Frank ALBERS (http://frankalbers.skynetblogs.be//index.html)

Literair festijn? ▲Op 24 oktober werd in Het Toneelhuis te Antwerpen een “Vlaams Literair Festijn” gehouden. Bedoeling was de visie op onze literatuur op te roepen, wanneer extreem rechts aan de macht zou zijn. Daarbij werden teksten van met Nieuwe Ordeorganisaties collaborerende Vlaamse auteurs voorgelezen. In een gesprek met Sofie vanden Bossche (De Morgen, 23 oktober) stelde Kristien Hemmerechts dat er waarschijnlijk nog wel schrijvers zijn met een extreem rechtse signatuur, “maar ze krijgen geen podium”. Wat voorgelezen wordt op vieringen van de gebroeders Van Raemdonck krijgt geen aandacht in De Morgen, hé. Als het VB aan de macht zou komen, zou dat misschien de dominante literatuur worden en zou de huidige dominante literatuur in de marge verdwijnen. Die laatste uitspraak is natuurlijk je reinste onzin, en bewijst eens te meer dat Hemmerechts deskundiger is als orakel van dienst dan als docente literatuur. Eric Rinckhout, cultuurredacteur van De Morgen, voelde de sfeer rond het optreden blijkbaar onbehaaglijk aan: Zaten we nu op een VB-congres of waren we verzeild in een gemakkelijke parodie? Gingen we even lachen met wat domme schrijvers die zich voor en na de Tweede Wereldoorlog in hun blindheid vergist hadden? Superieur oordelen vanuit het heden is altijd makkelijk. (De Morgen, 26 oktober.) Blanka Gyselen werd door Mark Cloostermans (De Standaard, 26 oktober) versleten voor “de Luc Versteylen van haar tijd”, waarbij de verslaggever niet alleen meteen duidelijk maakte dat historisch besef zeker zijn sterkste kant niet is, maar tevens dat hij een erg fantasievolle visie over zowel de pater als de dichteres er op nahoudt. Zinnig commentaar gaf Mark Reugebrink in zijn Journaal (26 oktober), zo ook Tom Lanoye in een gesprek met Veto, het onafhankelijke studentenweekblad van de Leuvense Overkoepelende Kringorganisatie (6 november). Hier volgt een relevante nabeschouwing (De Morgen, 31 oktober 2006) van Matthijs de Ridder (Universiteit Antwerpen) en Geert Buelens (Universiteit Utrecht), samenstellers van het boek De Trust der Vaderlandsliefde. Over literatuur en Vlaamse Beweging (1890-1940). ■

8

Vlaams literair azijn Wat er in de boekenkast van Gerolf Annemans staat, weten wij niet. Best mogelijk dat hij van Tom Lanoye houdt. Dat lijkt ons echter niet de kwestie waar het - naar aanleiding van de Goed foutcontroverse en het Vlaams Literair Festijn - over moet gaan. Wel over de simplismen die in talrijke kranten- en tv-bijdragen daarover zijn gedebiteerd. Dat de organisatoren de Vlaamsnationalistische literatuur en het VB volstrekt ernstig namen, juichen we toe. Maar de vraag blijft toch welk punt ze hebben willen maken: wilden ze het publiek vermaken, wakker schudden of informeren? Dat laatste blijkbaar niet, want aan reporter Eric Rinckhout deelden ze mee dat de teksten zelfstandig moesten kunnen werken, dus zonder context (DM 26/10). Maar als je de context van die teksten wegneemt, wat betekenen ze dan nog? Welk urgent punt wordt er met deze avond gemaakt? Dat het VB ons door Duitsland wil laten inlijven (zoals het bladzijvullende Verschaevecitaat op de Bisopening suggereerde, DM 23/10)? Of dat het VB dweept met achterhaalde onnozelaars? Het Vlaams Literair Festijn was een anachronistische avond. Want hoewel het VB uiteraard de historische erfgenaam is van een bepaald soort Vlaamsnationalisme, betekent dat niet automatisch dat de Vlaamsnationale retoriek in tachtig jaar ongewijzigd zou zijn. Hoe retrograde 'volksverbonden' het VB-discours ook is, hun 'Vlaanderen' is niet noodzakelijk dat van René de Clercq. Met zijn gedicht ‘Daar is maar één Vlaanderen’ opende de avond en daarmee was de toon gezet: VB = Vlaamse Beweging = Vlaamsgezinde literatuur = zo passé als maar kan zijn. Maar met veel plezier stellen wij voor u een avond samen waarin wij met socialistische strijdverzen helemaal hetzelfde effect sorteren, overigens met inbegrip van gedichten van René de Clercq. René de Clercq immers was behalve Groot-Dietscher ook een van de literaire idolen van linkse dichters als Paul van Ostaijen. De Clercqs poëzie behoort, volgens de auteur van Bezette Stad, "tot dit lyriese positivisme, zonder flou, zonder impressionisme, zonder hartsaandoening, reëel en niet uitspattend, dat wij, expressionisten, steeds hebben gepostuleerd en nagestreefd". Zo beschouwd is De Clercq dus niet de rechtse, achterhaalde verzenbakker die we er vandaag graag in zien, maar een inspirerend voorbeeld dat in de moderne Vlaamse poëziegeschiedenis van belang blijft. Verslaggever Marc Cloostermans hoorde er enkel "extatisch gebrabbel zonder inhoud" in (DS 26/10). Het is nochtans de inhoud waaruit grote delen van de Vlaamse literatuur zijn gegroeid, evenals de mogelijkheid die Cloostermans had om in eigen taal te studeren en publiceren. Uiteraard kun je met alles lachen, maar waarom zou je? Om jezelf daardoor superieur te wanen aan die Vlaamse kloefkappers van weleer? De Clercqs politieke opvattingen waren overigens bepaald niet eenduidig: grote gezangen over Dietsland worden afgewisseld met loyale lofdichten op Koning Albert. Hem in verband brengen met de nazistische voorgangers van het VB is alweer anachronistisch, want in 1933 was De Clercq al dood. Ook over het andere getypecaste icoon Blanka Gyselen valt wel een en ander te zeggen. Bijvoorbeeld dat zij in de late jaren vijftig nog gewoon op de door verzetslui geleide Vlaamse televisie verscheen, nieuwjaarswensen van Walschap mocht ontvangen en een belangrijke provinciale literaire prijs kreeg. Ook gaf ze lezingen over de voorname socialistische leidsvrouwe Henriëtte Roland Holst. Uit het werk van Roland Holst kunnen wij overigens eveneens citaten plukken die doen "giechelen" (DS).

9 En nu we toch dreigen te gaan citeren, zullen we dan ook eens een liedje van de 0110-zangeressen van Laïs in herinnering brengen, meer bepaald ‘Bruidsnacht’, met een tekst van... Ferdinand Vercnocke? Dat maakt grote delen van zijn werk niet minder problematisch, maar het geeft wel aan dat het Vlaamse erfgoed niet per definitie belegen, belachelijk en cryptofascistisch is. Niet dat de organisatoren dat laatste met zoveel woorden zouden hebben beweerd. Als toegeving aan de gerespecteerde canon werd immers ook Willem Elsschots 'Bormsgedicht' voorgedragen. Maar welk punt wordt daarmee dan gemaakt? Dat ook grote schrijvers hun zotte momenten kunnen hebben? Voor de context die dat gedicht tot veel meer dan een curiosum maakt, was op het Festijn geen plaats. Niet alleen was Borms al lang een icoon in de Vlaamse literatuur (met lofdichten van Gaston Burssens, Marnix Gijsen en Geert Pijnenburg en een aanhankelijkheidsverklaring van Van Ostaijen, vlak voor diens dood), ook circuleerden in Antwerpen verhalen over Borms die niet passen in het officiële hedendaagse beeld van de tweevoudige collaborateur. Verhalen waarin Borms optrad als redder van joden en politieke tegenstanders werden ook door linkse pacifisten bevestigd. Vrijdag beweerde Joris Janssens in deze krant dat onderzoek dat zich op deze manier met het Vlaamse erfgoed bezighoudt, de wetenschap inzet voor een politiek doel, met name de strijd tegen extreem rechts. Daarmee draait hij onze intentie om en bevestigt hij eigenlijk de door het VB gemonopoliseerde visie op de Vlaamse geschiedenis. Wij willen een correctie aanbrengen op die visie, niet om het VB "af te blokken", maar omdat die visie simpelweg historisch onjuist is. De linksrechtstegenstelling waarin onze cultuur sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog, en schier definitief sedert mei 1968, vastzit, biedt geen productief kader om naar onze geschiedenis te kijken. Vlaamsnationalistische communisten [sic] konden er ook tijdens de Tweede Wereldoorlog van dromen om oorlogsburgemeester te worden. Onze geschiedenis wordt in hoge mate bepaald door een hardnekkige vorm van idealisme die zowel het emanciperende discours als onze literatuur op bepalende wijze heeft gevoed, ook bij auteurs die we vandaag nog wel lezen (Vermeylen, Van Ostaijen, Boon, Claus). Dat betekent uiteraard niet dat we dit idealisme blijvend moeten cultiveren, maar we moeten het wel trachten te begrijpen. Het blijft de vraag of de retroshow in de Bourla daarvoor het juiste instrument was. De minihype die erover in de media ontstond, was het ook niet om context en begrip te doen, maar droeg bij tot de polarisering die onze samenleving in de greep houdt. Matthijs DE RIDDER & Geert BUELENS

Prozaïsch Pandemonium bij Pantagruel Op een morgen ontsteekt Achilles bij het wakker worden in een enorme woede. En zoals zijn gewoonte is verandert zijn woede al zeer snel in een regelrechte toorn en hij brult: "Bijna drieduizend jaar nu ben ik de wachter van de hiel, alleen maar dat! Is er nooit meer een gevecht voor mij weggelegd? Ik vertrek vandaag nog op zoek" en zijn toorn uit zich in dierlijk gebrom. Madame Barrain is opgeschrikt uit haar slaap en ze sust hem: "Beste Achilles, toen ik de laatste keer coaguleerde ben ik zelf dodelijk getroffen door mijn gloeiende naald en werd ik door de pythia naar de oorschelp gekatapulteerd en zij sprak het orakel uit: ‘Er zal een tijd komen dat ge u op weg moet begeven. Het uur zal u geopenbaard worden. Er zal u een metgezel toegewezen worden als

10 gezelschap en begeef u samen naar de eilandjes.’ Beste Achilles, ik denk dat het uur van vertrek gekomen is." Achilles, die altijd veel ontzag heeft gehad voor de uitspraken van het orakel, is meteen gesust en stemt onmiddellijk toe. "Ik ben gereed, Madame Barrain, laten we meteen vetrekken. Daal af naar de borstholte en vind de eilandjes van Langerhans." Madame Barrain verlaat onmiddellijk de oorschelp en daalt af. Meteen ontmoet ze Eustachius die haar vriendelijk de weg wijst: "Schuif door de buis en daal dan verder langs het slakkenhuis, klim met behulp van de stijgbeugel op het aambeeld en spring dan in de diepte voor de hamer toeslaat." Hoewel de weg voor Achilles veel langer was, komen beiden gelijktijdig aan. Daar ze gelukkig wachters zijn in het lichaam van Pantagruel is de alvleesklier zeer groot en drijven er vele grote eilandjes. Langerhans, die zelf troont op het grootste eiland ontvangt hen heel hartelijk en verzekert hen dat ze zolang mogen blijven als ze willen. Plots duiken van alle kanten figuren op en iedereen van hen neemt een eilandje in. Het lijkt erg onwezenlijk en Achilles waant zich weer even in de Hades. Langerhans herkent onmiddellijk Alzheimer aan zijn wezenloze blik. En daar is ook Broca, waaraan van ver te zien is dat zijn hersens verweekt zijn. Dan is er ook Parkinson die bevend op zijn eilandje kruipt. Meunière komt aangewankeld en heeft veel moeite om zijn evenwicht te bewaren. En dan is er Basedow, zijn ogen puilen uit hun kassen. Guillain en Barré komen tesamen aan op één eilandje en beginnen meteen te bekvechten. Gelukkig worden ze gelijktijdig overvallen door een allesoverweldigende moeheid. Ook Tourette en Huntington komen gelijktijdig aan bij een eilandje en de spanning is meteen voelbaar. Langerhans herkent ook Koch, die duidelijk in een verregaande staat van tuberculose verkeert en als laatste komt Montgommery aan, zijn bovenlijf ontbloot vanwege zijn gezwollen tuberkels. Langerhans, die de alvleesklier altijd alleen bewoond heeft is er niet gerust in: als hij Achilles en Madame Barrain verwelkomde was dat van harte, maar hij was niet voorbereid op een invasie van zieken die zijn eilandjes veranderen in een groot sanatorium. Juist als hij opstaat om als koning van de alvleesklier iedereen toe te spreken, breekt er een hels pandemonium los. Guillain en Barré raken slaags om wie het meest recht heeft op het eiland, omdat hij het meest moe is. Maar die moeheid zijn ze op dit ogenblik wel vergeten en ze delen elkaar rake klappen uit. Ook Alzheimer en Parkinson krijgen slaande ruzie, omdat Alzheimer Parkinson verwijt dat hij niets meer weet en Parkinson die zich zwaar beledigd voelt tracht met bevende handen Alzheimer onderuit te halen. Meunière begint Broca te verwijten dat het zijn schuld is dat hij zo weinig evenwicht heeft en hun gevecht lijkt op dat van twee dansende ledenpoppen.

11 Maar het hardst tekeer gaan Tourette en Huntington. Tourette verwijt Huntington in de meest vulgaire scatologische scheldtirades dat Huntington hem met zijn grimassen probeert na te doen en daar allebei zo snel zijn, zijn de klappen die zij elkaar uitdelen niet te tellen. Dan verschijn plots uit het niets Gall en die brult boven het gevecht uit: " Ik zie het wel, jullie hebben allemaal een schedel van het misdadige type!" Langerhans staat verwezen toe te kijken en Madame Barrain die altijd als eenvoudige volksgenezeres veel eerbied gehad heeft voor de echte geleerde dokters, weet niet wat ze er van moet denken. Montgommery besluit dat hij iets moet ondernemen in de trant van zijn naamgenoot, maar voor hij iets kan doen rijst Achilles recht, groot en schoon en aan de goden gelijk. Zijn strijdersbloed klopt weer in zijn aderen en hij maakt zich op voor het gevecht. Hij rooft meteen het schild van die vervelende klier van een Basedow en meteen ook de gloeiende naald van Madame Barrain. De goden, die met enorm genoegen het krakeel gadeslaan vergunnen hem dat het verandert in een schitterend zwaard. Met wuivende helmbos werpt hij zich in het gewoel en maait telkens met één houw iedereen van zijn eilandje af, recht in de alvleeszee. De goden die vanop de Ida het gevecht zo lang mogelijk willen laten duren, zorgen ervoor dat iedereen telkens weer terug op zijn eilandje klimt zodat Achilles ze kan blijven verjagen. Ze laten zelfs de alvleesklier uitdijen zodat de eilandjes groter worden en Achilles Tourrette viermaal kan achtervolgen het hele grote eiland rond. Dan verschijn plots in een lichtflits Hippocrates. Iedereen is verblind en blijft versteven staan. Het wordt plots muisstil. Dan zegt Hippocrates. "Zo is het genoeg. Zweer nu allemaal een plechtige eed dat niemand van jullie de ander nog zal bevechten, niet met woorden, noch met handgemeen." Iedereen komt plots tot zichzelf. Achilles legt zijn schild aan de voeten van Hippocrates en zijn zwaard is weer de naald van Madame Barrain. De geleerde heren schudden elkaar de hand, zij het niet altijd van harte en verdwijnen zoals ze gekomen zijn. Langerhans trakteert Achilles en Madame Barrain op een glas insuline dat beleefd geweigerd wordt. Het wordt tijd om te vertrekken en men neemt afscheid. Langerhans is blij dat hij het rijk weer voor zich alleen heeft. Achilles heeft zich zo heerlijk kunnen uitleven dat hij er nu nog jaren op kan teren en Madame Barrain is blij dat zij Achilles deze kleine triomf heeft kunnen gunnen. Pantagruel heeft een beetje last van een slechte spijsvertering, maar voor de rest heeft hij niets gemerkt. MARGA

Televisioneel

12 Wendy van Wanten heeft eindelijk haar droomprins gevonden in ‘Wie wordt de man van Wendy’ VTM.! Hij heet Frans,’Franske’, want Wendy’tje is dol op verkleinwoordjes. Jaren geleden dacht ze nog een echt ‘prinstje’ aan de haak te slaan. Het leven zoals het is: ‘The Prince and the Showgirl’. Een reeks die er had kunnen zijn…helaas, Laurent ontkende alles, maar verzonk in een depressie en liet zijn haar kortscheren. Clement werd vaderloos geboren, en de speciale pers legde het verband met villa Clementine, stulpje van prins Laurent. Volgens die pers werd in het francofone feestgangersclubje van de prins al eens verwezen naar ‘la pute Flamande’. Begrijpelijk met haar verleden als ongekroonde sekskoningin, maar zouden die adelborstjes dan ooit gekeken hebben naar de PIN-UP CLUB op ‘den holland’ ? Maar eind goed, al goed, Laurent vond Claire, en nu heeft Wendy haar Frans. Van Wendy weten we ook dat ze amper een correcte Nederlandse zin van pakweg vijf woorden kan vormen. Guitig schakelt ze dan over op enkele Oostendse idiomen. Wel, nu wil het toch lukken dat Franske ook een West-Vlaming is, een Bruggeling! Geen taalbarrières meer: als hij ‘min keppeke’ zegt, weet zij dat hij haar geen kieken noemt. Alsof de wekenlange queeste naar haar superman nog niet tergend genoeg was voor kijkend Vlaanderen, krijgen we nu ook nog de sequel: hun liefdesreis in Griekenland, zonder voorhuwelijkse betrekkingen, en met aparte bungalows! Ze mag dan wel een schalkse deerne zijn, onze Wendy, voorlopig loopt ze Franske enkel wat te prikkelen. Wat gedacht van haar verschijning in badjas: “Franske, min brubbelbadje loop over. Ek weet nie hoe dat te stoppen, da broebelt moar, en da broebelt moar”. Franske zorgde dat de broebeltjes onder controle geraakten…maar kopje onder met zijn diva zat er niet in. Een ander moment lagen ze op de massagetafel van het hotel voor een chocoscrub. Jawel, een speciale behandeling met chocoladesmeersel; verder dan wat zuchten en steunen kwamen ze niet. ’t Zal wel aan mij liggen, maar ik stel me daar dan weer heel andere dingen bij voor…zonder camera weliswaar. En op voorwaarde dat die klieder ook eetbaar is natuurlijk. & Op VT4 loopt ‘De jeugd van tegenwoordig: het internaat’, naar een Brits concept. Dus werd hier het fictieve ‘Sint-Victor’ uit de grond gestampt, strenge kostschool anno 1950…en onze jeugd van tegenwoordig nam plaats in de teletijdmachine. Elke scholier kreeg een zeer Engels uitziend uniform aangemeten, misschien was met de format ook de garderobe overgekocht. Toch een tikkeltje te kleurig voor onze katholieke instellingen, dat grasgroene blazertje en rood/groen gestreepte das. En ‘gemengd’ onderwijs in 1950? Ach ja, er is een jongens- en meisjesvleugel, maar toen kwamen die in geen kilometer in mekaars omtrek. Alle attributen en gadgets waar een moderne tiener moorden voor begaat (sic) dienden ingeleverd. GSM’s, iPods, ja zelfs troetelbeesten waren naar binnen gesmokkeld, en na ontdekking in beslag genomen. Hier was een reglement ook iets dat diende nageleefd te worden. Ineens beseften sommigen dat ze in de hel waren beland. Zo ook een jonge Goth, duivelaanbidder in zijn vrije uurtjes anno 2006. Zijn ‘coiffure’ die bij zo’n imago hoort, werd onder dwang gekortwiekt. Tegen zoveel aards onheil bleek geen bezwering opgewassen, hij verliet Sint-Victor al in de tweede aflevering, en viel huilend zijn ouders in de armen.

13 Wie zal zich verbazen over het feit dat ook het lessenpakket anno 1950 veel te zwaar bleek voor de huidige scholieren? De leraren van Sint-Victor staan ook anno 2006 in het onderwijs, daar twijfel ik niet aan. Maar ik weet ook dat leraren graag bijklussen in theater. Wel, nu kunnen die types zich eens echt laten gaan, niet gehinderd door regisseurs die hun overacting trachten in te dijken. Er wordt geschreeuwd, gebulderd, jazeker, ik verwacht in de volgende aflevering lijfstraffen met de roede. Ook mooi in z’n tristesse was de scène waarin de meisjes eindelijk in bad mochten. Daartoe kregen ze van de zuster een linnen gewaad aangereikt, want in naaktheid baden, ho maar! Daaruit kan ik alleen maar afleiden dat het flink moet hebben gestonken in die klassen, en ik durf me al helemaal niet voorstellen wat het betreden van zo’n turnzaal teweeg kon brengen aan een gevoelige maag. Blij toe dat ik geen tiener was in 1950, maar wel in de roerige swinging sixties: toen waaide er een frisse wind door het onderwijs. ■

Aubrey Beardsley en het fin-de-siècle (III) Deze karakteriële en sociale vaardigheden zou hij nu snel kunnen ontplooien. Inderdaad, de ene kennismaking bracht de andere met zich mee, en daar zorgden Bobbie en zijn vrienden wel voor. Eveneens in 1892 maakte Aubrey kennis met William More Adey (1858-1942), die een jaar voordien de eerste Engelse vertaling van Ibsens Brand had gepubliceerd. De vermogende Adey zou heel wat tekeningen kopen van Aubrey en, net als zijn intieme vriend Ross, na 1895 Oscar Wilde (ook) financieel bijstaan in juridische en financiële aangelegenheden – een overigens allesbehalve dankbare taak, zoals uit Oscars vaak wilde brieven overduidelijk blijkt. In 1900 namen Adey en Ross een participatie in de Carfax Gallery, waar de jurist Arthur Bellamy Clifton (1862-1932), zoon van een hoogleraar experimentele filosofie in Oxford, hoofdaandeelhouder en commercieel directeur was. De Carfax Gallery stelde de eerste werken tentoon van Max Beerbohm, Sickert en Rothenstein en organiseerde de eerste retrospectieve van Beardsley’s oeuvre in oktober 1904. Ook al door de nooit aflatende bemoeienissen van bezige Bobbie leerde Aubrey graaf Stanislas Eric Stenbock (1860-1895) kennen, een welstellende excentriekeling van Zweedse origine, die door W. B. Yeats getypeerd werd als “scholar, connoisseur, drunkard, poet, pervert, most charming of men”. 1 – Om het portret af te ronden: hij was verslaafd aan opium en stierf aan delirium tremens. Dat alles belette niet dat Stenbock, linguïst, dichter, tekenaar en musicus, een “man of many accomplishments” was.2 Hij publiceerde enkele dichtbundels en kortverhalen, waaronder “The True Story of a Vampire”. 3 Erfgenaam van een stevig fortuin (waaronder uitgestrekte landerijen in Estland), Stenbock was in de jaren tachtig van de XIXde eeuw weleens zonder liquide middelen. Om te ontsnappen aan zijn Londense schuldeisers bracht hij de winter van 1884 door in Antwerpen, Marnixplaats 7. In 1885 1

The Oxford Book of Modern Verse 1892-1935, Oxford, 1936, p. X. B. READE & F. DICKINSON, op. cit., nr. 142. 3 Poëzie: Love, Sleep & Dreams (1881); Myrtle, Rue and Cypress (1883); The Shadow of Death (1894). Proza: Studies of Death (1894); A Secret Kept (1894 – eerst uitgegeven in 2002); The Child of the Soul & Other Stories (eerst verschenen in 1999). 2

14 schreef hij dan ook Ballad of Creditors… In samenwerking met More Adey vertaalde hij werk van Balzac. Ook graaf Stenbock kocht werk van de jonge, destijds nog onbekende Beardsley, en hij introduceerde hem bij zijn minnaar (en erfgenaam) Norman O’Neill (1875-1934) die in de eerste kwart van de XXste eeuw grote faam zou verwerven als componist en orkestleider. Beardsley maakte vier karikaturen van O’Neill.4 1893 ziet Beardsley’s doorbraak naar het publiek. Joseph Pennel, criticus zelf kunstenaar, vestigt met een artikel in The Studio als eerste de aandacht op de jonge tekenaar, die van zijn kant actualiteitsgebonden illustraties begint te publiceren in The Pall Mall Budget, een blad waar ook Bobbie Ross zou aan meewerken. Het netwerk blijft voortreffelijk functioneren, en eind 1893 gaat Aubrey’s beslissende samenwerking met John Lane, uitgever van Wilde, van start. In opdracht van John M. Dent ontwerpt Beardsley een dertigtal eerder conventionele illustraties voor Sir Thomas Malory’s Le Morte Darthur, dat van 1893 af in afleveringen begint te lopen alvorens in 1894 in twee delen gebundeld te worden. Met de illustratie van Wilde’s Salomé zou Beardsley echter zijn eerste volwaardige tekeningen afleveren, waaronder enkele platen die tot op vandaag tot zijn meest bekende behoren. In april 1893 publiceerde hij in The Studio een tekening van Salomé die het hoofd van Johannes de Doper vasthoudt – ongetwijfeld een tactische captatio benevolentiae ten opzichte van Wilde. En het lukte ook: Oscar die graag jong talent pousseerde en wel sympathie koesterde voor de jonge Aubrey, gaf hem de opdracht Salomé te verluchten. & Habent sua fata libelli. Op Salomé rustte blijkbaar iets dat op een vloek leek. Zowel voor Wilde zelf als voor Lord Alfred Douglas, Aubrey Beardsley en Sarah Bernhardt, voor acteurs en theaterdirecteurs bleek het stuk een onuitputtelijke bron van moeilijkheden, wrijvingen en twisten, vaak met verregaande gevolgen op persoonlijk of financieel vlak. De vloek van Salomé bleef decennia nawerken. De opvoering van Wilde’s enig Frans theaterstuk was voorzien voor eind 1892, in het Londense Palace Theatre. De “goddelijke” Sarah Bernhardt – “that serpent of old Nile”, dixit Wilde – commanditeerde het stuk en speelde de titelrol. Ze was weg van Wilde en van het stuk. “Mais c’est héraldique: on dirait une une fresque”, luidde haar reactie tijdens de eerste lezing. De repetities waren al drie weken aan de gang, de somptueuze kostuums en decors waren al ontworpen, toen de Lord Chamberlain eind juni 1892 geen toelating tot opvoering gaf, op grond van het verbod bijbelse personages op scène uit te beelden, een regelgeving uit de XVI de eeuw, bedoeld om de mysteriespelen uit te roeien. De ambtenaar die verantwoordelijk was voor de toekenning van opvoeringslicenties (“the examiner of plays for the Lord Chamberlain”) was van 1875 tot 1895 een zekere E. F. S. Pigott, volgens George Bernard Shaw een “wandelende compilatie van vulgaire insulaire vooroordelen”. Het oordeel van dear Oscar over de censuurambtenaar was niet milder: A commonplace official […] who panders to the vulgarity and hypocrisy of the English people, by licensing every low farce and vulgar melodrama.

4

Derek HUDSON, Norman O’Neill, London, 1945.

15 Niet alleen Sarah Bernhardt was erg ontgoocheld (ook al omdat ze financieel zwaar schade ondervond). In een overmoedige vlaag gaf Wilde in een interview met Robert Ross voor The Pall Mall Budget impulsief en kernachtig te kennen dat hij naar Parijs zou emigreren en de Franse nationaliteit aanvragen. I will not consent to call myself a citizen of a country that shows such narrowness in its artistic judgment. I am not English. I am Irish – which is quite another thing. Het geduchte satirische blad Punch overtrof zichzelf door meteen uit te pakken met een karikatuur van Wilde in het uniform van een Franse “poilu”. Het bleef natuurlijk bij verbale uitspattingen, maar Wilde hechtte wel veel belang aan Salomé, en was diep gekwetst. En niet het minst door de ontgoochelende reacties van collega’s en theatermensen die openlijk de zijde der filistijnen kozen – uit hypocrisie of naijver, zelden uit overtuiging. Henri-Floris JESPERS (wordt vervolgd)

Misdaad loont ▲Endemol Nederland heeft de rechten verworven om het boek Rendez-vous van Esther Verhoef te verfilmen voor televisie. De overeenkomst werd afgelopen week ondertekend bij uitgeverij Ambo| Anthos door Peter Römer, creative director Drama bij Endemol, en Esther Verhoef. Verhoef kreeg tevens het 125.000ste exemplaar uitgereikt van haar literaire thriller, die nog maar een halfjaar in de winkel ligt. Na twee succesvolle actiethrillers bewijst zij met Rendez-vous ijzersterk te zijn in het populaire genre van psychologische literaire thrillers en een breed publiek aan te spreken. In Rendez-vous koopt de 34-jarige Simone samen met haar man en twee kinderen een bouwvallig landhuis om op te knappen en gedeeltelijk te verhuren als chambres d’hôtes. Deze droom wordt algauw ingehaald door de werkelijkheid. Want terwijl de hectiek van de verbouwing steeds groter wordt vlucht Simone in een hartstochtelijke affaire met de aantrekkelijke twintigjarige Michel. Ze raakt daarbij langzaam maar zeker verstrikt in een onmogelijk dubbelspel en komt met haar rug tegen de muur te staan. Will Koopman, creative producer en regisseur van onder andere Baantjer en Gooische Vrouwen wist direct dat ze Rendez-vous wilde verfilmen. Römer zag in zijn directe omgeving hoe het boek steeds meer lezeressen in zijn greep kreeg, en twijfelde niet lang over dit voorstel. ‘Het boek is spannend, meeslepend, het spreekt tot de verbeelding en het is een geloofwaardig verhaal. Wat ons betreft alle ingrediënten om een hele sterke film van te maken.’ ■

Door de leesbril bekeken ▲Het soevereiniteitstreven van de Franssprekende provincie Quebec is een gevoelig thema in de Canadese politiek en reeds de inzet van twee referenda. In 1985 werd afscheiding van Canada maar nipt verworpen. Premier Ben Harper heeft omtrent Quebec nooit het woord "natie" in de mond genomen. Tot hij woensdagavond 23 november(plaatselijke tijd) het Canadese Lagerhuis verraste met de plechtige aankondiging dat hij dezelfde dag nog een motie zou indienen waarin staat dat de inwoners van Quebec "een natie vormen binnen een verenigd Canada". "Do Quebecers form a nation within a united Canada? The answer is yes. Do Quebecers form an independent nation? The answer is no -- and it will always be no." De bewindsman formuleerde deze woorden nadat de Quebecse separatisten hadden aangekondigd vandaag een motie te willen indienen waarin eveneens wordt gezegd dat de mannen en vrouwen van de provincie "een natie" vormen, maar waarbij zorgvuldig is nagelaten te vermelden dat de provincie deel uitmaakt van Canada. Waarnemers menen dat Harper met zijn surprise het gras heeft weggemaaid onder het Bloc Quebecois. Want diens motie zou neerkomen op afscheiding van de rest van Canada. Meerdere Canadese kranten noemden de aankondiging van Harper "historisch". Sommigen gewagen dan weer van "opportunisme" en nog anderen vinden dat de premier een "gevaarlijk spel" speelt. ■

16 ▲Kosovo zou nog tot na de Servische verkiezingen moeten wachten voor er een oplossing kan komen voor het statuut van het gebied. Dat verklaarde senaatsvoorzitster Anne-Marie Lizin ter gelegenheid van het bezoek van de Kosovaarse president Fatmir Sejdiu. Sejdiu was drie dagen op bezoek in België op uitnodiging van Lizin. In zijn toespraak in de Senaat benadrukte hij dat de Kosovaarse leiders een "totaal vertrouwen" hebben in de internationale gemeenschap, die dan ook zeer voor Kosovaarse onafhankelijkheid te vinden is. Oorspronkelijk was een definitief statuut voor Kosovo voorzien voor het einde van het jaar. Het uitstel zorgt echter voor ongeduld bij de etnisch-Albanese bevolking van Kosovo Zeven jaar geleden maakte de NAVO een einde aan wat Sejdiu, destijds een UCK-leider, omschreef als "de repressie en genocide van de jaren onder (Slobodan) Milosevic waarbij 12.000 Kosovaren de dood vonden en 800.000 anderen op de vlucht joegen in de lente van 1999". Sejdiu verzekerde dat de Servische minderheid in een onafhankelijke Kosovo "alle garanties van een correcte vertegenwoordiging krijgt". Volgens hem is het uitblijven van de onafhankelijke staat één van de redenen van het uitblijven van de economische heropstanding van Kosovo. ▲ ▲Naar aanleiding van de plechtige hervatting van de colleges van de Unité de formation et de recherche d’Études Germaniques, hield Professor Cornelis (Kees) Snoek op 21 november zijn inaugurele oratie aan de Sorbonne. Hij handelde onder grote belangstelling over “L’image des PaysBas dans l’œuvre et la correspondance de Multatuli (1820-1887)”. ■ ▲Vrijdag 24 november werd Lucht, Licht en Water, de overzichtstentoonstelling van het plastisch werk van Wannes van de Velde, niet geopend door schepen van Cultuur Philip Heylen (zoals vermeld op de uitnodiging), maar door schepen van Stadsontwikkeling en Ruimtelijke Ordening Ludo van Campenhout. Hij bracht dan ook meteen het verzet van Wannes in herinnering tegen de kaalslag die Antwerpen teisterde in de jaren zestig, en bracht hulde aan de geëngageerde kunstenaar die verontwaardigd en met nauwelijks ingehouden woede op de barricaden stond. De gelegenheid plastisch werk van Wannes te zien wordt uiterst zelden geboden, al is hij ook op dat vlak sinds het prille begin van de jaren zestig actief. De meditatieve plastische uitdrukking is zowat Wannes’ geheime tuin, waarin hij rust vindt. De aquarellen, penseel- en inkttekeningen hebben iets Oosters. Net zoals in de kunst van het boogschieten komt het er op vanuit de volle leegte meteen doel te treffen. Boogmeester Kenzo Awa zegt dat het er op aankomt, zichzelf vergetend, niet langer te denken: “ik” richt of “ik” treft, maar te ervaren dat “het” richt en “het” doel treft. Wanneer “het” zich manifesteert bij de leerling, buigt de Meester. Kijk tien jaar lang naar bamboe, word zelf bamboe, vergeet dan alles en – schilder. Meesterschap bereik je slechts wanneer je er niet langer aan gehecht bent. Op het einde van de weg, twee metamorfosen van het verborgen licht: tuchtvolle helderheid en (voor wie de ascese die een oefening is) glanzende volheid. De verstrooide voorbijganger mag dan nog denken dat het eenvoudig is – en dat is het ook, maar niet in de betekenis die hij aan het woord een-voudig hecht. Wannes beheerst ook de kunst van de xylografie. Misschien kan betreurd worden dat zijn houtsneden op de retrospectieve ontbreken. Maar het is wel begrijpelijk. Door de aard van het materiaal en van de uitbeelding zou de merkwaardige eenheid van de tentoonstelling in het gedrang komen. De tentoonstelling loopt nog tot 22 december (zie “agenda”). Een unieke gelegenheid om kennis te maken met het werk van een kunstenaar die in alle disciplines zichzelf blijft. Neen, Wannes is geen “duizendpoot”, wel: een duivelskunstenaar. Onder de aanwezigen op de vernissage: Flor Hermans, Robbe de Hert, Frank Mahieu, Edward Leibovitz, M. Marijnissen, Adriaan Raemdonck, Eric Rinckhout, Boris Rousseeuw en Rudy Witse; CDR was vertegenwoordigd door Luc Boudens, Renaud en Henri-Floris Jespers. ■ ▲De Louis Paul Boonprijs 2006, een initiatief van Honest Arts Movement (HAM), gaat naar Geertrui Daem. De prijs wordt overhandigd door Freek Neirynck, voorzitter van HAM en Chokri Ben Chikha, laureaat 2005. Prof. em. dr. Herman Balthazar houdt een toespraak. Zaterdag 9 december om 16 u in de gebouwen van de Stedelijke Integratiedienst, Wolterslaan 16, 9040 Sint-Amandsberg. Naast schrijfster is Geertrui Daem (Aalst, °1952) beeldend kunstenaar, actrice en vertelster. Ze schrijft proza en theater. Daem debuteerde in 1992 met Boniface en schreef onder meer: De meisjeskamer, Een vader voor Elizabeth, Koud en Het Verdeelde Huis. In haar verhalen heeft ze het bij voorkeur over mensen die meer van het leven verwachtten dan ze gekregen hebben. Daem heeft een eigen en eigentijdse plaats ingenomen in de traditie van de sociale roman in Vlaanderen. Daem werd bekroond met de Van der Hoogt-prijs, de Paul de Mont-prijs, de Toneelschrijfprijs van de Taalunie, en werd genomineerd zoals voor de AKO- als voor de Libris literatuurprijs. ■

17 ▲Uitgeverij Kleinood & Grootzeer brengt de nieuwe bibliofiele uitgave van Bert Bevers, Uit de herinneringen van een souffleur, dertien gedichten en dertien inktprenten van Gerrit Westerveld. De eerste uitgave wordt gemaakt in een oplage van honderd exemplaren en is in het colofon gesigneerd door de auteur en de graficus en genummerd van 1 t/m 100. De uitgave kost € 18,- (plus € 2,- verpakkings- en verzendkosten) en is rechtstreeks bij de uitgeverij Kleinood & Grootzeer te bestellen, door per e-mail door te geven hoeveel exemplaren u wenst te ontvangen. [emailprotected] Het verschuldigde bedrag moet overgemaakt op rek. 48 74 93 311, t.n.v. G.J. Westerveld te Bergen op Zoom. ■ Kleinood & Grootzeer, Kon. Wilhelminastraat 46, NL 4615 JB Bergen op Zoom www.bertbevers.com www.gwesterveld.demon.nl [emailprotected]

▲Hier werd al bij herhaling gewezen op de verdiensten van Waterloorama, het driemaandelijkse tijdschrift van de vzw “Société d’Études historiques et folkloriques de Waterloo, Braine-l’Alleud et environs”. De jongste afleveringen zijn alweer beslist lezenswaard. Nr. 7 bevat een bijdrage van Philippe Pottier over archeologie en prehistorie: 10.000 jaar voor de veldslag. Jean Simonet roept de nagedachtenis op van een van zijn voorouders, die in 1815 opgevorderd werd om de lijken van de slachtoffers van de bloedige slag weg bergen. Historicus Robin de Salle heeft zich vastgebeten in de politieke bedevaarten te Waterloo. Hij heeft eigen onderzoek verricht in Nederlandse archieven. In de eerste aflevering van wat wel eens een boek kan worden, gaat zijn aandacht naar “La société de Waterloo”, die onder de hoge bescherming stond van Prins Frederik van Oranje. In de tweede aflevering, verschenen in nr. 8, komen de manifestaties (1865 en 1890) te Waterloo van de Brusselse Vlaamse beweging aan bod. Lucien Gerke pleit voor de redding van het monument ter ere van Victor Hugo. José Malevé vraagt aandacht voor Le secret de Bonaparte (Paris, Robert Laffont, 1989) van de esotericus Robert Ambelain (1907-1997). Een bijzonder aangename verrassing is de mooie tekst van Franz Hellens (1881-1972), “Voyage à Waterloo”. Waterloorama wordt telkens opnieuw deskundig geïllustreerd. Vermelden we nog dat op 25 november de redactiesecretaris, Robin de Salle (CDR), verkozen werd tot “délégué aux relations extérieures” van ECHARP (Entente des cercles d’histoire et d’archéologie du roman pais). ■ Waterloorama, nos 7 et 8. 218 chaussée de Bruxelles, 1410 Waterloo. Abonnement 2007 (4 nummers): 10 €, te storten op rek. 000-004 13 14-89. Losse nummers: 5 €.

▲Zaterdag 2 december wordt het standbeeld van Dr. Paul Janssen in Beerse ingehuldigd. De gelegenheidstoespraak zal uitgesproken worden door provinciegouverneur Camille Paulus. Het beeld is het werk van Wilfried Pas. ■

Cita(a)t(en) Vrijheid is wat wij doen met wat ons wordt aangedaan. Jean-Paul Sartre

Beestig ▲“Laat Thanksgiving Day aan ons voorbijgaan”, moet zo’n half dozijn wilde kalkoenen hebben gedacht. Het groepje werd gespot op een perron in New Jersey, USA. Ze wilden de trein nemen naar kalkoenvriendelijker gewesten. Of ze nu uiteindelijk toch eindigen als traditionele Thanksgivingschotel is niet bekend. Je zou mensen soms toch een Cold Turkey wensen. ■ ▲Nog pluimvee: Uit onderzoek blijkt dat kippetjes met een grote kuif meer succes hebben bij haantjes dan minder bedeelde hennen. Hanen laten ook meer sperma achter bij de ‘aantrekkelijke’ vrouwtjes. Waarom hanen voor een grote kuif vallen is nog onduidelijk. Waarschijnlijk straalt een grotere ‘versiering’ een grotere vruchtbaarheid uit, en zouden deze kippen ook grotere eieren leggen. ■ ▲Chimpanseewijfjes nemen soms gezamenlijk wraak als er eentje slachtoffer is geworden van mannelijke agressieve soortgenoten. Samenspannen, roepen en veel lawaai maken is al doeltreffend om een al te doortastend mannetje op zijn nummer te zetten.Heel af en toe krijgt de onverlaat een rammeling. ■

18 ▲IJsbeerwelpjes hebben nog maar weinig overlevingskansen door opwarming aarde. Amper 43% haalt het eerste jaar. Doordat steeds meer ijs smelt, is het voedselgebied beperkt, en staat de hele ijsbeerpopulatie onder voedselstress. Wetenschappers opteren om de ijsbeer op te nemen in de lijst van bedreigde diersoorten, en hem extra bescherming te geven. ■ ▲In Siberië lopen de bruine beren dan weer doelloos door de bossen te struinen. De warmte houdt hen uit hun winterslaap. In plaats van koude en sneeuw, komt er nieuw groen aan de bomen, en bloeien de planten er voor de tweede maal. De beren voelen geen nood om in een hol aan hun winterslaap te beginnen, en blijven smullen van al dat lekkers. ■ ▲Nu verkrijgbaar in de platenwinkels en via iTunes: ‘PIGS PAIN’, gesampled gekrijs van biggen. Het is een protestsong tegen het onverdoofd castreren van biggen. ■ ▲Vier jaar geleden reeds ondertekende Gaia met de minister van Dierenwelzijn en de sector van varkenskwekers een akkoord om het onverdoofd castreren tegen 1 januari 2006 uit de wereld te helpen. Bijna 1 jaar na datum verwijderen de kwekers de teelballen van de biggen nog steeds zelf met een scalpel. “Dat klopt; de verdovingsmiddelen zijn nog steeds niet beschikbaar, en niet castreren is geen optie, omdat vlees van mannelijke varkens vies ruikt als het wordt gebakken”, zegt Isabelle Degezelle van de Vereniging van Varkenshouders. Gaia geeft toe dat het narcosemiddel nog niet geregistreerd is, maar zet de boeren aan om zelf aan te dringen bij de farmaceutische sector. “Zolang niet vaststaat dat er een voldoende afzetmarkt is, weigeren de producenten de registratieprocedure van Lidocaine voor varkens op de starten”. Smakelijk. ▲Dierenliefhebbers Kees van Kooten, Mensje van Keulen, Charlotte Mutsaers, Rudy Kousbroek, Ivo de Wijs, Mohammed Benzakour, Maarten ’t Hart en Jan Wolkers waren allen lijstduwer van de Partij voor de Dieren. Ook Harry Mulisch meldde zich aan. Bij de Nederlandse parlementsverkiezingen haalde de Partij voor de Dieren meteen twee zetels. Toch gaan schrijvers als Anja Meulenbelt en de onvermijdelijke Kristien Hemmerechts, die geen gelegenheid onbenut laat om liefst zonder enige dossierkennis in het voetlicht te treden, op hun achterste poten staan voor wat "een nepengagement" wordt genoemd. ■

Bibliografisch ▲Chantal Maillard (°Brussel, 1951) verblijft al sinds 1963 in Malaga . Ze is doctor in de filosofie, critica voor de kranten ABC en El País en publiceerde reeds vijf poëzie’bundels. Voor Matar a Platón kreeg ze in 2004 de Spaanse Nationale Poëzieprijs. Chantal Maillard schrijft al sinds haar negende jaar ‘reflecties’: observeren, waarnemen en achteraf daarvan verslag doen; is wat ze graag en goed doet, vooral met een filosofische inslag. In Matar a Platón/ Plato doden treedt de dichteres in dialoog met de beroemdste filosoof aller tijden (en tevens grote vijand van de poëzie) en haalt hem vakkundig onderuit. Nog steeds observeert Maillard gebeurtenissen, maar ze beseft dat ‘een gebeurtenis’ op zich niet bestaat; een gebeurtenis verstuift, zwermt uit en explodeert in al haar gevolgen, wordt daardoor ongrijpbaar en definieerbaar als de rimpels die een kei in het werk nalaat. Enkel de poëzie kan zo’n moment vastleggen – misschien niet in één gedicht, maar wel in een reeks gedichten, zoals Maillard hier laat blijken. Plato vond alles minderwaardig wat niet – zoals de door hem geconstrueerde Ideeën – ‘één en ondeelbaar’ was. De dichter verheft de gebeurtenis die boven alles één én deelbaar is in haar vele facetten tot de hoogste waarheid. De dichter en vertaler Bart Vonck (°Brugge, 1957) is allang geen onbekende meer voor de lezers van deze Mededelingen. ■ Chantal MAILLARD, Plato doden, Leuven, Uitgeverij P, 2006, 80 p., 18 €.

▲Op 6 juni 2098 verdedigt een student zijn doctoraatsthesis aan de Sorbonne. Onderwerp: een fascinerend moment uit het begin van deze eeuw dat de Franse democratie grondig heeft door elkaar geschud en een nieuwe maatschappij aangekondigd, kortom het “sarkozysme”, de leer van Nicolas Paul Stéphane Sarkozy de Nagy Bocsa. Onmisbaar voor wie belangstelling koestert voor de Franse politiek. Een onweerstaanbaar stripverhaal. ■ Philippe COHEN, Richard MALKA et RISS, La face karchée de Sarkozy, Paris, Éditions Vents d’Ouest-Fayard, 144 p., 16,50 €.

19

Agenda

▲Het Hubert Lampo Genootschap houdt op vrijdag 15 december 2006 een colloquium in het AMVC-Letterenhuis, Minderbroedersstraat 22 te Antwerpen. 13:00 Ontvangst en inschrijving van de deelnemers, met koffie en cake 13:30 Welkomstwoord door de directeur van het AMVC-Letterenhuis, Leen van Dijck 13:40 Welkomstwoord door de voorzitter van het HLG, Heiko ter Horst. 13:50 Introductie van de sprekers door de moderator 14:00 Gaston Durnez: “Wandelen met Hubert” 14:30 Henri-Floris Jespers: “Hubert Lampo en Hugo Claus - een eerste benadering” 15:00 Heiko ter Horst in gesprek met Jan Lampo 15:30 Toelichting op het Jaarboek van het HLG door Jan Lampo (red.) en aanbieding van het eerste exemplaar Toelichting door Leen van Dijck op de tentoonstellingen in het AMVC-Letterenhuis 15:45 16:00 17:00

Aperitief en gelegenheid tot bezichtiging van de tentoonstellingen Einde

Voor leden van het Hubert Lampo Genootschap is deelname op vertoon van de lidmaatschapskaart gratis. Zij zullen ook het eerste HLG-Jaarboek gratis ontvangen. Voor niet-leden bedraagt de entree 5,- € . ■ In verband met de organisatie vragen wij u vriendelijk, u van te voren aan te melden bij de secretariaten in België resp. in Nederland: Ilse Neuenkirch e-mail [emailprotected] of tel. 055313885 Samuel Camphuijsen e-mail [emailprotected] of tel. 029964707 ▲Het Gerard Walschap Genootschap organiseert op zaterdag 16 december 2006 van 15 tot 18 u, in het Hof van Liere, Prinsstraat 13 te Antwerpen (Universiteit Antwerpen), een colloquium over Gerard Walschap: wereld en geloof Sprekers: prof. dr. Rik Torfs (Katholieke Universiteit Leuven) en prof. em. dr. Etienne Vermeersch (Universiteit Gent) Na hun respectieve lezingen zullen de sprekers onder leiding van prof. dr. Joris Gerits (Universiteit Antwerpen) o.m. discussiëren over Walschaps controversiële essaybundel Muziek voor twee stemmen of Wereld en geloof. Een ontwerp van stilzwijgende overeenkomst tussen wetenschap en religie (Ontwikkeling, Antwerpen, 1963), waarin hij ook een uitvoerige repliek opnam op Geloof en Wereld (Patmos, Antwerpen, 1961) van prof. A. Dondeyne (KUL). De toegang is gratis voor de leden van het Genootschap. Niet-leden betalen 5 euro. Na afloop is er op de receptie gelegenheid om na te praten, informatie uit te wisselen en contacten te leggen. ■ ▲Lucht, licht en water: overzichtstentoonstelling. Tot 22 december exposeert Wannes van de Velde een selectie hoofdzakelijk penseeltekeningen uit een periode van een halve eeuw. De

20 uitnodiging vermeldt geen openingsdagen en -uren. Cultuurcentrum Luchtbal, Columbiastraat 110, 2030 Antwerpen. ■ ▲Camille de Taeye (1938) exposeert tot 30 december tekeningen en schilderijen, gelijktijdig in le salon d’art en in de boekhandel Qartiers latins. Salon d’art, rue de l’Hôtel des Monnaies 81, 1060 Brussel. Open van dinsdag tot vrijdag, van 14 tot 18u30; zaterdag van 9u30 tot 12 en van 14 tot 18 u. Librairie Quartiers latins, 14 Place des Martyrs, 1000 Brussel. Dinsdag tot zaterdag, van 10 tot 18 u. ■ ▲Van 5 december tot 31 december exposeert Hilde Windels Beeldend werk in vlas. Bibliotheek Harelbeke, Eilandstraat 2, 8530 Harelbeke. ■ ▲Bloemlezingen in het Letterenhuis | gratis | presentatie: Jelle van Riet | telkens van 12.30 tot 13.30 uur. Minderbroedersstraat 22, 2000 Antwerpen, tel. 03/222 93 20, www.letterenhuis.be 7 december 2006: Miriam Van hee 11 januari 2007: Walter van den Broeck ■ ▲Comment je suis devenu charmant, sympathique et délicieux, teksten van Tristan Tzara, gebracht door Fabienne Crommelynck en Franck Dacquin ; sax : Joachim Defgnée. Donderdag 7 december, 12u30, Théâtre-Poème, Schotlandstraat, 1060 Brussel. Reservatie: 02 538 63 58 tussen 9u30 en 18u. E-mail: [emailprotected] ■ ▲Arne Deprez stelt zijn nieuwe bundel voor, Aquamarijn. Inleiding: Alain Delmotte. Peter Wullen licht de nieuwe psychologische roman van Thierry Deleu toe, Klamme handen. Vrijdag 8 december om 20 uur, Bibliotheek Harelbeke, Eilandstraat 2, 8530 Harelbeke. ■ ▲Over woorden gesproken, de nieuwe bundel van Marcel van Maele, wordt op zaterdag 9 december om 20 uur in De Zwarte Panter voorgesteld. Roger M.J. de Neef leidt in en Marcel van Maele leest voor. Receptie aangeboden door Uitgeverij P. De Zwarte Panter, Hoogstraat 70-74, 2000 Antwerpen. ■ ▲De bundel Plato doden van de Spaanse dichteres Chantal Maillard, vertaald door Bart Vonck, wordt dinsdag 12 december om 19 uur gepresenteerd in het Instituto Cervantes te 1040 Brussel, Tervurenlaan 64. ■ ▲14 december 2006 wordt de nieuwe bundel van Erwin Mortier voorgesteld in bibliotheek Permeke. Van 12u30 tot 13u30. Toegang: gratis. De Coninckplein, 2060 Antwerpen. ■ ▲Vrijdag 22 december om 20 uur presenteert Hilde Keteleer de nieuwe dichtbundel van Bart Stouten, Happy Christmas. Receptie aangeboden door Uitgeverij P. De Zwarte Panter, Hoogstraat 70-74, 2000 Antwerpen. ■ ▲Literaire performances in de Arenbergschouwburg | € 3 inclusief drankje en verrassingsact | presentatie: Jef Staes | vanaf 20.30 uur. Arenbergstraat 28, 2000 Antwerpen, tel. 070 222 192, www.arenbergschouwburg.be 23 december 2006: Elvis Peeters 11 januari 2007: Christophe Vekeman ■

Dit is exemplaar nr.

bestemd voor

De volgende aflevering, nr. 84, verschijnt medio december. Indien u de Mededelingen verder wenst te ontvangen, gelieve uw bijdrage tijdig te storten op rekeningnummer 320 – 0084130 – 04 ten name van C. Lantsoght © Henri-Floris Jespers, Antwerpen, en de auteurs. © Illustraties : RodeS, Brussel.

1

Mededelingen van het Centrum voor Documentatie & Reëvaluatie Vierde jaargang, nr. 84

26 december 2006

Redactiesecretariaat: Henri-Floris Jespers, Marialei 40, 2018 Antwerpen. [emailprotected]

Redactioneel

2 Toen Michel Daerden een vedette werd in de pers en vooral, internationaal dan, op het Net, werd hier gewezen op het gewicht van die rondborstige “bon vivant”. Je mag je immers niet weerloos laten misleiden door de “spirituele”, vaak surrealistische uitspraken van de invloedrijke politicus en geduchte netwerker. In Le Vif/L’Express (15-21 december) wordt nu gesteld dat hij aan invloed inboet. Wat er ook van zij, de RTBF, die Daerden met de verkiezingsuitzending internationaal beroemd maakte, is blijkbaar goed op dreef. De subversieve nepnieuwsuitzending over de onafhankelijkheidsverklaring van Vlaanderen haalde ook al het internationale nieuws. Dat zegt veel over hoe het buitenland de Belgische problematiek bekijkt, maar vooral hoe Vlaanderen ervaren wordt door de Franstalige Belgen. De karikatuur is welsprekend. De RTBF heeft dit nu afdoend bewezen. In die zin draagt de RTBF bij tot de stroomversnelling van de Belgische echtscheiding. Geen enkele Vlaming trapte in die nepnieuwsuitzending. Eén dag later dachten nog altijd 6 % van de RTBF-kijkers dat het bericht reëel was. Daar is alles mee gezegd. & Gelet op de actualiteit (onder meer het colloquium over Hubert Lampo) werd de publicatie van de vierde aflevering van het feuilleton over Aubrey Beardsley uitgesteld.

Necrologisch Michel de Sutter (17 april 1946 – 5 december 2006) “Bezieler van ’t Koekoeksnest overleden”, zo luidde een item van de 800 pagina’s van teletekst VRT. “Maandgnacht is radiomaker Michel De Sutter (60) overleden. Hij was de bezieler, regisseur en coauteur van hoorspelen en radiofeuilletons…”. Toen de boodschap was doorgedrongen belde ik enkele oud-collega’s van ‘t Koekoeksnest. Het nieuws was pril, noch Emmy Leemans, noch Will Ferdy waren reeds op de hoogte. Marleen Maes wist dat de crematie in Lochristi zou plaatsvinden…een droeve reünie voor de oud- luisterspelacteurs. Amper twee jaar geleden hadden we afscheid genomen van acteur Ugo Prinsen. Toen was Michel er ook nog bij geweest. “Michel De Sutter werd geboren in Gent, op 17 april 1946. Hij volgde een leraarsopleiding en studeerde ook theaterwetenschappen. In 1973 ging hij aan de slag bij de openbare omroep, eerst bij de televisie. Eind jaren ’70 stampte hij met dramaturg Dries Poppe de dienst luisterspelen bij de radio uit de grond. Hij regisseerde talloze luisterspelen bij de toenmalige BRT1 en BRT3, onder meer de detectiveserie De Coltmoorden naar de misdaadroman van Jef Geeraerts. Begin jaren ’90 begon De Sutter met radiofeuilletons op Radio 2. Vooral ’t Koekoeksnest bleek een schot in de roos. Het programma over een restaurant in Heuvelland, in West-Vlaanderen, lokte gemiddeld méér dan één miljoen luisteraars. De reeks stopte in 1997, na acht jaar en meer dan tweeduizend afleveringen. Later werkte Michel De Sutter nog mee aan Taxi-Maxi en de crimireeks Van In, naar de boeken van Pieter Aspe. De laatste jaren was hij verantwoordelijk voor de woordbijdragen in het Radio2nachtprogramma Spoor 2.” Tot daar het persbericht Bij het afscheid in Lochristi stond op zijn kist de passer en winkelhaak, symbool van de vrijmetselarij. In hun afscheidswoorden benadrukten Dirk Bayens en logebroeder Etienne Bruneel de eigenzinnigheid van Michel, de koppige doorzetter, omdat hij wist dat wat hij wilde goed was. Maar ook zijn gulheid als mens en levensgenieter werden benadrukt. Margriet Hermans, vaak te gast in ’t Koekoeksnest, zong life Mijn eigen weg, tekst en muziek van Armath (artiestennaam van Roland Verlooven), met als refrein : …Ik ga de weg die ik heb gekozen. Nee, niets of niemand maakt me bang. Ik weet die weg, loopt niet over rozen. Ik doe mijn zin, ik ga mijn gang. En op een dag kom ik je tegen, Kruis je mijn pad en loop ik met je mee Ik ga de weg die ik heb gekozen

3 Ik ga die weg al jarenlang…. Ook Johan Verminnen, een Koekoeksnest-habitué, bracht als laatste hulde een lied: Laat me nu toch niet alleen… Bloemen noch kransen, ook geen doodsprentjes. Bij het verlaten van de aula kregen we een champagneglas, met zijn naam, geboorte- en overlijdensdatum. De glazen werden gevuld, en zijn laatste wil was een heildronk met dit edele vocht: schol Michel. Afscheidsdronk uitgebracht door zijn weduwe, Marinelle De Winne. Hartverscheurend, maar zo had hij de regie uitgetekend: gedaan is gedaan, dood is dood, en we drinken er eentje op. De aanwezigen bleven even stil, toen werd er pas geklonken op het weerzien: acteurs Roger Bolders, Anton Cogen, Kurt Defranck, Will Ferdy, Jo de Meyere, Mark Willems,. Actrices Marleen Maes, Vania Wellens, Nicky Langley en ondergetekende Magali Uytterhaegen. Radiomaker Dirk Somers en producer Luc Roggen. Co-scenaristen Mark Peters, Guy Beernaert en Frank Van Laecke. De technische ploeg van het Koekoeksnest Jan Van Driessche, Hubert Janssens en Olivia en Jan Cuypers en Marleen. Zangers Margriet Hermans en Johan Verminnen. Lieve Marinelle en kinderen Koo en Kim, allemaal hadden we Michel er nog graag jaren bij gehad. Nogmaals schol, Michel, van Janineke van ’t Koekoeksnest! Magali UYTTERHAEGEN

Colloquium ▲Op 15 december vond in het Archief & Museum voor het Vlaamse Cultuurleven, thans modieus herdoopt tot Letterenhuis, een colloquium plaats over het oeuvre van Hubert Lampo, ingeleid door conservator mw. Leen van Dijck. Mw Ina Stabergh, stadsdichteres van Diest, trad op als moderator. Gaston Durnez en Henri-Floris Jespers hielden en referaat, waarna Heiko ter Horst, voorzitter van het Hubert Lampo Genootschap en boeiend gesprek had met Jan Lampo, die tot slot het eerste jaarboek van het Genootschap presenteerde. Onder de aanwezigen: Paul van Aken, Hendrik Carette, Clara Haesaert, Frank Hellemans (Knack), Emmy van Kerkhove, Marten Minkema (VPRO-radio), Ilse Neuenkirch, Luc Neuhuys, Marc Somers (AMVC), Jan Stuyck en Michel Vanhelleputte. Hierna worden de referaten van Gaston Durnez en Henri-Floris Jespers gepubliceerd. ■

Wandelen met Lampo In Antwerpen woon ik in het flatje van Freek Groenevelt, vier hoog in een oud stapelhuis, “L’Entrepot du Congo”. Als ik door het raam kijk, begint telkens weer het verhaal van Joachim Stiller. Links zie ik de brede bocht van de Schelde, rechts de Lievevrouwentoren die af en toe zijn klokken laat klingelen alsof het altijd zondag is en kermis in de week. Beneden mij wappert de Leeuw op het gebouw van de Kleine Tunnel en lopen de tieners van het Sint Andrieskwartier korfbal te spelen onder de bomen van de Sint-Jansvliet. Achter de hoek, een paar honderd meter verder, ga ik soms controleren of de stratenmakers weer niet bezig zijn de Kloosterstraat open te breken, zonder dat het stadsbestuur van toeten of blazen weet. Hubert Lampo was hier mijn buurman. Ik ben hier terecht gekomen, dank zij hem. Een kwarteeuw geleden nodigde hij mij en mijn vrouw uit in dit historische huis, waar hij zelf al geruime tijd verbleef, op de verdieping waar eens Floris Jespers zijn atelier had. Wij kwamen er op een zomerse maandagavond, en wij trokken de stad in, om ergens op een binnenhof te luisteren naar een van die legendarische beiaardconcerten waar wij nu heimwee naar hebben. Toen wij nadien op een terras een Bolleke gingen drinken en wij geestdriftig over het feestelijke Antwerpen spraken en jaloers over het flatje begonnen, riep Lucia Lampo: ” Mensenlief, naast ons is er eentje te koop gekomen! Da’s iets voor u!” Enkele dagen nadien wàs het van ons. Ongelooflijk vlug, misschien, voor een buitenstaander, maar niet voor iemand die Lucia Lampo heeft gekend. Nog altijd kijken wij vol overgeërfde Sinjorentrots door de ramen naar de schepen die er langzaam door de bocht gaan, wij luisteren nog altijd kermisblij naar de mooiste toren van Vlaanderen. En wij horen er weer de stem van onze buren, een stem die nu van zo ver over het water tot ons komt. Hubert Lampo heeft de hele wijk en de hele oude stad bevolkt met zijn magische verbeelding. Toen hij nog goed te been was, wandelden wij samen traag door de straten als door de bladzijden van zijn boeken en hij wees mij de terrasjes waar zijn helden plachten te zetelen, de beeldjes van mannen als Tanchelijn en andere ketters, of de Pagaddertorens en geheime trappen langs waar zij in de Vierde Dimensie binnenliepen. Wij maakten er van De Blauwe Gans onze stamkroeg. Zijn uitleg gaf hij dan in onvervalst Antwerps. Want deze seigneur was een echte Sinjoor. Als zijn hart sprak, was dat in de taal die, volgens deskundigen, reeds door Adam en Eva in het Aards Paradijs werd gesproken. &

4 Ik was blij en vereerd toen ik, in het begin van de jaren zestig, Hubert leerde kennen. Ik was een jonge verslaggever voor een min of meer katholieke krant, en hij had al een grote naam als kunstredacteur van de socialistische Volksgazet. De aanleiding voor onze kennismaking was een boek van mij, Lente in de woestijn, een bundeling van reportages over Israël, dat ik bij zijn tiende verjaardag had bezocht. Hubert Lampo besprak het werk uitvoerig in zijn krant en hij prees het de hemel in. Wat voor een socialistische krant niet zo gewoon was. De standaard van de politieke zuilen lag toen heel anders dan nu. Maar dat kon Hubert niet veel schelen. Ik dankte hem met rode koontjes. Hij was een gezaghebbende criticus, zijn artikel kreeg voor mij zo’n beetje de waarde van een literair diploma. Later vertelde Lucia mij, dat mijn Lente in de woestijn ook een rol had gespeeld in hùn nieuwe lente. Het was het eerste boek dat Hubert haar cadeau gaf, toen hij haar leerde kennen. Zo zie je, dat een recensent ook wel eens een vriend kan worden. En Hubert was geen passieve vriend. Bij het grootste dieptepunt in mijn leven was hij een der eersten die mij ter hulp snelde. De vrijzinnige socialist ging voor mij lobbyen bij katholieke instanties. En dat moest hij niet doen omdat hij een wederdienst verwachtte. Later, in de loop van de jaren zeventig en tachtig, toen ik zelf meer in de literaire journalistiek terecht kwam, heb ik Hubert Lampo geregeld voor de krant mogen interviewen, zoals ik zovele andere auteurs aan het woord kon laten. Bijna elk nieuw boek van hem gaf daar aanleiding toe. In die tijd was hij zeer bedrijvig, als een van de meest gelezen auteurs uit ons taalgebied. Altijd was er wel enig nieuws, een nieuwe inspiratiebron, een interessante vondst, een kleurrijk verhaal. Bovendien was het altijd weer prettig met hem te praten, wandelend door Antwerpen, zittend op het terras van een onzer geliefkoosde Sinjorencafé’s of in “de put” bij de open haard in zijn huis in het Kempense Grobbendonk. Het was wààr, dat hij graag over zijn werk vertelde, waar hij zo in opging. En het was wààr, dat hij graag in de krant kwam met dat werk. Maar het is niet waar, dat hij daar zelf voortdurend om vroeg. Eigenlijk was hij een eerder timide man, hij verontschuldigde zich honderd keer dat hij mij misschien lastig viel. Hij kon bijna kinderlijk blij zijn met de aandacht. Ik herinner mij hoe hij blonk toen zijn speurtocht naar Willem die Madoc maakte voorpaginanieuws mocht worden. Het moesten toen inderdaad niet altijd schandalen zijn die onze voorpagina haalden. & Dank zij hem dus keerde ik terug naar Antwerpen waar ik jaren geleden mijn echte “mannenleven” was begonnen. Hubert hield van die stad waarover hij zo vaak heeft geschreven, “de heerlijkste stad van de wereld”, zegde hij. Altijd bleef hij zijn flatje houden. Hij moest het gevoel hebben dat hij er om het even wanneer terecht kon. Tegelijk zocht hij de stilte van de Kempen. In Grobbendonk woonde hij in een huis met moderne muren van steen en glas, vol schilderijen, prenten en boeken. En met zeven katten. Eén van hen, Lancelot, is de literatuur ingetreden als een kater die met een heel eigen persoonlijkheid door de roman De Elfenkoningin loopt. In de Kempen kon Hubert zijn belangstelling voor archeologische en aanverwante geheimen bevredigen als hij in het spoor van de Romeinen rondslenterde, maar daarom kon hij “zijn” stad nog niet missen. Het deed hem pijn toen zijn benen hem niet meer tot in Antwerpen wilden dragen. Wandelend door de wereld van Lampo, besefte ik hoezeer hij in zijn verhalen vertrok van de alledaagse werkelijkheid. Het was alsof hij links en rechts als terloops kleine steentjes opraapte die na verloop van tijd vanzelf gingen samen liggen in een mozaiek, met beelden vol streepjes en kreukels en een heel eigen kleurenleven. In zijn verhalen steeg het magische gewoon uit de realiteit op. In zijn omgeving kon je voelen hoe zijn romans ontkiemden en groeiden. Anekdoten als die over de negentiende-eeuwse schrijver Pieter-Frans van Kerckhoven vertelde hij graag aan zijn bezoekers, met een glimlach die geen twijfel liet: straks ontspringt daar een verhaal uit. Bij Van Kerckhoven werd het De Elfenkoningin, een roman die een voorbeeld is van zijn werkwijze. Uit enkele kleine feiten groeide een omvangrijke roman, waarin de ene gedachtenassociatie de andere uitlokte. Hij liet die associaties de vrije loop, alsof niet hij, maar een macht buiten hem op de schrijfmachine tikte. Wijlen onze oude vriend Jean Ray alias John Flanders, (volgens een recent artikel in Le Monde de grootmeester van de fantastische literatuur) zegde ooit dat hij, eenmaal voor de toetsen gezeten, werd meegesleurd door zijn machine die zelfstandig optrad! Zo iets gebeurde, bij manier van spreken, met Hubert. Dat leidde hem natuurlijk vaak op kronkelwegen en wegomleggingen, waar hij tegen overdreven snelheid en soms veel te ver reed. Ik dacht wel eens: “Nu vraag ik hem of ik het typoscript mag lezen voor het naar de drukker gaat, en of ik dan een aantal uitdrukkingen en passages mag aanduiden, die weg kunnen “. Ik vroeg het natuurlijk niet. Wie was ik dat ik mij zo iets zou mogen veroorloven? Het zou hem ook pijn hebben gedaan. Als men zijn soort van inspiratie en zijn schrijfwijze volgt, is een ingreep eigenlijk onmogelijk. Dan telt alles mee in de schepping van een eigen wereld. Dat aanvaard je, of dat aanvaard je niet. Ongetwijfeld was hij zelf wel eens verwonderd over wat er tot stand was gekomen, als iets dat vanzelf was ontkiemd en gegroeid uit oude lagen van ervaringen en gedachten.

5 & De laatste keer dat wij hem in Het Stad hebben gezien, was drie jaar geleden, toen hij in het Provinciegebouw werd gehuldigd en daar de 43ste druk van Joachim Stiller ontving. Hij kon nog moeilijk blijven staan en de opdrachten in zijn boek schreef hij met moeilijke vingers, maar zijn gelegenheidstoespraak improviseerde hij met een sonore stem, waarin soms ontroering trilde. Hij voelde wat hem te wachten stond, dat zag je. Hij was een goede spreker, een uitstekende causeur. Als hij de microfoon greep, vloeide er een spraakwaterval. Eens heeft die gave mij prachtig uit de nood geholpen. Jaren geleden, op de Antwerpse Boekenbeurs, nog in de oude stadsfeestzaal aan de Meir, zaten honderden mensen te wachten op een feestredenaar die Felix Timmermans zou herdenken, maar die niet opdaagde. Ik was verantwoordelijk voor de organisatie en sloeg rood uit. Hubert zag het. “Kan ik u helpen ?” vroeg hij. En hij besteeg het podium en sprak een uur lang over de magische kanten van de grote Lierenaar. Het doet er mij aan denken, dat Lampo in de jaren zestig een der eersten is geweest die, aan de vrijzinnige linkerzijde, artistiek eerherstel bracht aan de Goede Fé. Dat deed hij in een monografie, die later nog door verscheidene publicaties is gevolgd. Hij belichtte toen zeer nadrukkelijk het belang van Timmermans’ eerste verhalen over De schemeringen van de dood, zeer on-pallieterse verhalen die totnogtoe niet op hun volle waarde waren geschat. Hubert was dan ook de eerste die ik ging raadplegen toen men mij vroeg, een biografie van Felix Timmermans te schrijven. Acht jaar later, toen mijn boek verscheen, was hij de Lezer die mij over mijn plankenkoorts hielp. Dat verschijnsel kende hij. Een nieuw boek was ook voor de ervaren auteur telkens weer een debuutboek, waarvoor hij de koorts moest afbinden. De lange volzinnen en plechtige, archaïsche wendingen, die hij in zijn geschreven proza liet openbloeien, rolden ook weelderig door zijn toespraken. Hij sprak niet anders dan hij schreef. Wie zijn proza “gekunsteld” en “gemaakt” vond, besefte niet dat het bij hem een “natuurlijke manier” was. Hij verafschuwde proza dat kraakte als gehakt stro. Ooit heb ik een parodie op zijn schrijfwijze gemaakt en in de krant gepubliceerd. Ik vergeleek hem daarin met een zeventiende-eeuwse Sinjoor die zwaaide met zijn Rubensiaanse pluimenhoed. Hij kon er hartelijk om lachen. Want hij wist dat ik hem een goed hart toedroeg. Met vileine kritiek had hij het zeer moeilijk. Hij had geen olifantenvel en werd vlug gekwetst. Hij wilde die kritiek, die schimpscheuten, vaak die beledigingen, altijd weer beantwoorden en bereikte dan wel eens een averechts resultaat, bij mensen die niets liever wilden dan hem uit te dagen en te beschadigen. Pijnlijk vond hij de evolutie in de journalistiek. Hij had zelf jarenlang cultureel krantenwerk verricht en hij had wel enig heimwee naar die tijd. Het is geen magisch toeval dat journalisten in meer dan één roman van hem een rol spelen. Om te beginnen Freek Groenevelt. Ook Freek en zijn confraters lijden onder wat zij als een verloedering van ons beroep beschouwen. Een van hen, Roel, de reporter uit De Elfenkoningin, (in wie ik een vooraanstaande journalist van de oude Nieuwe Gazet meen te herkennen) Roel betreurt, zoals hij het uitdrukt, “de grove permissiviteit die voorgoed in de jaren zestig is begonnen” en die gepaard ging met een groeiende agressiviteit. Zulke overwegingen raakten Hubert diep. Hij herinnerde dan met weemoed aan “de professionele solidariteit, de menselijke goede wil” zoals wij die vroeger hebben gekend en die in de commerciële en opgejaagde pers van tegenwoordig in de verdrukking is gekomen, maar gelukkig toch niet helemaal verdwenen. & In 1989 werd hem in Grenoble een doctorstitel verleend. Dat was naar verluidt de eerste keer dat een Vlaamse auteur zulke eer in het buitenland mocht genieten. En hij genoot, al deed het hem wel iets, dat zulke onderscheiding niet uit zijn eigen Vlaanderen kwam. Er werd bij ons ook maar weinig aandacht aan geschonken. Alsof het geen uniek nieuwsfeit was. Daar leed hij onder. Hij voelde het als een teken van groeiend en onrechtvaardig onbegrip voor zijn werk. Hubert was trots op de Franse academische titel, maar toen ik die voor het eerst op zijn briefpapier vermeld zag, verontschuldigde hij zich bijna: ” De universiteit zegt dat het de bedoeling is dat ik hem gebruik”. Hij kon tegelijk trots en verlegen zijn. In Grenoble had hij uiteraard een rede in het Frans gehouden en toen de kwaliteit van dat Frans werd geprezen, krulde zijn neus. Hij kon zo goed in de taal van Molière praten als in de taal van de Spaanse Brabander. Eens hebben wij, bij zijn bibliotheek vol Franse literatuur, zitten fantaseren over zijn voorstel: “ Willen wij de partij van de francofiele flaminganten stichten?” Hij was en bleef natuurlijk een Vlaamsgezinde. Waar wij wars van waren (wat een alliteratie!), waar wij, onze generatie, ons tegen afzetten, dat was niet de Franse taal en cultuur, maar het Franse culturele imperialisme. Hubert was wat ik graag noem “een vanzelfsprekende Vlaming”, die zich in zijn geschriften duidelijk uitsprak tegen al wie die naam in oorlogstijd onnoemelijk te schande heeft gemaakt. In een paar romans heeft hij dat indrukwekkend benadrukt.

6 De onderscheiding in Grenoble was voor hem duidelijk een bijzondere aanmoediging om niet op zijn literaire lauweren te gaan rusten. Op korte tijd ontstonden enkele geschriften, waaronder de reeds genoemde De Elfenkoningin, die hij beschouwde als “een soort van ethisch, wijsgerig, wereldbeschouwelijk en, in de betere zin des woords, een politiek testament”. Zo drukte hij het uit. Ik denk niet dat het zijn beste roman is, maar het is in elk geval een interessante roman, omdat hij, in de vorm van een breedvoerig, verhaal een aantal ideeën en dromen van hem tot leven wil brengen. De grondgedachte hield hem al lang bezig. Zij luidde, “dat oorlog en bezetting van ons land tot op de huidige dag blijven nawerken”. De hoofdfiguur van de roman, een schrijver die de dramatische tijd niet zelf heeft meegemaakt, wordt geconfronteerd met de verschrikkingen van toen, en zijn bewustwording gaat gepaard met de vraag: “zijn de hedendaagse intolerantie, agressie, politieke onbetrouwbaarheid, meelopen met extreme groepjes, mediadictatuur, corrupte zwendel geen verder durend gevolg van dingen die toen begonnen?” Het antwoord lijdt voor de hoofdfiguur geen twijfel. Tegenover die donkere, schrikwekkende wereld stelt Lampo het licht van een kleine en warme gemeenschap van welwillende mensen, die elkaar als vanzelfsprekend bijstaan. Hij creëert zelfs een soort van familiale “commune”, (maar dat woord is eigenlijk te zeer beladen), een vrije maar verantwoordelijke samenleving die zich laat inspireren door de idee van de vrijmetselarij. Voor die mensen legt hij een paradijselijk park aan, waarin zij leven als God in …Antwerpen. Deze lichtende vriendenkring helpt de schrijver weer op weg naar een nieuwe toekomst, waar hij de crisis overwint dank zij een jonge vrouw die door allen als een sprookjesfiguur wordt begroet. Zij is de zoveelste incarnatie van de blonde “Lampo-vrouw” die men kent uit vroeger werk, zinnebeeld van de zusterziel waar de mens altijd weer op zoek naar is. Sinds Joachim Stiller in zijn leven kwam, en nog vroeger al, heeft Hubert Lampo in die geest geschreven, om de angst voor de buitenwereld te overwinnen. Telkens weer moest een roman hem helpen uit de sfeer die hij sinds zijn jonge mannenjaren nooit helemaal kwijt is geraakt. Wie zijn literaire leven wil begrijpen, moet aanvoelen hoezeer hij trachtte een veilige kring rond zichzelf op te bouwen, als een paradijselijk reservaat, een zonnig magisch “Antwerpen”. “Mensen van goede wil” werd een van zijn geliefkoosde uitdrukkingen. Hoe ouder hij werd, des te meer gebruikte hij die uitdrukking in zijn omgang met mensen zowel als in zijn geschriften. In zijn romans krioelt het van begrijpende, meevoelende vrienden die de hoofdfiguur omringen, steunen en inspireren. In De Elfenkoningin organiseren zij zich tot een wonderbaar zonnige leefgemeenschap zonder schaduwzijden. Tot die ideale kring behoren ook enkele opmerkelijke solidaire priesters die zich distanciëren van de burgerlijke kerk, maar die zeker geen losgeslagen figuren zijn, integendeel, mensen van vlees en bloed. Ook in het dagelijkse leven liet de ongedoopte sociaal-democraat, die Lampo was, zien dat hij geestelijke grenzen kon overschrijden. Sinds hij in Volksgazet als een der eersten aandacht schonk aan katholieke probleemromans als die van Maria Rosseels en sinds de dagen dat zijn literair werk ook bij een christelijk publiek aansluiting vond, behoorden mensen als de cultuurfilosoof Pater Wildiers tot zijn gesprekspartners en huisvrienden. Kort voor zijn fatale ziekte vroeg hij mij nog enkele boeken te leen van een man wiens filosoferende artikels in de Standaard der Letteren hij zeer waardeerde: Libert van der Kerken, nog wel een jezuïet, van de gelovige strekking… Naar de titel van een zijner boeken, begon Hubert zijn kring van intimi De geheime Academie te noemen. In hun bijzijn werd de wereld bewoonbaar. Ik was gelukkig dat ik er bij mocht zijn, daar, bij hem thuis, in zijn “praatput” bij de haard, waar ik hem voor altijd zal zien zitten, glimlachend, met de pijp in de mond. Daar heb ik meer dan eens het gevoel gekregen, dat hij over “de àndere wereld” méér geloofde dan hij zelf toegaf. Zijn zoektocht naar “de vierde dimensie” was meer dan een literair spelletje. Maar nu moet ik opletten! Straks krijg ik nog te horen dat ik Hubert postuum zoniet in de kerk, dan toch in haar voorportaal wil sleuren… Zo werd ik er indertijd van verdacht, zoniet beschuldigd, dat ik Louis Paul Boon voor “het Roomse kamp” wou “recupereren”. Lieve hemel, recupereren, en dan nog wel dat anarchistische Boontje! Men kon zich blijkbaar niet voorstellen, dat twee arbeiderszonen met eenzelfde achtergrond, maar met een ander perspectief, echte goede vrienden konden zijn, in alle eenvoud en bij een goed glas. Zulke eerlijke vriendschap kon niet bestaan, dat was verdacht. Alsof ik de perfiede bedoeling had, Boontje op een onverwacht ogenblik, misschien als hij een “mazoutje” te veel had gedronken, ongemerkt te dopen met een ander soort vocht dan coca-cola met whisky. Van hun kant dachten Boontje noch Hubert er aan, mij stiekem te laten ontdopen. Wat overigens technisch onmogelijk is. Nee, dat is wat Hubert op zijn Antwerps zou noemen: truut en flauwe kul. Laat mij terugkeren naar het flatje van Freek Groenevelt, ginder op de vierde verdieping, en luisteren naar de warme stem van Hubert, die over de grote stroom tot ons komt. Hij leest de prachtige

7 woorden die voorkomen op zijn gedachtenisprentje, een tekst uit zijn “literair testament”. In één zin vat hij zijn geloofspunt samen dat ons allen dierbaar kan zijn: “Waar het op aankomt, is de eerbied voor al wat leeft, de trouw tegenover elkaar, de optimale tolerantie, het begrip voor andermans gebreken, de gedesinteresseerde solidariteit, de bestendige arbeid aan de geestelijke, aan de humanistische cultuur.” Gaston DURNEZ

Hubert Lampo over Hugo Claus: Een eerste benadering De held van de roman Zeg maar Judith, Geert Claerhout weidt uit over de onbetamelijke praktijken die zijns inziens schering en inslag zijn in de republiek der letteren, die grotendeels gekenmerkt worden door afgunst, ambitie en zelfoverschatting. Dichter, romanschrijver, dramaturg, noem maar op!... soms heb ik het idee dat hij ernaar streeft de enige te zijn die uiteindelijk overblijft. Hij behoort tot het type dat niemand naast of boven zich duldt…hoe komt het dat zo’n kwakzalver zulk een faam kan verwerven? Hoe komt het dat alles van hem volmaakt schijnt te zijn, kortom, waaraan die overtrokken image toe te schrijven…het geval Cretens lijkt mij toch bijzonder gortig.1 De roman werd in Het Belang van Limburg gerecenseerd door Guido Vanheeswijck, die de vraag stelde en meteen ook apodictisch beantwoordde: ‘Rara, wie is Cretens? Juist, Hugo Claus’. Die identificatie wordt door niets gestaafd.2 Kort daarop, in gesprek met Fernand Auwera, (°1929) trekt Hubert Lampo van leer tegen wat hij als een mediacircus rond auteurs beschouwt. In Nederlandse kranten en bladen benadert men de literatuur op platte commerciële wijze, men organiseert rond bepaalde auteurs campagnes alsof het om een nieuw merk zeeppoeder gaat, geen systeem van scheef-trekkerij is abject genoeg als het de verkoop maar stimuleert. Er zijn overigens uitgevers die cynisch verklaren dat men niet voor onfrisse publiciteitsmethoden hoort terug te schrikken. Of ze veel helpen is een andere vraag.3 Onmiddellijk hierbij aansluitend verklaart hij ondubbelzinnig: In de eerste recensie die over Zeg maar Judith verscheen, werd beweerd dat ik met de karikaturale figuur van auteur Guido Cretens eigenlijk Hugo Claus zou hebben bedoeld. Die zelfde bewering komt in bijna alle andere stukken opnieuw aan bod, ofschoon het onzin is. Ik heb in die volstrekt imaginaire romanfiguur iets gelegd van de ontmoedigende methoden die ik door sommige auteurs heb zien gebruiken om zichzelf op te peppen. Ik hoefde daarbij niet aan Claus te denken. Een vrij onschuldig portret is onbedoeld een Rorschachtest geworden.4 Een en ander was de rechtstreekse aanleiding om te onderzoeken hoe criticus Lampo stond tegenover het werk van Hugo Claus. Met dit doel werden de cultuurpagina’s doorgenomen van Volksgazet, die wekelijks op donderdag verschenen, alsmede de jaargangen van het Nieuw Vlaams Tijdschrift, en dit tot 1965. Het was de bedoeling de teksten voor zich te laten te spreken, zodat het auctorieel ingrijpen tot een minimum herleid wordt. Het gaat immers in eerste instantie om een dossier. Vooral uit Volksgazet wordt uitvoerig geciteerd, omdat de krant moeilijker toegankelijk is voor de belangstellende lezer dan het NVT. Daarbij werden de analyses van de inhoud van de door Lampo besproken boeken door de band achterwege gelaten, hoe verhelderend ze soms ook mogen zijn. Er werd bewust gekozen voor een chronologische benadering en niet voor een thematische, zodat de ontwikkeling van Lampo’s inzichten voor zichzelf spreekt. & /1952/ Hugo Claus werd de twee laureaat van de Arkprijs van het Vrije Woord. Na een tweede stemronde kaapte hij (De Metsiers) 11 stemmen weg; Jan Walravens (Roerloos aan zee) kreeg er drie en een jurylid bracht zijn stem uit op Eva en ik van Pliet van Lishout. Marnix Gijsen, die in de VS verbleef, onthield zich. 1

Hubert LAMPO, Zeg maar Judith, Amsterdam, Meulenhoff, 1983, pp. 259-265. Guido VANHEESWIJCK, Hugo Claus komt nu spoken in de boeken van Lampo, in: Het Belang van Limburg, 29-30 oktober 1983, p. 35.

2

3 4

Fernand AUWERA, Engagement of escapisme? Weesp/Antwerpen, Wereldvenster / Standaard, [1985], p. 99. Ib., p. 99.

8 Op Hemelvaartdag 1952 sprak Hubert Lampo sprak de laudatio. Hij typeerde Claus als een geïnspireerde wandelaar door de grensgebieden van droom en wake, een nieuw wonderkind in het laboratorium, waar “l’alchimie du verbe” wordt beoefend. Is nu De Metsiers of de Eendenjacht een “onbetwistbaar, afgerond” en “onaantastbaar” meesterwerk? Ik denk het niet, vriend Hugo Claus, en gij ook niet. En het is misschien goed, dat het niet dààrom was, dunkt mij?. Er verschijnen wel eens meer “schijnmeesterwerken”, die de hoogste bekroningen in de wacht slepen. Doch wat wij in uw Metsiers hebben willen huldigen is dat rijke, genereuze erts, zwaar met goud dooraderd en misschien hebben wij derwijze een daad gesteld, die enig is in de annalen van de letterkundige lauweringen: meer een talent dan een werk zochten wij te bekronen, méér de onmiskenbare geut en merkslag van een geboren schrijver dan het geheel als esthetisch verschijnsel, méér die duizend onnaspeurbare imponderabilia van het verbale kunstenaarschap dan een toevallig boek, zoals gij, hopen wij, er nog vele en misschien zelfs betere zult schrijven. Lampo besloot zijn lofprijzing als volgt: Wij zijn er trots op, Hugo Claus, dat naast de naam van de tot in de vingertoppen klassiek voelende Christine D’Haen, deze van U, jonge barbaar die gij zijt, op onze symbolische Ark zal prijken!5 & Lampo publiceerde in Volksgazet een lang artikel over De Hondsdagen, waarin hij onderstreepte de laudatio met groot genoegen te hebben uitgesproken, al was dan zijn stem naar Jan Walravens gegaan. Tegelijk somt hij een aantal redenen op die er toe kunnen bijdragen opdat hij voorlopig met Claus “geen weg zou weten”. De Hondsdagen liet hem ‘nagenoeg volkomen onverschillig’. Hij heeft weinig belangstelling voor de personages, de intrige interesseert hem niet, wekt in hem als lezer geen enkele weerklank. Verder kan de chaotische bouw van Claus’ roman mij hoegenaamd niet bekoren: deze is een vrij flauwe afschaduwing van de constructies van William Faulkner (men denke aan Sanctuary), zonder dat we echter door elkaar geschud worden, zoals bij de Amerikaan. Een roman mag een verwarrende indruk maken, doch dan verlangt men ten minste, dat op langere termijn deze verwarring tenslotte op ons als mens verhelderend zou inwerken. Voor mijn gevoel blijkt zulks bij Claus niet het geval: mijn indruk na lezing daarentegen is, door een foorlabyrint met vervormende spiegels gelopen te hebben, zonder enige ontroering of zonder emotieve of geestelijke winst. Alleen een indruk van verveling blijft als bezinksel. En zo het Claus’ bedoeling zou geweest zijn de navrante leegheid en losgeslagenheid-van-alles der hedendaagse jeugd uit te beelden, dan komt het mij voor, over deze jeugd bij afloop bitter weinig vernomen te hebben, - enkele excentrieke, nogal uitzonderlijke, doch volslagen onbelangrijke jonge heren niet te na gesproken. Daartegenover staat, dat Claus schrijven kan, hard en droog, met een soms ontzettende vaart. Het tochtje naar de Leie b. vb. is meesterlijk geëvoceerd, vaak met een ruige, ontluisterende humor. Waaruit ik meen te mogen besluiten, dat Claus een jongeman is met een zeer groot aangeboren schrijftalent – de typering “geniaal” is even gevaarlijk als potsierlijk -, die echter voorlopig nog schijnt te worstelen met een nameloze innerlijke leegte, welke aan deze strikt individuele strijd inderdaad een persoonlijke tragiek verleent, hem tot een belangwekkend “geval” stempelt, doch ons veel sterker dan op het huidige moment zal interesseren, wanneer de mij persoonlijk zeer sympathieke auteur zijn wezensinhoud en zijn evenwicht gevonden heeft, kortom, tot klaarheid met zichzelf gekomen is. 6 & /1953/ In een panorama van de Vlaamse roman tot midden 1952 wordt De Metsiers uiteraard behandeld.7 Lampo wijst erop dat Claus’ eersteling hoegenaamd niets heeft van onze klassieke plattelandsroman: schriftuur, emotioneel klimaat en psychologische gesteldheid der personages staan véél dichter bij deze uit Erskine Caldwell’s Tobacco Road of God’s little Acre dan bij die van Streuvels of Buysse. Waarmede niet bedoeld wordt, dat laatstgenoemde twee auteurs voorgoed 5 6

7

De Arklaureaat, in: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jg. 6, mei 1952, pp. 996-98. Hubert LAMPO, Hugo Claus: voorlopig een geval? In: Volksgazet, 31 december 1952, p. 15. Hubert LAMPO, De Vlaamse prozakunst. Panorama tot midden 1952, Nieuw Vlaams Tijdschrift, VII, 1953, pp. 281-326.

9 de criteria van de landelijke roman zouden vastgelegd hebben, doch wel, dat er in het werk van Hugo Claus een zo groot apport van buiten uit dient aangestreept, dat de pastiche, zeer waarschijnlijk de opzettelijke pastiche benaderd wordt. Geen haar op het hoofd van Lampo denkt er aan het uitzonderlijke, ja, zelfs verbijsterende karakter van deze korte roman te betwisten of te twijfelen aan het uitzonderlijke talent van de jonge, toenmaals negentienjarige schrijver […]. De “exceptionele begaafdheid” van Hugo Claus springt “van de eerste lijnen af onloochenbaar in het oog […]”. 8 Wel maakt Lampo enigszins voorbehoud wat betreft een zijns inziens te overheersende beïnvloeding door Erskine Caldwell. Toen hij inhaakte bij zijn Amerikaans voorbeeld was de schrijver van De Metsiers met een talent als het zijne bij voorbaat een zeker welslagen gewaarborgd, doch spijtig genoeg werd derwijze het belangrijkste, het enige wat ons werkelijk zonder voorbehoud interesseert, grotendeels weggemoffeld: Hugo Claus zelve, hij, die ons door zijn persoonlijkheid in de eerste plaats fascineert, niet omdat hij gevelschilder te Parijs was, arbeider in de Noordfranse suikerfabrieken of nachtwaker te Londen, ach kom, alle niets ter zake doende aanbevelingsbrieven, doch wel omdat men in De Metsiers toch wel duidelijk een zeer persoonlijke stem verneemt, benevens de verbale virtuositeit van een krachtig temperament ondergaat, zoals wij er ongetwijfeld weinige bezitten […]. 9 & /1954/ In een opstel over “de jongere generatie” komen Valeer van Kerkhove, Ivo Michiels, Bert van Aerschot, Hugo Claus, Maurice d’Haese, Piet van Aken en Louis-Paul Boon aan bod.10 Lampo erkent ruiterlijk dat hij met De Hondsdagen overhoop ligt. De personages van De Hondsdagen kan men slechts situeren en begrijpen wanneer men er rekening mee houdt, dat het jonge mensen zijn, die iedere houvast verloren of, beter, die nooit enige houvast bezeten hebben, zulks niet als een gemis in hun leven aanvoelen en de indruk wekken met een verlaagde bewustzijnsgraad te vegeteren in een onsamenhangende wereld, die echter slechts voor de betrokkenen zelf authentiek schijnt te zijn.11 Lampo kan “vooralsnog” niet “leven” met het proza van Claus “zoals met dit van Boon of Van Aken”. – “Kan ik mij niet neerleggen bij de nebuleuze vaagheid van sommige onder zijn personages, wier background mij ontsnapt?” Hij heeft “louter intellectueel” bewondering voor de roman die echter niet tot zijn “volledig wezen” spreekt, vooral wegens een soort van “verlaagde bewustzijnsgraad” van de helden, en gaat daarbij over tot een grondig gewetensonderzoek.12 De generatiekloof lijkt hem een doorslaggevende factor. Hij onderstreept dat Claus (° 5 april 1929) ne t elf geworden was, toen de Duitsers België binnenvielen, vijftien toen de bezetting eindigde, terwijl zijn generatie (Lampo is geboren 1 september 1920) volwassen was toen de Blitzkrieg ontketend werd. Opgegroeid en tot bewustzijn gekomen in een tijd van onrust en crisis, was zij nochtans gecontamineerd geworden door het humanistisch ideaal, dat de intellectuelen van de eerste na-oorlog bezield had en waartoe reeds zeer vroeg auteurs als Van Ostaijen, Wies Moens en Mussche bijgedragen hadden, dat gestalte had gevonden in het “Nooit meer oorlog” uit de vroege, nog niet helemaal verpolitiekte IJzerbedevaarten, het gebroken geweer en dat ongetwijfeld ook verband heeft gehouden met het wetenschappelijk socialisme van Hendrik de Man, dat een humanisme in actie had kunnen worden. Het was geen ideale wereld, waarin mijn generatie volwassen is geworden, doch het was een wereld van possibiliteiten nog, hoe dreigend zich ook Kuypers’ “donderkoppen” 13 opstapelden. De jeugd, die de generatie van Claus gekend heeft, verschilt hemelsbreed van de onze: haar adolescentie voltrok zich tijdens en vooral kort na de oorlog, een periode waarin alle normen teloor zijn gegaan, - zie bv. “le renversem*nt des alliances” op het internationale politieke plan -, een tijd ook, waarin de angst domineerde en niet in het 8 9

Ib., p. 289. Ib., p. 290.

10

Hubert LAMPO, De jongere generatie getuigt voor onze tijd, in: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jg. 8, 1954, pp. 404-437; over Claus: pp. 418-423. 11 Ib., p. 420. 12 Ib., p. 422. 13 In de roman Donderkoppen (1945) beschrijft Julien Kuypers toestanden en gebeurtenissen onder de dreiging van de Tweede Wereldoorlog.

10 minst de opzettelijke en kunstmatig aangekweekte vrees, terwijl de onvrijheid, de verdrukking en de demagogie, die in “onze” tijd nog tot de te bestrijden imponderabiliën van het politiek avonturierschap behoorden, of althans openlijk als dusdanig beschouwd werden, thans tot de normale attributen van de dagelijkse politieke ethica voor binnen- en buitenlands gebruik schijnen gerekend te worden. Is het niet eigenaardig, dat in een tijd, waarin zoveel getheoretiseerd wordt over het engagement van de schrijver, de allerjongsten slechts zeer geringe politieke of sociale belangstelling aan de dag leggen en zulks overlaten aan de generatie van 1910-20 (Boon, Van Aken, de Daisne van De Vrede van Wroclaw)?14 Ondanks het feit dat Lampo vooralsnog niet kan “leven” met het proza van Claus, toch staat “als een solide meerpaal boven het waterpeil van ons vaak nog moerassig proza” vast, dat Claus een fenomeen is en dat “hij zijn laatste woord nog niet gesproken heeft”.15 & Lampo onderstreept het belang van Een bruid in de morgen van Claus, in wie hij “steeds een zeer groot talent heeft gezien”. Ook deze Bruid in de Morgen staat onweerlegbaar in het teken van een existentialistische nutteloosheid van het leven. Doch de auteur is geheel meester over zijn stof en zijn personages zijn geen schema’s meer, zoals ze maar al te vaak door de hedendaagse roman dwalen, doch mensen van vlees en bloed, die ons vaak diep ontroeren, zonder dat we op allerhande verstandelijke nevenbeschouwingen beroep moeten doen. Het toneel schijnt werkelijk Claus’ ware roeping te zijn; hij beheerst het met zin voor evenwicht, technisch doorzicht en klassieke maat en beter dan in zijn romans komen zijn figuren geheel uit de verf. Wij hopen, dat velen dit belangrijke, zij het dan ook zwartgallige stuk zullen lezen. Of beter: dat het spoedig opgevoerd moge worden […].16 /1955/ Lampo deelt zijn lezers mee dat de Driejaarlijkse Staatsprijs voor Toneelliteratuur (periode 1952-1954) unaniem toegekend werd aan Hugo Claus voor Een Bruid in de Morgen. “De superioriteit van de laureaat [was] zo overdonderend […], dat er gewoon niemand anders uit de bus kon komen.”17 /1957/ De publicatie van Een bruid in de morgen en van Het Lied van de moordenaar is voor Lampo aanleiding om een lange beschouwing te publiceren, waarin hij uithaalt tegen de (vooral Antwerpse) toneelcritici die het stuk in de grond boorden. Herhaaldelijk reeds stonden wij stil bij het werk van Hugo Claus, die men sinds de publicatie van zijn op negentienjarige leeftijd geschreven roman De Metsiers als HET WONDERKIND der Vlaamse en zelfs der Nederlandse letteren in het algemeen is gaan beschouwen. Vaak moesten wij, om onze lezers van zijn elkaar vrij snel opvolgende werken op de hoogte te houden, bepaalde remmingen overwinnen. Wij voelen weinig voor het wonderkindprincipe. En zo wij er anderzijds niet genoeg de nadruk op konden leggen, dat er desnoods op een spectaculaire wijze méér belangstelling voor de literatuur gevraagd moet worden, houden wij nog minder van bepaalde publicitaire stunts, die in verband met Claus’ verschijning in onze letteren herhaaldelijk aan de dag traden. Laat me er onmiddellijk aan toevoegen, dat ik nog steeds geloof, dat Claus daar zelf niet altijd aan doen kan. Hij is in de laatste vier, vijf jaar nu eenmaal het idool geworden van alle teen-agers, die er van dromen op een minimum aan inspanningen literaire roem te oogsten. En steeds kon hij rekenen op de steun van ouderen, wie het er om te doen is minder het publiek, doch stellig zichzelf ervan te overtuigen, dat zij nog volkomen “bij” zijn. Terwijl tegelijkertijd ook beslist lofwaardige vaderlijke gevoelens in dergelijke gevallen een rol spelen. Maar hoe men het ook draaie of kere, Claus is er in geslaagd, en dat is bij ons wel een literair unicum, een beroemd man te worden, niet alleen in Gent, Deinze en omstreken, doch in het ganse Nederlandse taalgebied. Men hoeft er niet boos op hem voor te worden als sommige jongens zich aan hem zoeken op te trekken, tamelijk akelige reportages over hem schrijven, ieder woord van “de Meester” acteren, of hij het orakel van Delphi zelve ware en glunderen van trots als ze hem bij 14

Ib., pp. 419-420. De Vrede van Wroclaw verscheen 1948. Ib., p.423. 16 [AN.], Korte commentaren, in: Volksgazet, 14 oktober 1954, p. 8. 15

17

[AN.], Korte commentaren, in: Volksgazet, 19 mei 1955, p. 15. De jury bestond uit Lode Baekelmans, Fred Engelen, Jan Grootaers (secretaris), Hubert Lampo en Herman Teirlinck (voorzitter).

11 de voornaam mogen noemen. En nog minder heeft men het recht, dunkt mij, hiervoor de waarde van ZIJN WERK TE MINIMALISEREN. Want ook dàt is wel eens gebeurd, vooral dan na de creatie door het Nationaal Toneel van zijn Lied van de moordenaar, waarvan gelijktijdig (met Een bruid in de morgen) een keurige uitgave is verschenen, die de firma Ontwikkeling tot eer strekt. Bij die creatie heeft de critiek zich op hem geworpen met een heftigheid, die stellig niet tot de principiële gewoonten van vooral de Antwerpse pers behoort. Ik heb destijds mijn best gedaan om die houding tot op een zekere hoogte zoniet te verontschuldigen dan toch te begrijpen. Wie in normale omstandigheden een schrijver beoordeelt, betrekt hierbij meestal de achtergrond, waarop zich zijn figuur aftekent, nl. de literaire antecedenten waarop hij aanspraak maken kan. Een nieuw boek van Gijsen, Elsschot of Walschap leest en beoordeelt men met in het achterhoofd de herinnering aan hun vroegere geschriften en gaat hierbij misschien de objectiviteit enigermate teloor, - ieder van hen kàn een mislukt boek schrijven -, anderzijds behoedt het de criticus voor dooddoeners die laatstgenoemde, niet wetende met wié hij precies te doen heeft, onsterfelijk belachelijk kunnen maken. Toen de recensies over de Vlaamse opvoering van Het lied van de moordenaar verschenen, is Hugo Claus min of meer van een soortgelijke toestand het slachtoffer geworden. Mijn collega-toneelrecensenten zullen het mij ten goede houden, zo ik de mening te kennen geef, dat de meerderheid onder hen hoegenaamd niet op de hoogte is van onze jongste Vlaamse letterkunde. Blijkens bepaalde uitlatingen heb ik zelfs de indruk, dat er onder hen een zekere animositeit tegen de literatuur bestaat. En zij hebben zich voor mijn gevoel op Het lied van de moordenaar geworpen in de geest van: laten we die schrijvertjes, die zich ook met theater menen te moeten bemoeien, nou maar eens mores leren! Misschien is het mijn slecht karakter, dat mij hier parten speelt, doch ik acht het nog altijd een bezwarende omstandigheid, dat de meesten onder hen zélf toneel schrijven en de negen tienden onder deze meerderheid het niet verder dan rudimentaire probeersels hebben gebracht. Nog steeds neem ik het hun kwalijk, dat zij zich niet de moeite hebben getroost, zich van tevoren in HET FENOMEEN CLAUS als romancier, novellist en dichter te verdiepen om dan, met de nodige kennis van zaken, via de vroeger met succes opgevoerde Bruid in de morgen het curieuze verschijnsel dat Het lied van de moordenaar heet, met de nodige eerlijkheid en de ten opzichte van een werk van eigen bodem gebruikelijke goede intenties onder de loupe te nemen. Maar enfin, dat zijn allemaal vijgen na Pasen… […] Het lied van de moordenaar is […] de lyrisch getinte ontwikkeling van een noodlotstragedie, waarin – en dat kan men dan desnoods “niet toneelmatig” noemen – de schoonheid van het woord en de dichterlijke vlucht een vooraanstaande rol werden toegewezen. […] Door welk belangrijk facet in de boeiende persoonlijkheid van Hugo Claus is het nu, dat hij, die werkelijk belangstelling voor onze letteren en ons toneel aan de dag legt, hier onmiddellijk getroffen wordt? Tot dusver werd m.i. het werk van Claus hoofdzakelijk door een internationalistische inslag gekenmerkt. De Metsiers droeg hinderlijke sporen van de Amerikaanse roman, vooral die van Erskine Caldwell. De Hondsdagen en ook De koele minnaar werden voor een behoorlijk part geconditioneerd door Franse invloeden, wat tot op een zekere hoogte ook nog het geval was met Een bruid in de morgen, ofschoon – men begrijpe ons niet verkeerd – in al deze werken het inderdaad uitzonderlijk talent van de jonge schrijver bij de genade Gods toch steeds weer de bovenhand behield. Alleen kon men zich gehinderd gevoelen door het onbevredigend want niet volkomen bevestigend antwoord op de vraag of Claus er reeds in geslaagd was DE HYPOTHEEK VAN DE MODEVERSCHIJNSELEN die zijn vrij sensationeel debuut als piepjong beginneling mede in de hand gewerkt hadden, af te lossen. Welnu voor de eerste maal is zulks m.i. op overtuigende wijze gebeurd in Het lied van de moordenaar: dit stuk is niet meer geschreven door een vroegrijpe knaap met Marlon Brando-haren, doch door een stevige vent, die er na de onontbeerlijke leerjaren in geslaagd is de volstrekt eigen mogelijkheden op het spoor te komen en bronnen aan te boren, die hij van niemand anders in concessie heeft. […] Nog spreekt uit het tragische Lied van de moordenaar de obsederende gedachte, dat het leven onmogelijk is en met het leven ook de liefde. Doch deze tol aan een

12 miserabilistische en eenzijdig gerichte tijdsgeest is men bereid te betalen bij de hernieuwde kennismaking met een stuk, waarin geen knutselaar, geen dilettant, doch tegelijk een rasecht schrijver en een rasecht dichter aan het woord zijn…18 & /1958/ Bij de bespreking van Onder het Melkwoud wijst Lampo erop dat de kritiek het erover eens is, dat de “het triomfantelijk welslagen” van de Nederlandse opvoering van Dylan Thomas’ Under Milkwood, geregisseerd door Han Bentz van den Bergh voor “een behoorlijk part […] toe te schrijven [is] aan de meesterlijke vertaling van Hugo Claus”. Toen Hugo Claus zélf ons vertelde, dat hem voor de Nederlandse opvoering in toneelvorm de vertaling van Under Milkwood opgedragen was, verbaasde ons zulks in zekere zin. Onze verwondering hield natuurlijk geen verband met enige twijfel aan Claus’ capaciteiten. Doch werd ons uitsluitend ingegeven door het feit dat men in Holland nooit bijster veel vertrouwen heeft in een vertaling door een Vlaming. […] Na lezing van Claus’ versie begrijpen wij echter, waarom men zich met Dylan Thomas’ moeilijke, o.m. met Welshe uitdrukkingen doorspekte tekst, tot onze landgenoot heeft gewend. Niet alleen had men hier een “omzetter”, doch bovendien een dichter en een taalvirtuoos nodig. Immers, het kwam er niet alleen op aan een keurige, kiemvrije en grammaticaal correcte Nederlandse tekst tot stand te brengen. Het werk van Dylan Thomas gaat dermate het alledaagse taalgebruik te buiten, dat men onmiskenbaar moest kunnen rekenen op iemand, die o.m. ook bij machte zou blijken om eventueel nieuwe, met dichterlijke radio-actieve kracht geladen woorden te smeden en Thomas’ barokke taal haar smeuïg karakter te laten behouden, zonder haar tot uiterlijke woordenpraal neer te halen. Kortom, Claus’ opdrachtgevers hebben terecht ingezien, dat in dergelijke omstandigheden het meer rekbare, derhalve ook meer soepele Vlaamse taalgevoel bij een dichter van zijn formaat beslist als een positief element moest worden beschouwd. Wat meteen ook bewijst, dat er in de laatste jaren in de verhouding Nederland-Vlaanderen toch eigenlijk heel wat veranderd is.19 /1959/ De publicatie van het toneelstuk Suiker en van de novellenbundel De Zwarte Keizer werd dik in de verf gezet door Lampo, die meteen onderstreept dat hij niet behoort tot de supporters van Claus – en dit meteen toelicht. Deze verklaring is veel minder negativistisch dan ze er bij de eerste aanblik kan uitzien. Wij bedoelen ermede, dat wij alsnog niet behoren tot de critici van rijpere leeftijd die zichzelve door het flikflooien van de jeugd jong trachten te houden, doch dat wij anderzijds al wel de jaren achter de rug hebben, waarop hoofdzakelijk de jeugd van de kunstbeoefenaar als paspoort en waarborg geldt. Beide categorieën van supporters hebben Claus meer kwaad dan goed gedaan. Niet omdat hij er minder knap is om gaan schrijven, doch omdat zij een mythe in het leven hebben geroepen, die de artist ten bate van de “vedette” tekort doet. Typisch is in dit verband de afvalligheid van de jongere generatie, die Claus thans regelmatig de huid volscheldt. Geenszins omdat zijn werk er op achteruit is gegaan, doch omdat hij niet met zijn toevallig een paar jaar oudere, inderdaad anders schrijvende confraters op voet van oorlog leeft. Wij willen derhalve alleen maar zeggen, dat wij ons tot dusver vooral hebben geïnteresseerd voor de schrijver, en niet voor de mythe Claus. Doch zijn werk hebben wij van boek tot boek met aandacht, sympathie en groeiende waardering gevolgd, niet blind voor zijn tekortkomingen, niet met het oogmerk er ons zelve van te overtuigen dat hij een wonderkind is, doch vol waardering voor zijn authentiek en hartstochtelijk schrijverstalent. Dat wij hierbij geen blijken van manageraspiraties aan de dag hebben gelegd om ons zelf, als zovele anderen, aan hem op te trekken, ligt nu éénmaal in de aard van het beest, uw dienaar genoemd. In Suiker ziet Lampo de volledige, mannelijke en van alle vreemde apporten en modieuze smetten vrije ontplooiing van een WAARACHTIG LITERAIR EN DRAMATISCH TALENT. Zonder lang stil te staan bij de onweerlegbare dramatische hoedanigheden van dit uitgesproken realistische stuk, waaraan nochtans een zekere romantische inslag niet ontbreekt, hoedanigheden die trouwens door de Nederlandse opvoering duidelijk tot uiting werden gebracht, loont het de moeite hier de aandacht op het OER-EIGEN 18 19

Hubert LAMPO, De Toneeluitgaven van Hugo Claus, in: Volksgazet, 21 november 1957. Hubert LAMPO, Hugo Claus en Dylan Thomas, in: Volksgazet, 27 februari 1958, p. 7.

13 VLAAMS KARAKTER van dit werk vol flakkering en clair-obscur te vestigen. Mag hieruit besloten worden, dat wij plots tot één of andere volksverbonden literaire theorie zouden bekeerd zijn en dat wij de illustratie hiervan in Claus’ schoenen willen schuiven? Vanzelfsprekend is er geen haar op ons hoofd, dat aan zo iets denkt. Maar een mens en zeker een kunstenaar ontsnapt niet aan wie hij zelf is, tenzij hij zich forceert en een mombakkes voorhangt. Wat trouwens vaak gebeurt. Welnu, ondanks zijn Parijs, Amsterdams en Italiaans nogal existentialistisch verleden (in de meer populaire betekenis des woords) is Hugo Claus au fond, - wat zich trouwens ook physiek verraadt -, een oergezonde Vlaamse vent, een “flandrien”, zoals onze collega’s van de sportredactie het noemen. In Suiker keert hij, na een aanloop aan het slot van De koele minnaar en veel duidelijker nog in Het lied van de moordenaar, tot zijn eigen bronnen weer (waarschijnlijk tot verbijstering van zijn hoger aangehaalde supporters) en tot een klimaat dat beslist geen denkbeeldige verwantschappen vertoont met dit van een Permeke, een Buysse en vooral een Streuvels, zij het dan ook een ontvoogde Streuvels, ontvoogd van de onderpastoorsmentaliteit en de begoocheling, dat een groot aantal woorden een gebrek aan menselijke authenticiteit en artistieke durf kunnen vergoeden. De Streuvels dus van Werkmensen en Leven en dood in den ast bedoelen wij. De volumineuze bundel novellen De Zwarte Keizer is aanleiding om “ietwat te hooi en te gras, enkele elementen aan te strepen die kenschetsend zijn voor Hugo Claus’ proza en zijn instelling tegenover de mens en het leven”. Ten eerste wijzen wij op een losse, ietwat nonchalante en, - schijnbaar! -, niet verzorgde en nogal troebele schriftuur, die bij nader overwegen echter merkwaardig doeltreffend en concies blijkt, zonder zich aan het snobisme van het klinke het niet dan botse het, te buiten te gaan. In de tweede plaats onderstrepen we zijn voorliefde tot het beschrijven van kinderen en hun vaak verborgen-dramatische verhouding tegenover de ontluisterde wereld van de volwassenen. Als derde punt noteren wij Claus’ vermogen om een novelle te schrijven over na genoeg niets en toch een heftig aangrijpende spanning in het leven te roepen. Wat verband houdt, ten vierde, met het eigenaardige procédé, dat hij zelden een volledig afgesloten vertelling schrijft, doch veeleer een onuitgesproken voltage in het leven roept, verscholen achter de geringste gebeurtenis, soms minder dan een anecdote, maar die echter lang blijft nazinderen, zodat de lezer er toe gedwongen wordt het uitgebeelde geval zélf “af” te maken.20 /1962/ In 1952 had Lampo nadrukkelijk het talent van Claus erkend, maar tevens stoer gesteld dat hij zich niet liet “epateren”, ofschoon ik de eerste zal zijn om hier (in casu Volksgazet) openbaar schuld te bekennen, zo ik tot de slotsom kom, mij vergist te hebben.21 Gestadig steeg zijn waardering voor Claus, en tien jaar later is het zover. Rechtstreekse aanleiding is de verschijning van De Verwondering, waar Lampo een artikel van meer dan 2.800 woorden aan wijdt. Het werd haast verbatim opgenomen in de bundel De ring van Möbius22 en is derhalve toegankelijk, zodat hier slechts de meest relevante passages aangehaald worden. Ronduit gezegd heeft het een poos geduurd, vooraleer wij er persoonlijk van overtuigd waren, dat die komeet geen snel-verschietende meteoriet zou blijken. […] Waarom het niet oprecht bekennen? Twijfelend aan eigen doorzicht heb ik inderdaad een poosje de kat uit de boom gekeken. Mea culpa! Ofschoon het mettertijd tot de doelstellingen in ons leven was gaan behoren, de immoraliteit van de kleinburgerlijke goede zeden drastisch van ons af te schoppen, lieten wij ons toenmaals mogelijk tot op zekere hoogte bij de neus leiden door het dwaze “met wie gij verkeert, wordt gij geërgerd”. Aldus werden wij een paar jaar lang om de tuin geleid door parasietjes, snotjongens, artistieke mislukkelingen en andere would-be literaire nozempjes, die zich als een hofhouding bij de toenmaals, zo jonge, plots befaamde en in dit verband wellicht even verbaasde als weerloze kunstenaar hadden opgedrongen. Nochtans zou het niet lang duren, 20

21 22

Hubert LAMPO, Bittere suiker, in: Volksgazet, 8 januari 1959, p. 7. Hubert LAMPO, Hugo Claus: voorlopig een geval? In: Volksgazet, 31 december 1952, p. 15. Hubert LAMPO, De Ring van Möbius, Brussel/Den Haag, Manteau, 1966 [= Maerlantpocket 4], pp. 73-83.

14 vooraleer Claus’ onmiskenbaar talent voorgoed een einde aan onze verwarring en onze aarzelingen maakte. Onze genegenheid (want dààr komt het ten slotte toch op aan?) voor het werk van Hugo Claus nam sprongsgewijze toe, naarmate wij er ons duidelijker van vergewissen mochten, dat deze thans rijpe schrijver, puttend uit een schier onvoorstelbare overvloed, veel minder schatplichtig is gebleken aan de mode dan wij aanvankelijk vreesden. […] Gedurende openbare gedachtenwisselingen hebben wij de jonge auteur, nu voorgoed het stadium van “het wonderkind” ontwassen, heftig van zich horen afbijten in verband met de verstaanbaarheid van het gedicht, die hij royaal boven het experimenteren door het dolle heen stelt, en hem Van de Woestijne zonder aarzelen de voorkeur horen geven boven het gepruts van moedwillige talentlozen die, naar beproefd en nog steeds vrij doeltreffend recept, hun leegheid dankbaar onder vormloosheid verbergen. Het ligt bijgevolg voor de hand: aanvallen bleven Claus niet bespaard. Die tol moet nu éénmaal iedereen vereffenen, die rustig zijn eigen weg gaat. Kwade trouw is dergelijke aanvallen nooit volledig vreemd. Tevens speelt het onbegrip van de namaak-artiesten en de halfslachtigen een niet te verwaarlozen rol, onbekwaam als zij zijn, het verschijnsel van de raskunstenaar te begrijpen. En een raskunstenaar is de schrijver van het zopas verschenen De Verwondering onweerlegbaar […]. Wij zijn er de omstandigheden dankbaar om dat wij de schaarsheid onzer ontmoetingen ten spijt, Hugo Claus ook van langsom beter als mens hebben leren kennen. Hij is een open natuur, verstoken van de gemelijke krampachtigheden der zich op grond van hun onbewust bevroede onmacht miskend en bijgevolg gefrustreerd wanende ‘Halbstarken’, die zich ééns aan hem hoopten op te trekken. Niet vijandig, doch ontvankelijk staat hij tegenover de medemens. Hij is een relativist en blaast nooit over eigen werk van de toren ofschoon het hem niet ontbreekt aan het besef van eigen waarde, noodzakelijk om zich te distantiëren van hen, die hij niet als zijns gelijken aanvaardt. Hij weet terdege, hoeveel de ononderbroken traditie voor een kunstenaar betekent als onontbeerlijke stam, waarop het nieuwe hoort gegriffeld te worden. Zijn door verstandelijk overleg beheerst scepticisme richt zich tot de middelmatigen. Nooit hebben wij hem echter horen pontificeren of onrechtvaardig de staf over anderen breken. Naast menige derderangse schriftgeleerde maakt hij de indruk van een weliswaar hartstochtelijk, doch tegelijk ook schuchter mens, die innerlijk lijdt onder elk misverstand en wie een onrechtvaardige aanval krenkt en pijn doet. Deze man met zijn indrukwekkende belezenheid op alle gebieden beseft, beter dan wie ook, hoe moeilijk de weg is naar de artistieke waarheid, waar hij zich de dienaar van weet. Sommigen hebben hem wel eens zijn openhartige, inderdaad vrij ongezouten uitspraken ten kwade geduid. Niet uit eigendunk of driestheid sproten zij voort, geloof ik, doch uit een onbevangen en hartstochtelijk verlangen naar eerlijkheid. […] Allang is Hugo Claus’ menselijke eerlijkheid geen bijkomstig gegeven meer. Van langsom werd het ons duidelijker, dat zij rechtstreeks zijn verzen, zijn drama’s en zijn romans conditioneert en er het uitzonderlijk karakter, alsmede de duurzaamheid van waarborgt. Wanneer wij nu de hoedanigheden van het zopas verschenen boek De Verwondering zo bondig mogelijk willen samenvatten, dan schieten ons slechts de woorden “menselijke authenticiteit” te binnen. Meer dan ooit tevoren, - op Suiker na misschien -, schiep Claus ditmaal een onoverbrugbare en meteen bevrijdende afstand tot wat men wellicht van hem als nieuwlichter verwacht, en de imperatieven van zijn strict persoonlijk, ééns onmiskenbaar door invloeden buiten hem aangedampt, doch nooit merkbaar geschonden kunstenaarschap… Hoe weinig hij zich stoort aan het “wat zal men er over zeggen?” blijkt overtuigend uit het feit, dat b.v. de Hollandse lezer er de grootste moeite zal mee hebben om (tot) bepaalde toestanden in het verhaal te situeren, ja, zelfs tot de meest intieme kern er van door te dringen, zulks tengevolge van politieke en historische omstandigheden, die alleen wij hier in Vlaanderen nauwgezet kunnen doorgronden…[…] De Verwondering is een ontzagwekkend rijke roman, vanuit de genade ener waarachtige inspiratie geschreven. Ook in die zin verdient het werk ten volle zijn titel, dat de lezer in een bestendige sfeer van “verwondering” gedompeld wordt.

15 Mijlenver voelen we ons inmiddels verwijderd van alles wat naar het voze experiment en naar modekneepjes zweemt. Zeker, ongetwijfeld kan men De Verwondering een experimentele roman noemen. Misschien is hij in dit opzicht in onze letteren zelfs uniek. Volkomen echter staat hij los van elk –isme of om het even welk buiten- of binnenlands voorbeeld. Elke aarzeling t.o.v. het “al té Vlaams” werd drastisch geweerd met de prachtige onthechting van de ware artiest, die alle vooropgezette ordewoorden en denkbeelden achter zich liet. Tien of twintig jaar leeftijdsverschil op het vlak der elkaar opvolgende generaties spelen voor ons geen rol. Daarom aarzelen wij niet om dit opstel op drieste wijze te besluiten. In 1900 lanceerde August Vermeylen zijn wekroep “Wij willen Vlamingen zijn, om Europeërs te worden”. Het werd een slagzin en meteen een meid voor alle werk, in alle mogelijke en onmogelijke omstandigheden als paradepaardje te pas gebracht. Te goeder trouw of uit berekend arrivisme was het een vlag voor soms reeds decenniënlang opgedroogde talentjes en dekte vaak minder dan middelmatige ladingen. De na-oorlogse schrijversgeneratie is er in geslaagd de cirkel uit de door Vermeylen gepostuleerde kwadratuur tot een sluitende vorm te maken. Met De Verwondering heeft ook Hugo Claus hiertoe in aanzienlijke mate het zijne bijgedragen en er ons voorgoed van overtuigd, dat hij een waarachtig en groot romancier is…23 /1963/ Bij de bespreking van Omtrent Deedee vermeldt Lampo dat op de flap van de stofwikkel zich de beoordeling bevindt van een Nederlands criticus24 die vaststelt, dat de Vlaamse auteur in kwestie de belangrijkste schrijver is, die na de oorlog debuteerde. Ronduit gezegd lijkt het ons een vrij overtollige bevestiging van iets, waar geen zinnig mens aan twijfelt. De letterkunde is geen voetbalcompetitie en er bestaat geen wiskundig sommetje, dat ons kan helpen om op louter mathematische gronden de primus aan te duiden. In Claus’ geval kunnen wij echter dit alles best missen. Ofschoon in zijn eigen generatie beslist door heel wat mensen met onbetwistbaar talent omringd, distantieert hij zich volledig van deze laatsten door de schijnbaar onbegrensde rijkdom en de verbijsterende soepelheid van zijn verbeelding en zijn vormgevend vermogen, waaraan niets meer kleeft van de laatste restantjes huisvlijt op grond van het verplichtend onderwijs, die bij zelfs de meest verdienstelijken onder zijn leeftijdsgenoten nog wel eens aan de oppervlakte komen drijven. Zulks blijkt haast nog duidelijker uit het ogenschijnlijk zomaar losweg uit de mouw geschudde Omtrent Deedee dan uit het door zijn inhoud en uitwerking uiteraard veel belangrijker De Verwondering. Dit laatste was het werk van een groot schrijver, terwijl Omtrent Deedee ons eer voorkomt als de briljante prestatie van een verwarrende duivelskunstenaar. Artistiek beperkt zulks echter de betekenis er van geenszins, althans van ons eigen standpunt uit bekeken. Is de virtuositeit enerzijds niet het enige kenmerk van de geboren artiest en kan zij, hier door de bedoelingen van de auteur toe gedwongen, eventueel op een bescheiden vlammetje gedraaid worden, anderzijds echter beschouwen wij het feit, dat zij bij het scheppingsproces steeds ter beschikking blijft als één van de meest betrouwbare waarborgen van het waarachtige kunstenaarschap. Op dit ogenblik koesteren wij nl. nog slechts weinig belangstelling voor van die krampachtige, met een dubbelgefronst voorhoofd aan elkander geknutselde romans, waarin vermeend-diepe of zedelijk verheven ideeën er nooit in slagen ons op bevredigende wijze het gebrek aan waarachtig meesterschap over het op zichzelf zinvolle, ja, magische woord te doen vergeten. Wat ons in Omtrent Deedee voor al het overige boeit is dan ook die ongekunstelde virtuositeit, - beide begrippen spreken elkaar hoegenaamd niet tegen! -, welke een ogenschijnlijk banaal, ja, wellicht zelfs hier en daar stuitend gegeven tot een volstrekt aparte menselijke ervaringswereld laat uitgroeien. […] Nochtans zijn wij er persoonlijk van overtuigd, dat het een kunstenaar als Claus er in géén geval alleen om gegaan kan hebben, ons uit de doeken te doen, hoe vreemd het er in sommige deftige middens wel ‘ns wil spoken, wanneer de wijn en de pousses-café de remmingen van het alledaags fatsoen hebben opgeheven, zij het 23

Hubert LAMPO, Van wonderkind tot rasschrijver, in: Volksgazet, 18 oktober 1962. De criticus wordt niet vernoemd. Het citaat is ontleend aan Elseviers Weekblad. De flap vermeldt korte citaten over De verwondering van, in die volgorde, Lampo, Boon, Jos. Panhuysen en Hans Warren.

24

16 dan ook, dat het toedienen van een flinke scheut zwarte humor niet geschuwd wordt. Het is soms moeilijk, de juiste bedoelingen van een schrijver op afdoende wijze in één enkele formule vast te leggen, temeer daar er in menig geval nauwelijks van een vooropgezette bedoeling spraak is. Mocht het er Claus om gaan in Omtrent Deedee slechts één der vele facetten der menselijke dwaasheid te betrappen, liefst nog in de omgeving van een al te verduldig priester, wat het tafereel een door haar vrijmoedigheid middeleeuws aandoende grolligheid verleent, dan zien wij niet in, welk argument wij tegen dergelijk opzet zouden aanvoeren. We kunnen echter onmogelijk het denkbeeld van ons afzetten, dat de auteur, - en best mogelijk is het, dat zulks onbewust geschiedde -, een geheel ander oogmerk nastreefde, wat o.i. vooral door het optreden van de doorslaande ethersnuiver en met griezelfilms over vampieren dwepende Claude gedemonstreerd wordt. In Omtrent Deedee wordt door Claus, die een té ernstig man is om alleen maar een dol en scabreus verhaal te willen schrijven, de lezer er nl. aan herinnerd, hoe ieder mens reeds op aarde zijn hel met zich meedraagt, slaagt hij er meestal dan ook vrij goed in, de hem vergezellende daemonen onder de schijn van het uiterlijk fatsoen achter slot en grendel te houden.25 & /1964/ In de reeks Idolen en Symbolen publiceerde de jonge literaire journalist Johan de Roey Hugo Claus, een poreuze Man van Steen26, dat uitvoerig en welwillend gerecenseerd werd door Lampo. Deze serie van monografieën is nl. zo opgevat dat bij het kiezen van de behandelde figuren minder rekening wordt gehouden met wat men als hun “intrinsieke waarde” zou kunnen bestempelen, dan wel met hun betekenis in het licht der actualiteit. Het is mogelijk dat men met persoonlijkheden heeft te doen, die symbolen zijn voor DE HUIDIGE GEESTESGESTELDHEID zulks in de beste betekenis des woords. Tevens hoeft het echter niet uitgesloten te worden geacht, dat het gewoon om idolen zou gaan, wier faam niet méér is dan het produkt van de vervlakkingsverschijnselen dezer eeuw met haar valse waarden, boerenbedrog en kitsch. Zonder Johan de Roey hiervoor maar enigszins verantwoordelijk te stellen, betreurt Lampo dat de bijeengebrachte documentatie en gebundelde uitspraken over Claus Ééns temeer en dan tot in het kwadraat verheven, precies dié artistiek zo WEINIG TER ZAKE DOENDE GEGEVENS [aanbrengen] welke een soms ietwat pijnlijke mythe voor geestelijk onvolgroeiden en intellectuele teen-agers in het leven riepen, die een onmiskenbaar belangrijk schrijver als Claus té lang buiten de belangstellingssfeer hielden van velen, wie het naar aanleiding van zijn persoon gedebiteerde blablatisme gauw tegenstak. […] Volledigheidshalve voegen wij er aan toe, dat wij, zoals vroeger reeds gezegd, er in elk geval géén geloof aan hechten dat een verstandig, welgemanierd en kerngezond man als Claus hiervan zélf de promotor zou geweest zijn, de schijn ten spijt en wat men in dit opzicht ook beweren moge.27 Van 1964 af bouwde Lampo zijn bedrijvigheid als criticus af. Hij staakte zijn medewerking aan Volksgazet in 1965 en publiceerde nog slechts sporadisch in het NVT. Maar het is wel symptomatisch dat hij zijn opstel over De verwondering opnam in De ring van Möbius, verschenen in 1966.28 & In “Hugo Claus: voorlopig een geval?” stelde Lampo: Wanneer de criticus voor een moeilijk “geval” staat, kan alleen een tot het uiterste doorgedreven eerlijkheid hem redden.29 Het kan geen twijfel lijden, bij lezing van zijn talrijke artikels over Claus, dat hij die eerlijkheid gewetensvol en nauwgezet nastreefde en daarbij niet aarzelde zijn oordeel bij te schaven en wanneer nodig te herzien. Daarbij mag niet uit het oog verloren worden dat Claus, die nu tot de canon behoort, het destijds ook zwaar te verduren kreeg en dat het voorbehoud dat Lampo soms uitspreekt daar niet tegen opweegt. Toen Claus-kenner Paul Claes de Nijhoff-prijs kreeg, verklaarde hij in een interview met het Leuvense studentenblad Veto dat hij geen ander Vlaamse schrijver dan Claus kent die door de kritiek 25

Hubert LAMPO, Een knus Familiefeestje. Zwarte humor van Hugo Claus, in: Volksgazet (ongedateerd persknipsel, 1963).

26

Johan DE ROEY, Hugo Claus, een poreuze Man van Steen, reeks Idolen en Symbolen, nr. 20, Lannoo, Tielt-Den Haag, 1964. 27 28 29

Hubert LAMPO, Nog door de oude Bril? In: Volksgazet, 13 augustus 1964. Hubert LAMPO, De Ring van Möbius, Brussel/Den Haag, Manteau, 1966 [= Maerlantpocket 4], pp. 73-83. Hubert LAMPO, Hugo Claus: voorlopig een geval? In: Volksgazet, 31 december 1952, p. 15.

17 zo totaal in de grond is geboord. 95 % van de krantenkritieken over Claus, vooral in de katholieke pers, zijn fnuikend.30 In dat perspectief kan het alleen verhelderend zijn de kritische geschriften van Lampo over Claus in een chronologische context te situëren. Henri-Floris JESPERS

2006 Hoe een dubbeltje rollen kan Carl Schmitt, een geleerde die mij veel bijgebracht heeft en over wie ik het bij herhaling gehad heb, looft ergens in zijn anno 1950 verschenen semi-autobiografisch geschrift Ex captivitate salus de “geheimnisvolle Hand, die unsern Griff nach Büchern lenkt”. In het voorbije jaar heb ik vastgesteld dat die hand, hetzij rechtstreeks hetzij onrechtstreeks, ook onderwerpen voor nog te schrijven teksten levert. Tijdens het redigeren van de in het voorbije jaar in deze Mededelingen afgedrukte eerste versie van een bescheiden studie over de Bengaalse wijze Rabindranath Tagore (zelf het product van een suggestie van Henri-Floris Jespers) zag ik me verplicht te attenderen op de invloed van de theosofie op belangrijke kunstenaars der XIXde eeuw. Die kwestie bracht ik ter sprake toen dr. Jef van Bellingen, docent aan de VUB, me een bezoek bracht. Groot was mijn verbazing toen ik vernam dat hij vertrouwd was met de esoteriek, waaronder de theosofie ressorteert. Hij bezorgde me zelfs een exemplaar van het door een Nederlandse dame aan de VUB verdedigd profschrift waarin ze Picasso’s schilderij Les Demoiselles d’Avignon vanuit dat perspectief “verklaart”. Daar bovenop kreeg ik ook nog een exemplaar van een recente herdruk van het in de reeks Que sais-je? verschenen boekje van professor Antoine Faivre, die een van de vier Europese leerstoelen voor esoteriek bekleedt. Mijn nieuwsgierigheid was gewekt. Ik stond reeds in verbinding met de Oostenrijkse specialist dr. Hans Thomas Hakl, wiens gezaghebbend werk over de Eranos-kring ik bezat en die me, ten behoeve van het Tagore-opstel, fotokopieën i.v.m. graaf Keyserling had bezorgd. Ik besloot te abonneren op het door hem samengesteld louter informatief tijdschrift Gnostika en heb me die beslissing niet beklaagd. Los daarvan komt de jongste tijd, zonder dat ik iets vraag of doe, menige verrassing op mij toe. Zo kreeg ik onlangs het bezoek van baron von Olenhusen (nota bene: de grootste Duitse autoriteit op het stuk van het auteursrecht) i.v.m. mijn interesse voor Otto Groß (over wie ik ook in de Mededelingen gerapporteerd heb); hij vertelde dat hij een tweede dada had, namelijk Karl May. Een tiental dagen later ontving ik een overdruk van een solide studie waarin ik las dat de man die over de Indianen schreef zonder zijn vaderland ooit te hebben verlaten en wiens Winnetou-verhalen het bij onze jeugd nog altijd goed doen, het groeiend succes van Harry Potter ten spijt, tot een spiritistische beweging heeft behoord! Ik koester alvast het voornemen in 2007 in de Mededelingen over die zeer merkwaardige thematiek te berichten. Dat betekent evenwel niet dat ik de bedoeling zou hebben de esoterische toer op te gaan of voor de een of andere esoterische stroming te werven. God beware me: ik ben een wetenschapsbeoefenaar en het is in die hoedanigheid dat ik me voor de esoteriek interesseer. Ik ben er ten andere van overtuigd dat Schmitts “geheimnisvolle Hand” bij tijd en wijl mijn neus nog wel op andere onderwerpen zal drukken. Misschien de Mededelingen ten bate? De astrologie is voor mij een verzegeld boek en dus weet ik niet of het antwoord op die vraag in de sterren geschreven staat… Prof. em. dr. Piet TOMMISSEN

Misdaad loont ▲De bestverkochte spannende Nederlandse misdaadroman van de afgelopen week (week 49) kent weinig veranderingen. Simone van der Vlugt is wel weer terug in de top 5 met De reünie, nu in Midprice editie. (Gebaseerd op de verkoopcijfers van minimaal 300 Nederlandse boekwinkels. Bron: CPNB). 1. A.C. Baantjer - De co*ck en moord in Triplo (De Fonteijn, € 9,95) 2. Saskia Noort - Nieuwe buren (Anthos literaire thrillers € 18,95) 5. Simone van der Vlugt - De reünie (Anthos literaire thrillers €12,50) 3. Saskia Noort - Terug naar de kust (Anthos literaire thrillers € 12,50) 4. Esther Verhoef - Rendez-vous (Anthos literaire thrillers €19,95) ■ ▲Nu we al een paar jaar vertrouwd zijn met ‘Aspe’, de serie op VTM, is het moeilijk om, bij het lezen van een nieuwe Pieter, Van In zijn vertolker op het kleine scherm, Herbert Flack, uit je geest te 30

www.veto.student.kuleuven.ac.be/jg23/veto2301/claes.htm

18 bannen. Met Alibi belanden we op de filmset van de populaire politiereeks ‘Uten’, locatie Brugge, met als hoofdrolspeler Albert Tack. Tack, een bijna kloon van Flack. Visualiseren terwijl je leest kan zo wel eens voor korstsluiting zorgen. In de uitgebrande auto van Tack, zit een verkoold lijk aan het stuur vast met handboeien. Het slachtoffer blijkt ene Antoon Van Dyck, neen, geen schilder, maar een gesjeesde acteur met kwalijke reputatie. Het spoor leidt naar Antwerpen, en Van In en Versavel worden naar de Sinjorenstad gestuurd voor verder onderzoek. Temeer daar bijna de hele cast en crew van ‘Uten’ ook uit Antwerpen komt. Naast Albert Tack is er nog de regisseur Johan Van Aalst, de diva Marloes Antonissen, scenarist Jason Ornelis en de kapper- grimeur Luk. Guido Versavel is tot over zijn oren verliefd op Luk, en wil maar al te graag naar Antwerpen. Pieter Van In moet echter zijn Hannelore achterlaten in Brugge. In Antwerpen maken ze kennis met Eddy Somers, cel zware criminaliteit, en inspecteurs Steen en Been. Het ligt voor de hand dat de Antwerpse flikken wat stokken in de wielen steken, en een parallel onderzoek starten. Verbroedering volgt bij menig cafébezoek. Het lijkt wel een handleiding: ‘Met Aspe op schok door de Scheldestad’. In ‘De Pelgrim’ (nu al maanden gesloten) leert Van In het Antwerps bier van De Koninck drinken, de tripel wel te verstaan. Maar wees gerust, de Duvel wordt niet helemaal gebannen. Ook in ‘De Hand’, ‘Den Engel’, ‘Plansjee’, ‘Kapitein Zeppos’, ‘Den Boer van Tienen’, en hom*o-disco ‘Red&Blue’ wordt naar behoren gehesen. Maar dat alles natuurlijk in verband met het onderzoek. En ondertussen is het goed aan tussen Guido en Luk, en de eenzame Pieter wordt blij verrast met de overkomst van Hannelore. Ze gaan ook ‘ondergronds’ voor het onderzoek, want in de ruien wordt het lijk van Titinne, alias dragqueen Jan Smeets, opgevist. Antoon Van Dyck woonde ooit samen met Titinne… Uiteindelijk draait alles om chantage, sex en p*rno, geknoei met computers, ja zelfs een directeur van een ziekenhuis wordt betrokken partij. En wie is die mysterieuze Nederlander? Ontknoping volgt na een mega-fuif in het Sportpaleis, maar dat verklap ik lekker niet. Zelf boek lezen, of wachten tot het op televisie komt in ‘Aspe’? Maar wie gaat dan in godsnaam de rol van Albert Tack vertolken? ■ Pieter ASPE, Alibi, Antwerpen, Manteau, 2006, 304p, (pb) 19,95 €; (geb.) 24,95 €.

▲Kees Kasander, producent van onder andere de succesvolle film Kruistocht in Spijkerbroek en de films van Peter Greenaway, heeft de filmrechten verworven van de thriller Vals beeld van Elvin Post. Beoogd regisseur bij de verfilming van Vals beeld is Martin Koolhoven. Hij regisseerde onder meer de films Het schnitzelparadijs (2005) en De grot (2001). Aangezien Vals beeld zich afspeelt in de Verenigde Staten, zal het een Engelstalige film worden. Vals beeld is gebaseerd op de grootste kunstroof aller tijden, waarbij voor 300 miljoen dollar aan schilderijen van onder andere Rembrandt en Vermeer werden gestolen uit het Isabella Stewart Gardner Museum in Boston. Begin oktober startte de FBI een nieuw onderzoek om de grootste kunstroof aller tijden alsnog op te lossen. Elvin Post heeft de feiten over de roof gebruikt als uitgangspunt voor zijn verhaal over de daders, een kunstvervalser en een oplichter, die met meer geluk dan wijsheid de slag van hun leven weten te slaan. Eerder werden al de Duitse vertaalrechten van Vals beeld verkocht aan Der Club Bertelsmann, en werd het boek genomineerd voor zowel de Gouden Strop als de Diamanten Kogel. In Nederland werden ruim 20.000 exemplaren van Vals beeld verkocht. ■

Televisioneel (Junior Eurovisiesongfestival 2006, VRT, 2 december, live vanuit Boekarest.) De Vlaamse preselecties had ik mezelf onthouden. De winnaar alhier, Thor, een kleine dondersteen uit Schoten, zou onze kleuren verdedigen in Roemenië met het nummer: ‘Een tocht door het donker’. De Roemeense staatszender had al z’n klatergoud uit de kast gehaald. Zo ook Ioana Ivan, een plaatselijk kindsterretje, en co- presentatrice van dienst. Kwistig gekscherend deed ze me aan die opgefokte turnstertjes denken, altijd lachend, met een tirannieke coach achter de coulissen. Als rode draad huppelde Dracula door het beeld; Vlad de Spietser, na de terreur van Ceausescu kan die er nog mee door als nationale held. Maar onze uitgezonden commentaarstemmen Jelle Cleymans en Ilse Van Hoecke vonden het leuk griezelen. Portugal en Cyprus zonden zingende loverboys, Nederlands hoop lag bij Kimberly. Met haar vijftien lentes was ze de oudste! Een knap bruin kind- misschien Kaapverdische roots- vulde ik zelf in, want ik

19 had de gespecialiseerde pers niet geraadpleegd. Ze had ook dito danseresjes bij. “Voel je goed”, zong ze, en intussen zagen we vijf Salomé’s de dans der zeven sluiers brengen. “Er gaan koppen rollen”, dacht ik. Gastland Roemenië kwam als vierde aan de beurt, een verkleedpartijtje met Harry Potter en Spiderman. “Zouden ze hier in de weeshuizen al Harry Potter voorlezen ?“, dacht ik. Maar daar kwamen de Kit-Kat-balletmeisje van Oekraïne al aangeslopen, in hun kielzog een jongentje dat eruit zag alsof hij ooit zo’n Kit-Kat-club zou runnen. Vestimentair iets wat rond Ertvelde kreten als “Formidabel, fantastisch” uitlokt. Spanje zond een brok testosteron, Servië een rapnummer, en Malta een hippe rockgriet. Vier bakvissen voor Macedonië, met een macédoine van etnische geluiden en pop. Zweden stuurde Molly, een veertienjarige sopraan, en ik had zo’n vermoeden dat menige brave huisvader niet alleen voor haar stem plat zou gaan. En dan bracht Griekenland een nummer over onbegrepen pubers. “Juist, pubers, waar zitten de kinderen hier ?”, dacht ik. Alsof er telepatische verbinding was met Boekarest: daar trad Belarus aan, Wit-Rusland, en winnaars van vorig jaar. Het zangertje was nog een kind. Maar zo had de choreografe – tevens moeder van vorig winnaresje – het niet begrepen. De kleine Andrej leek op de planken te staan in een zware Russische klassieker, of neen, vertaal het in een slechte smartlapzanger die elk smartelijk woord onderlijnt met een pathetisch gebaar. Belachelijk. België, Thor en gemengd koor van pakweg zes deugnietjes. Ze pasten in dit spektakel als een tang op een varken. Zalig, gewone kinderen, met leuke gewone kleren, met een act die er geen was; gewoon wat op de muziek meehuppen, en ondertussen met mini-zaklampjes schijnen. “Een tocht door het donker…didididitideriedie…” Kroatië zond nog een twaalfjarige blaag , maar het gedoodverfde winnaarsduo mocht laatst: Rusland met de negenjarige tweeling Nastya en Macha: ze zagen er schattig uit, maar de commentaarstem wist ons te vertellen dat ze al sinds hun derde levensjaar tapdansen, en zanglessen volgen. Ja, dat was wel te horen, geschoolde stemmen, opmerkelijke jazzy geluiden uit zo’n keeltjes. Het schattig opgefokte. En daar zien ze na de val van het gordijn wel brood in. Xena, het winnaresje van vorig jaar, kreeg van de regering van Belarus een appartement cadeau. Tijdens de stemronde deed ze haar nummertje nog eens over. “Opgedraaid Duracellkonijn”, dacht ik; ze was ook in het roze. Dat Thor, net negen geworden, toch nog zevende eindigde als extra verjaardagsgeschenk, mag een wonder heten in deze ode aan de wansmaak. Hij greep de micro beet en vroeg aan de presentatrice: “It’s yellow and it sings ?… Banana Mouscouri”… Waarop hij z’n tong uitstak voor de camera. Een mooi statement. (Man bijt hond, VRT-één, donderdag 14 december.) Na het nepjournaal ‘Vlaanderen roept onafhankelijkheid uit’ van de RTBF, La Une, op woensdagavond dertien december, deed ‘Man bijt hond’ ’s anderendaags er nog een schepje bovenop. Aan het woord waren ‘Les cellules dormantes des extrémistes royalistes’, een groepje francofone ‘sleepers’, die bij bedreiging van het koninkrijk België onmiddellijk in actie zouden schieten. En dat hadden ze zogezegd ook gedaan, die fameuze avond, gebrandmerkt in ons geheugen als le mercredi treize - waarom niet gewacht op een vendredi treize - dat moest toch nog lukken ergens voor 1 april? Maar goed, de leider van de immer slapend-wakende royalistische cellen was bij al dat ontij in actie geschoten, had zijn mannen uitgestuurd binnen de 3 à 5 minuten. Helaas had hij ze binnen de kortste tijd weer terug moeten roepen, wegens fictief journaal. De mannen deden hun verhaal: de ene zijn doel lag rond Ieper, de villa van Yves Leterme. Wroeging zou hij niet hebben gehad, daarvoor was hij getraind. ’t Zou alleen jammer geweest zijn van het geitje…De andere had net op de stoep van het Vlaams parlement zijn boodschap tot afblazen ontvangen. ’t Zou geen mooi spektakel geweest zijn, wist hij, maar gesterkt door de gedachte aan la petite Elisabeth, zou hij hebben doorgebeten. Hahaha, welke Vlaming trapte daar nog in? Sleepers in Wallonië ? Sleepless in Charleroi, Mons of Liège is aannemelijker...veel werk voor werk aan de winkel.■

Door de leesbril bekeken ▲De sonore en visuele poëzie staan centraal in de 28 ste aflevering van het Bulletin de la Fondation Ça ira. Onder de titel “Le grand monde de la grande poésie” publiceert Henri Chopin (°1922) een gevoelige, gedreven en verhelderende terugblik op eigen leven en werk – en op de donkere twintigste eeuw. Chopin is de auteur van het standaardwerk over de “sonore poëzie” (Poésie sonore internationale, Paris, Jean-Michel Place, 1979). Hij brengt onder meer zijn talrijke contacten in Vlaanderen in herinnering: Luc Peire, met wie hij de experimentele film Pèche de nuit coproduceerde, de muzikoloog Herman Sabbe, de schilder Gilbert Swinberge, Jacques Beckaert, Paul de Wispelaere, Jan Van der Hoeven, Julien Schoenaerts, Paul de Vree en Paul Neuhuys (Chopin

20 werkte zowel mee aan De Tafelronde als aan Les Soirées d’Anvers). Henri-Floris Jespers wijdt een lange bespreking aan de pas verschenen verzamelbundel van Pierre Garnier, Le poète Yu/ Der dichter Yu, en recenseert erg kritisch Seuphor et Alice Nahon van Agnès Caers (waarover meer in de volgende aflevering). Verder aantekeningen over Indications en Édouard Jaguer, over twee nieuwe tijdschriften (MaYak en Connexion), over de tentoonstelling Wout Hoeboer (1910-1983) en over de inaugurele aan de Sorbonne van prof. Cornelis (Kees) Snoek. ■ Bulletin de la Fondation Ça ira, no 28, 4ème trimestre 2006. Abonnement (vier nummers) : 20 €, te storten op rek. 068-2287225-89 van Ça ira, 50, chaussée de Vleurgat, B 1050 Bruxelles. Pierre GARNIER, Le Poète Yu / Der dichter Yu, Bielefeld, Aisthesis Verlag, 2006, 520 p., 24,80 €. ISBN 3-89528-567-6. Agnès CAERS, Seuphor et Alice Nahon, Anvers, De Blauwe Reiger & Archipel Édition, 2006, 94 p., ill., 14 €.

▲“In hoeverre wordt het werk van Vlaamse jeugdauteurs beïnvloed door de actualiteit? En is die opening naar de realiteit nodig binnen de jeugdliteratuur?” – zo luiden twee vragen die behandeld worden in het dossier “Jeugdschrijvers & actualiteit”, opgenomen in de jongste aflevering van Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift. Verder o.m. een selectie uit Nachtboeknotities van Thomas Ligotti, de Amerikaanse schrijver van zogenaamde weird fiction; gedichten van Sven Cooremans en Tymen Trolsky. ■ Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift, jg. 24, winternummer 93, 128 p., ill., 6,50 € (buitenland: 10 €). Adres: Dimitri Bontenakel, Sint Laureisstraat 59, 2018 Antwerpen.

▲Het jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden 2004-2005 bevat naast een essay van Jos Perry: ‘Het leven, dat hard is en toch goed’. De Drentse wereld van Anne de Vries, alsmede levensberichten van Johannes van den Berg (1922-2003); Adolf Emile Cohen (1913-2004); Franciscus Wilhelmus Maria van Dooren (1934-2005); Jan Hendrik Esterhuyse (1912-2001); Gerrit Kamphuis (1906-1998); Johannes Offerhaus (1930-1991) en Bernard Hendrik Slicher van Bath (1910-2004). Rob van Altena publiceert correcties op het eerder verschenen levensbericht van Ernst van Altena (1933-1999). ■ Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden 2004-2005, 167 p.

▲In de Nieuwsbrief Joris van Severen wordt de 28ste aflevering gepubliceerd van de herinneringen van Alfons van Opstal, die een belangrijke rol speelde in de DMO. Piet Tommissen publiceert een korte nota over de in de literatuur over Joris van Severen nergens vermelde ontmoeting van de Verdinaso-leider met Edmund Forschbach (1903-1988), in de Republiek van Weimar een leidinggevende figuur uit de DNVP (Deutschnationale Volkspartei). Verder, de traditionele rechtzettingen van uitspraken over de Imperiale Staatsman. Zindelijk taalgebruik is inderdaad geboden. Van Severen was wel een fascist, maar geen nationaal-socialist. Het onloochenbare antisemitisme van het Verdinaso dient ook in dat perspectief gesteld te worden. ■ Nieuwsbrief Joris van Severen. Driemaandelijks tijdschrift van het Studiecentrum Joris van Severen vzw, p/a Maurits Cailliau, Paddevijverstraat 2, 8900 Ieper, jg. 11, 1e trimester 2007. E-versie: http://www.jorisvanseveren.org

Beestig ▲De stad Antwerpen krijgt vanaf januari een’schepen voor dierenwelzijn’. Het is huidig financiënschepen en GAIA-lid Luc Bungeneers (VLD) die er deze nieuwe bevoegdheid rond dierenwelzijn bij krijgt. “Ik heb me altijd opgeworpen als de verdediger van dieren”, zegt de Merksemnaar. “Ik heb vorig jaar kunnen tegenhouden dat alle vogels in het stadspark werden gevangen en vergast, toen er sprake was van een dreiging van vogelgriep. Ik ben een prominent lid van GAIA”. Michel Vandenbosch van GAIA is alvast blij met de aanstelling van een schepen van dierenwelzijn. En wij ook. ■ ▲Ook katten kunnen Alzheimer krijgen, dat hebben Britse en Amerikaanse onderzoekers ontdekt. Bij mensen met deze ouderdomsziekte komen in de zenuwcellen typische eiwitten voor die de overdracht van signalen in de hersenen verstoren. Bij katten met zenuwstoornissen zijn in de hersenen diezelfde eiwitten teruggevonden; bij oudere katten was de concentratie aan het storende eiwit duidelijk hoger. Katten worden alsmaar ouder, 28% van de 11-tot 14-jarige katten lijdt aan ouderdomsziekten, bij dieren ouder dan 15 jaar loopt dat aantal op tot meer dan 50%. We houden onze ‘oudjes’ in de gaten… ■

21 ▲Eigenaars van gevaarlijke honden deugen vaak zelf niet. Dat blijkt uit een studie onder 335 hondenbezitters in het Amerikaanse Ohio. Bazen van rassen als pitbulls en rottweilers blijken gemiddeld meer op hun kerfstok te hebben dan eigenaren van zachtaardigere honden. Elke baas van een agressieve hond had minstens één aanvaring met justitie, van verkeersovertreding tot veroordeling voor een ernstig misdrijf. Van de eigenaren met risicohonden die een waarschuwing kregen omdat zij hun hond niet hadden laten registreren, bleek 30% zeker vijf keer met de politie in aanraking geweest. Bij de bezitters van poedels, beagles en collies was dat 1 %. Wie bij de baas slaapt, krijgt zijn streken. ■ ▲Sumatraanse tijger niet dol op fotoflits. Om de geheimen van het dichte woud van het Indonesische eiland Sumatra te ontsluieren installeerde het Wereldnatuurfonds (WWF) foto-apparatuur aan de bomen. Het gaat om metalen boxen met daarin een infraroodcel en een filmrolletje van 24 foto’s. De apparatuur gaat automatisch af. Het WWF vond de box in stukken en brokken terug. Toen ze de film ontwikkelden, zagen ze een jonge tijger die de bakjes aanviel, wellicht opgeschrikt door de flits. De Sumatraanse tijger is een bedreigde diersoort. Er leven nog maar 500 exemplaren, waarvan 400 in het wild. ■ ▲Tientallen ijsberen zaaien paniek in de regio van Tsoekotka, in het noorden van het Russische Verre Oosten, omdat ze door het zachte weer noodgedwongen in de dorpen op zoek gaan naar voedsel. Russische wetenschappers beweren dat het gedrag van de ijsberen veroorzaakt wordt door de ongewoon warme winter in de regio. Momenteel worden er temperaturen bereikt van –12° Celsius, maar normaal zakt de wintertemperatuur tot – 40° Ce lsius in dit oostelijk deel van Rusland. Daardoor is het ijs op de arctische kusten niet stevig genoeg. “De ijsberen kunnen niet vissen en zijn genoodzaakt om voedsel in de buurt van mensen te zoeken”, aldus een expert van het onderzoeksinstituut van de Stille Oceaan, Anatoli Kotsjev. Ongeveer 170 ijsberen zitten vast op de arctische kusten en steeds meer ijsberen brengen een bezoek aan de omliggende dorpen. In die dorpen werden veiligheidsmaatregelen genomen. Zo is het verboden om ’s nachts buiten op straat te komen en mogen de mensen zich enkel aan boord van een voertuig naar hun werk begeven. ■

Bibliografisch ▲Verdano, alias Cyriel Pirard of Victor van der Daelen, werd geboren op 7 februari 1950. Ondanks drukke beroepsbezigheden als zelfstandig schade-expert voor verzekeringsmaatschappijen heeft hij altijd een levendige belangstelling gehad voor de schone letteren. Helemaal toevallig was dat niet. Een neef langs moeders zijde heette Paul Lebeau en was de schrijver van bekende romans als Xantippe. Hij verslond ook de boeken van schrijvers als Johan Daisne, Jos Vandeloo en Hubert Lampo. Vooral De komst van Joachim Stiller van Lampo is hem altijd bijgebleven. Toen hij een aantal jaren geleden geveld werd door een hartinfarct en niet langer in staat was om zijn beroep uit te oefenen vond Cyriel Pirard troost in zijn oude passie. Een gekregen dichtbundel van Jotie ’t Hooft en een aantal gedichtensites op het internet brachten hem ertoe om ook zelf zijn kans te wagen. Eerst in het Engels en het Nederlands, vervolgens enkel in het Nederlands, schreef hij vooral gedichten met duidelijk rijmschema en een strak ritme. De inzending voor de NV POEZIE zou je dan ook eerder als atypisch voor zijn werk kunnen beschouwen. Tot in 2005 zijn dichtbundel Tovertaling verscheen gebeurde publiceren slechts sporadisch via het poëziecafé ‘De Muze’ in Gent en op de site van ‘Het Schrijvertje’, waarvan hij lid is. Omdat dit soort sites een eerder lage instapdrempel heeft, was hij echter op zoek naar kritischere commentaar om zijn werk kwalitatief vooruit te helpen. In juli 2005 vormde hij samen Frans Vlinderman op de Muzeval een gastdichtersduo onder het motto “dichter versus dichter”. Enkele maanden later overleed hij echter schielijk. ■ ▲Luc Lauwereys was een veelzijdig kunstenaar: dichter, singer-songwriter, muzikant, aforist, essayist en beeldend kunstenaar. Als auteur van aforismen behandelde hij universele thema’s als de dood, de tijd, de filosofie maar ook onderwerpen uit het dagelijkse leven. Luc Lauwereys schreef ook wetenschappelijke essays over sociale thema’s, zoals welzijn, werkloosheid, vereenzaming, communiceren, verantwoordelijkheid, verstedelijking. Je kunt ze nog steeds vinden op zijn drietalige website, (www.luc-lauwereys.be) waarop hij ook een aantal gedichten publiceerde. Het wekte geen verbazing dat ook veel van die gedichten maatschappelijk geïnspireerd zijn, zoals het gedicht ‘De stad bijt me’ dat als motto gekozen werd voor zijn gastoptreden op een Muzeval-avond. Zijn liedjes bracht bij met eigen gitaarbegeleiding. Zijn setlist was opgebouwd volgens het herhaald schema: liedje – gedicht - liedje – aforismen. Ook hij ontviel ons plots in het voorjaar 2006. ■

22

Agenda ▲Camille de Taeye (1938) exposeert tot 30 december tekeningen en schilderijen, gelijktijdig in le salon d’art en in de boekhandel Qartiers latins. Salon d’art, rue de l’Hôtel des Monnaies 81, 1060 Brussel. Open van dinsdag tot vrijdag, van 14 tot 18u30; zaterdag van 9u30 tot 12 en van 14 tot 18 u. Librairie Quartiers latins, 14 Place des Martyrs, 1000 Brussel. Dinsdag tot zaterdag, van 10 tot 18 u. ■ ▲Donderdag 4 januari 2007 om 20 uur stipt. Op de 98ste Muzeval-poëzieavond worden twee schrijvers herdacht die bij de Muzeval gastdichter en trouwe deelnemers waren aan het vrije podium: Verdano en Luc Lauwereys. Vrienden-dichters dragen elk een gedicht van Verdano voor, met daarna muziek van Luc Lauwereys. Dit wordt enkele malen herhaald. Na de pauze is er dan een free podium zoals anders, waar ook andere gedichten kunnen gebracht worden, bijvoorbeeld – maar niet noodzakelijk - over of voor Verdano geschreven. Inleiding: Bart van Peer. Het vrije podium wordt geleid door Frans Vlinderman en Kaatje Wharton. Toegang: vrij. Aandacht: nieuwe lokatie: “drinkatrium” BAZILIKUM, Verschansingstraat 61 b, (links naast café De Muziekdoos), 2000 Antwerpen-Zuid, aan de Waterpoort. Bussen 6 & 23 (Vlaamse kaai), bus 34 & tram 8 (Museum) Zie ook de rubriek “Bibliografisch”. ■ ▲Bloemlezingen in het Letterenhuis | gratis | presentatie: Jelle van Riet | telkens van 12.30 tot 13.30 uur. Minderbroedersstraat 22, 2000 Antwerpen, tel. 03/222 93 20, www.letterenhuis.be 11 januari 2007: Walter van den Broeck ■ ▲Literaire performances in de Arenbergschouwburg | € 3 inclusief drankje en verrassingsact | presentatie: Jef Staes | vanaf 20.30 uur. Arenbergstraat 28, 2000 Antwerpen, tel. 070 222 192, www.arenbergschouwburg.be 11 januari 2007: Christophe Vekeman ■ ▲Potion storm. De Amerikaanse fotograaf Troy Williams (°1975) exposeert tot 20 januari in MUDIMAdrie, Galerie Gianluca Ranzi, Vlaamse Kaai 48, 2000 Antwerpen. Woe. – zat. 14.00-18.00 uur. www.mudimadrie.be ■

Dit is exemplaar nr.

bestemd voor

De volgende aflevering verschijnt op 2 januari 2007.

Indien u in 2007 de Mededelingen verder wenst te ontvangen, gelieve uw bijdrage tijdig te storten op rekeningnummer 320 – 0084130 – 04 ten name van C. Lantsoght

© Henri-Floris Jespers, Antwerpen, en de auteurs. © Illustraties : RodeS, Brussel.

1

Mededelingen van het Centrum voor Documentatie & Reëvaluatie Vierde jaargang, nr. 85

3 januari 2007

Redactiesecretariaat: Henri-Floris Jespers, Marialei 40, 2018 Antwerpen. [emailprotected]

Redactioneel In nr. 83 (de dato 30 november 2006) publiceerden we de eerder in De Morgen opgenomen reactie van Matthijs de Ridder en Geert Buelens op het controversiële “Vlaams literair festijn” in Bourla. Matthijs de Ridder is geen onbekende voor de lezers van deze Mededelingen. Bij herhaling werd hier gewezen (en ingegaan) op zijn onafhankelijke, originele en steevast verfrissende visie op wat hij zelf typeert als “het innige huwelijk tussen de literatuur en de Vlaamse Beweging”. Samen met Ivo Kuyl stond hij in voor de dramaturgie van Singhet ende weset vro, een stuk van Ruud Gielens. Hij gaf ons graag de toestemming zijn “Vlaams Kerstverhaal” op te nemen, gepubliceerd in De Standaard van 22 december 2006, de dag dat Singhet ende weset vro in première ging in de KVS. Nu “Vlaanderen” en “Vlaams” in sommige kringen verdachte woorden zijn, vindt Matthijs de Ridder dat de tijd rijp is om weer eens met open vizier te kijken naar wat Vlaanderen is. Dat is blijkbaar ook de invalshoek van Geert Buelens, die in De Morgen van vandaag tien ideetjes gratis aanlevert, waaronder: Vlaamse intellectuelen laten zich niet langer gijzelen door de separatisten van het VB en de N-VA en bekennen zich expliciet tot erfgenamen van de Vlaamse Beweging. Door die erfenis te claimen maken ze duidelijk dat het mogelijk is een open, democratisch, federaal België te verdedigen en toch niet aan “Vlaamse zelfhaat” of “Vlaamse uitverkoop” te doen. & In de eerste aflevering van de jaarlijkse nieuwjaarsrubriek “Windroos, windhoos” blikken Hendrik Carette en Ivo Machiels terug op hun lectuur van het voorbije jaar. In 2006 organiseerde het Borstelmuseum te Izegem onder de titel “Memento” een retrospectieve van het oeuvre van Marga: de kunstenares laat nu op indringende wijze de keerzijde van de medaille zien. 1 En Jan Hugo Verhaert gaf er de voorkeur aan herinneringen op te halen aan de Brugse Korrekelder (1963-1966). & The year is going, let him go; Ring out the false, ring in the true. ■ 1

Cf Mededelingen nr. 67 de dato 21 maart 2006, pp. 8-12.

2

Kritisch Nu sijt wellecome Een Vlaams Kerstverhaal Over twee dagen is het weer zover. In het hele land verzamelen groepen mensen zich dan om de kersttafel. In veel gevallen zijn het groepen die maar één keer per jaar in die samenstelling bij elkaar komen. Het is de avond dat de familieband voorop staat. Een avond ook waarop men naar overeenkomsten zoekt en die liggen veelal in een gedeeld verleden. Weet je nog? Vroeger? Toen we samen liedjes zongen over nog veel vroeger? Van Maria die zoude naar Bethlehem gaan, Daar zat een sneeuwwit vogeltje of Merck toch hoe sterck? Zo vergaat het ook de personages in Singhet ende weset vro, het stuk dat vanavond in première gaat in de Brusselse KVS. Het is alleen te hopen dat het verloop van uw kerstdiner niet te veel lijkt op het feestmaal van deze familie. Wat begint als een verplicht nummer ter meerdere eer en glorie van de moeder des huizes, die op deze avond een decoratie mag ontvangen uit handen van een kardinaal, loopt snel uit de hand. Er is een gedeeld verleden, ja, maar de onschuldig klinkende liederen die af en toe worden aangeheven, zetten de politieke diversiteit die in deze familie is geslopen steeds duidelijker in de verf. Dat wil overigens niet zeggen dat iedereen ideologisch bijzonder stevig in zijn schoenen staat. Er blijkt een geweldige hypnotiserende kracht uit te gaan van het dwingende ritme van de trommel, van het betoverende gewapper van het vaandel. Een optocht is snel gevormd, het oudste lid van de familie ontwaakt uit zijn pacifistische dommel en wordt al saluerend in het gelid gereden. En daar staan ze dan, streng op een rij. Eén iemand blaast voor het appèl, drie mannen slaan vol overtuiging op hun landsknechten en de majorettes zorgen voor de nodige acrobatiek. Ja ja, zo is Vlaanderen. Toch? Opeens klinkt er een klein stemmetje. Die stem is weggekropen onder de piano, bijna ongemerkt. Verbaasd en ook een klein beetje boos beschrijft ze de uitgelaten massa die honderduit schreeuwt over het gemeenschappelijke belang: ‘De dag staat stil. Het land is beroerd. / De vlaggen flappren in den wind; / Trompetten schettren, stoeten gaan: / gezang, gedans, gejoel, getoet: / het vorstelijk Volk viert feest.’ Maar weet dat volk eigenlijk wel wat het aan het doen is, vraagt ze zich af. Beseft het wel waar het mee bezig is: ‘Geklonken, gedronken te zijner eer: / Hém vieren we, Hém!... (hoe heet ie ook weer?)’. Die laatste vraag wordt eigenlijk niet alleen aan de massa gesteld. Ook het publiek wordt uitgenodigd om daarover na te denken, zij het in de spiegelbeeldige betekenis. Want zo herkenbaar, vooroordeelbevestigend of misschien zelfs confronterend als het marcherende Vlaamse legioen is, zo onbekend is de stem van de rede. Hoe heet ie ook weer? Tegenwoordig kent niemand deze dichter nog. Er is geen literatuurgeschiedenis die gewag maakt van M.B. Ledegouwer, die in het echte leven Evarist Verdurme heette. Echt grote werken heeft hij ook niet geschreven. Niettemin maakte hij vanaf 1911 tot zijn zeer vroegtijdige dood in januari 1914, achttien jaren jong, furore in de rangen van de radicaal flamingantische jeugd die luttele jaren later, aangemoedigd door de Eerste Wereldoorlog, de literatuur drastisch overhoop zou gooien. Ledegouwers stem raakte al snel letterlijk bedolven onder het geweld dat in augustus 1914 losbrak en de wereld vier jaar lang in de greep zou houden. De oorlog zou een nieuwe generatie dichters voortbrengen, die in hun literatuur het failliet van de oude samenleving zouden beschrijven en zouden ijveren voor een vernieuwde Vlaamse Beweging. Dat Van Ostaijen, Burssens en consorten de nog wat onzekere poëzie van Ledegouwer volledig hebben overschaduwd, is niet zo vreemd. Maar toch is het ‘geval’ Ledegouwer redelijk exemplarisch voor de

3 beeldvorming van de Vlaamse literatuur en bij uitbreiding de Vlaamse Beweging. Zijn verhaal paste simpelweg niet in het dominante beeld van de geschiedenis. Als bijvoorbeeld het hierboven geciteerde gedicht ,,Apothéose Quelconque” later nog wel eens werd opgerakeld, zoals dat in de jaren vijftig gebeurde in Vooruit, dan gebeurde dit bij wijze van curiosum. Als absolute uitzondering op de regel. Ledegouwer was een nauwelijks ter zake doende voetnoot in de Vlaamse Bewegingliteratuur. En misschien zelfs dat niet, want paste hij wel in die door Conscience, Rodenbach en Gezelle gedomineerde traditie? Betekende het simpele feit dat Ledegouwer kritiek durfde te uiten op het fenomeen “massabetoging” – misschien wel het belangrijkste wapen van de vooroorlogse flaminganten – niet dat hij een buitenstaander was? Deze bedenking is overigens wel vaker gemaakt. Bijvoorbeeld ook met betrekking tot het politieke engagement van modernistische dichters à la Van Ostaijen. Want als het werk van die dichters al tegen de achtergrond van hun politieke streven werd bekeken, dan gebeurde dit steevast als opmaatje naar hun uiteindelijke apolitieke, zuivere lyriek. Hun ,,echte”, “grote” literatuur schreven ze toen ze hun naïeve idealisme hadden opgegeven. Hun kritische stem binnen de rangen van de Vlaamse Beweging was met andere woorden het begin van hun uittocht uit diezelfde beweging. Het voordeel van deze voorstelling van zaken is dat de Vlaamse Beweging niet zo’n schizofreen geheel van tegengestelde ideeën wordt. De enkeling die ooit heeft geprobeerd om een ander geluid te laten horen, hoorde er eigenlijk niet bij. Wat overblijft is een hom*ogene eng-nationalistische beweging, waar geen weldenkend mens mee geassocieerd wil worden. Daardoor is het beeld dat we van de Vlaamse Beweging hebben wel hom*ogeen, maar bevinden veel persoonlijke geschiedenissen zich in een onmogelijke spagaat. Stel, je herinnert je van thuis dat elke Vlaamsnationalistische kwestie aan de keukentafel werd uitgevochten, maar zelf liep je in de jaren negentig mee in de anti-Vlaams Blok betogingen. Heb je dan per se gebroken met je familiale Vlaamse verleden? Je hebt immers wel je bedenkingen bij het kiesdistrict Brussel-Halle-Vilvoorde en je bent ook maar wat blij dat je onderwijs hebt kunnen volgen in het Nederlands en dat ook het noodzakelijke contact met overheidsinstanties in je moedertaal verloopt. De vraag brengt twijfel met zich mee. Weinigen zullen zich immers graag nationalist noemen, maar is daarom alle nationalisme “fout”? Het vergt in zekere zin moed om hier ontkennend op te antwoorden. Het is een hele stap om de verstarde volksverbonden geschiedenis tot leven te wekken. Net zoals het een risicovolle onderneming is gebleken om aloude en in vele gevallen overbekende liederen zo te ensceneren dat de teksten ten volle tot hun recht komen. Want wat zongen wij vroeger eigenlijk op school en wat zingen sommigen straks aan de kersttafel? Onschuldige oude deuntjes? Trotse liederen waarin fel wordt uitgehaald naar de Spaanse overheerser, klinken nu wat koddig. Maar het wordt anders bij liedjes als Ik had een wapenbroeder en Morgenrood, die tijdens de Tweede Wereldoorlog een bedenkelijke carrière hebben gemaakt, maar evenzogoed tot in lengte van jaren deel hebben uitgemaakt van liedboeken als Singhet ende weset vro van pater Ignace de Sutter. Dit soort teksten maken deel uit van het erfgoed. Dat betekent niet dat we ze automatisch zouden moeten koesteren, maar ze ontkennen, ze belachelijk maken, ze verbannen naar de regionen van Vlaams Belang of erger, is het andere uiterste. Ze maken deel uit van dat brede palet van de Vlaamse Beweging, waartoe ook veel kritischer teksten behoren van auteurs die doorgaans liever buiten die Vlaamse Beweging worden gesitueerd. Dit houdt in dat je een zekere mate van meerduidigheid moet toestaan in een kwestie die jarenlang is gepolariseerd. Links en rechts, zwart en wit; dit soort kwalificaties doen er niet zo veel toe. Ze bieden ook geen productief kader om de teksten die in Singhet ende weset vro worden gebruikt, en bij uitbreiding de Vlaamse

4 literatuur, te bekijken. Natuurlijk Hendrik Conscience en Cyriel Verschaeve lieten weinig twijfel bestaan over wat zij met hun literatuur wilden zeggen, maar voor zovele, vaak onbekend gebleven, auteurs gold juist het tegenovergestelde. In plaats van onwankelbare zekerheid heerste bij hen de vertwijfeling, de wanorde. Neem nu Anton van der Weyden, alias Jan Weckx die in 1931 een dichtbundel publiceerde met de titel Hekeldichten (jazzrythmiek). De titel doet vermoeden dat hier een tegenstem aan het woord is, iemand die de heersende burgerlijke structuren omver probeert te trekken. In zekere zin is dat ook wel waar, maar wat zet hij er dan tegenover? Communisme? Nieuwe Orde? Niets van dat alles en alles tegelijk. Van der Weyden geeft stem aan de Staat van Verwarring en laat het onbesliste zegevieren, bijvoorbeeld in het gedicht ,,Idylle”: ,,Neêe. Er bestaat geen distinctie. / Wit is zwart, / Rood: / groen. / Niet: / iet. / Non est substantia!” Zo zit veel van de belangrijkste Vlaamse Bewegingliteratuur in elkaar: onbeslist, vertwijfeld en eerder stuurloos. Op enkele topstukken na (denk bijvoorbeeld aan Van Ostaijens vertwijfelde uitroep Bezette stad) heeft dit soort literatuur de canon niet gehaald en is het volkomen in de vergetelheid weggezakt. Dat andere, veel beslistere werken, vooral als ze geschreven werden door zware collaborateurs (veelal geholpen door het enthousiasme van melancholieke dwepers), wel de tand des tijds hebben overleefd, heeft het beeld van dé Vlaamse Bewegingliteratuur enigszins vertekend. Het besef dat de Vlaamse Beweging meer is dan alleen een fanatiek heir van regionalistische sterkhouders die de moderniteit schuwen, is sinds de Tweede Wereldoorlog steeds verder afgenomen. Het heeft ertoe geleid dat sommigen wel heel zeker lijken te weten wat die Vlaamse Beweging inhoudt en dat zij menen haar vermeende aanhangers met het gezag van ,,kosmopolieten, dichters, nadenkers” (nochtans ooit de leiders van het Vlaamse volk) te mogen uitschelden. Dit deed Benno Barnard – kosmopoliet, dichter en nadenker, blijkbaar – in zijn bericht aan de bevolking, getiteld “Mannen en vrouwen van Vlaanderen!”, ter gelegenheid van de verdraagzaamheidsmanifestatie 0110, op 1 oktober 2006. Hieruit de volgende verdraagzame passage: ,,In de krant stond onlangs dat 700 000 onder u nauwelijks kunnen lezen. Geen wonder dat u zo overgevoelig bent voor het mythologische boerenbedrog van het flamingantisme. U bestaat in niet geringe aantallen uit stomkoppen. U verdient helemaal geen stemrecht. De aap valt te prefereren boven u.” De Benno Barnards van deze wereld weten zonder al te veel historische kennis een sluitend begrippenkader te destilleren uit de karikaturen die zij tot zich nemen, maar een erg bruikbare basis voor de door hen zo begeerde breeddenkende en liefdevolle samenleving vormt dit niet. Twijfel, laat staan vertwijfeling, maakt geen deel uit van dit gedachtegoed. Iets is wit of iets is zwart en de dichter die tegelijkertijd een kritische kosmopoliet en een overtuigde flamingant was, die kan niet hebben bestaan. Of nog erger: stel je bent een serieuze literatuurhistoricus en je doet jarenlang onderzoek naar een bepaalde persoon. Je wordt langzaam maar zeker diens laatste fan en postume pleitbezorger, maar jij weet als geen ander dat hij heeft geflirt met een politieke strekking die naar politiek correcte normen erg vervelende connotaties heeft. Het is bijvoorbeeld Richard Minne, socialist in hart en nieren, maar ook student aan de tijdens de Grote Oorlog door de Duitsers vernederlandste Gentse universiteit. Hij had zich dus aan het activisme (de collaboratie in de Eerste Wereldoorlog) gebrand. Een beetje biograaf trekt dan alles uit de kast om te betogen dat hij dit in een vlaag van verstandsverbijstering heeft gedaan, een beetje zoals Willem Elsschot in één vlaag van verstandsverbijstering niet minder dan tien versies van zijn beruchte Bormsgedicht moet hebben geschreven. De biograaf heeft op dergelijke momenten de beste bedoelingen, maar doet zo wel aan geschiedvervalsing. Want ook deze kritische geesten opereerden binnen de grenzen van de Vlaamse Beweging en handelden volgens een

5 logisch patroon. Of alles ook even begrijpelijk is, is een heel andere kwestie, verklaarbaar is het in de meeste gevallen wel. Het flamingantisme is, of misschien beter: was, een huis met vele kamers, waar ook onverdachte “sossen” als Richard Minne een lopende rekening hadden. Minne nam bijvoorbeeld jarenlang deel aan de publieke discussie in zijn rubriek “Brieven van Pierken” die hij van 1931 tot 1935 publiceerde in het satirische tijdschrift Koekoek. Deze Pierken was een Gentse volksjongen die het zich kon permitteren om – niet gestoord door pragmatische remmingen of enig gevoel voor burgerzin – commentaar te hebben op alles en iedereen. Dus én op de langzaam ontsporende nationalisten én op hun tegenstrevers. Daarmee stond Pierken al snel bekend als een vijand van het flamingantisme, terwijl deze jongen, voor wie de Vlaamse strijd nog altijd een klassenstrijd was, eigenlijk een van de weinige genuanceerde stemmen was binnen de Vlaamse Beweging van de jaren dertig. Ook Minne, of eigenlijk Pierken, mocht derhalve niet ontbreken in Singhet ende weset vro. Tussen alle naar links en naar rechts schietende conclusies, die de personages trekken in een moment van totale vertwijfeling, geeft hij stem aan de meest ironische, misschien wel evenwichtigste, maar minst opgemerkte positie binnen die ene grote Vlaamse Beweging. Nu sijt wellecome. De tijd lijkt rijper om eens met hernieuwde en minder vooringenomen belangstelling te kijken naar het verleden dat op zo quasi onschuldige manier komt aanschuiven aan onze kersttafel. Beter dan ze monddood te maken of ze door plastische chirurgie van een ander voorkomen te voorzien, kunnen we die liedjes, de oude verhalen, de directe lijnen naar het ideologische verleden in alle openheid en in alle veelvoudigheid bekijken. In de voorstelling Singhet ende weset vro levert dit alvast een beeld op dat gespeend is van alle karikaturen. Het is verscheurend, vernietigend, verbroederend en vervreemdend tegelijkertijd. Het verenigt totale chaos en absolute orde, het toont bittere ernst en aan waanzin grenzende gekte. Maar het is eerlijk, misschien ook wrang en confronterend, maar eerlijk. Het heeft oog voor het veelkleurige verleden en voor de diversiteit van het heden. Maar wat het vooral doet, is structuren blootleggen. In de lijn van het wetenschappelijke onderzoek dat nu al enkele jaren aan de Universiteit Antwerpen wordt uitgevoerd, gebeurt dit in deze voorstelling op een voor een breed publiek inzichtelijke en radicale manier. Gezapig traditionalisme wordt direct geconfronteerd met collaboratie en vertwijfelde interbellumliteratuur; kersttradities met onderbuikgevoelens en rationele kritiek met moedwillige misleiding. Dit alles zonder vooropgezette mening of voorbarige conclusies, zodat wanneer iedereen uit volle borst Mijn Vlaandren heb ik hartlijk lief zingt, nergens een spoor van ironie te bekennen is. Matthijs DE RIDDER

“Wij - kosmopolieten, dichters, nadenkers…” Een “bericht aan de bevolking” is per definitie voor de openbaarheid bestemd. Ik neem dus aan dat Benno Barnard er geen bezwaar tegen zal hebben dat zijn memorabel werkstuk hier integraal opgenomen wordt, tot nut van het algemeen. Mannen en vrouwen van Vlaanderen! Onze broeders en zusters van het VB en de NV-A willen een eigen Vlaamse republiek stichten. Lang leve onze stralende republiek! Maar ik waarschuw u. Zij willen dat doen in de hoop eindelijk van de gesel van het kosmopolitisme verlost te raken. Zij dromen van een provinciale, schraapzuchtige, xenofobe, van werkloze en decadente Walen gezuiverde staat. Ieder vertrouwen in de tolerantie van die toekomstige republiek is dan ook misplaatst.

6 De waarheid is dat dit uw eigen schuld is. U hebt door uw stemgedrag ons landsdeel zo afschuwelijk rechts gemaakt, dat de liberale partij er van de weeromstuit links door lijkt. O, mijn medestanders en ik verliezen deze strijd. Dat smerige republiekje zal wel gesticht worden. Maar Joseph Roth zei het al: God schiep eerst de nationalisten en vervolgens de apen, en dat was al een hele verbetering. In de krant stond onlangs dat 700.000 onder u nauwelijks kunnen lezen. Geen wonder dat u zo overgevoelig bent voor het mythologische boerenbedrog van het flamingantisme. U bestaat in niet geringe aantallen uit stomkoppen. U verdient helemaal geen stemrecht. De aap valt te prefereren boven u. Maar één ding voelt u feilloos aan, namelijk dat wij - kosmopolieten, dichters, nadenkers - uw natuurlijke vijanden zijn. U en wij kunnen niet eens meer communiceren. Tussen het hoofd en de handen bestaan geen zenuwbanen meer. Dit alles, concert, voorlezen, beleren, uitschelden, is dan ook volstrekt zinloos. & Matthijs de Ridder formuleert het erg mild: De Benno Barnards van deze wereld weten zonder al te veel historische kennis een sluitend begrippenkader te destilleren uit de karikaturen die zij tot zich nemen. Zo bijvoorbeeld de idyllische visie van die éne echte Barnard op de Dubbelmonarchie, waar hij zo graag mee koketteert: De ware aard van Europa is te vinden in de Donaumonarchie van keizer Frans Joseph, waar allerlei volkeren in wederzijds respect naast en met elkaar leefde.2 Over dat “wederzijds respect” en “naast en met elkaar leven” kan nog een hartig woordje gesproken worden – zo ook over de taalwetgeving in de Dubbelmonarchie… Als tegenpool van zo’n ordentelijk imperium (destijds bekend als “kerker der volkeren”) staat België, ‘dat na de Tweede Wereldoorlog en het vastleggen van de taalgrens ten prooi zou vallen aan dwaasheid’. De sociale strijd, ooit eendrachtig gevoerd door Vlaamse en Waalse arbeiders, heeft een etnisch conflict zonder enige historische grond gebaard. In plaats van een volledig tweetalig België (dat zou een mogelijkheid zijn geweest) zijn er twee angstvallig eentalige kunststaatjes geschapen, waarvan de inwoners hun gedeelde hoofdstad verafschuwen.3 & Ook Kristien Hemmerechts (1955) hoort ook tot het ras der “kosmopolieten, dichters, nadenkers”. Met evenveel lef pontificeert ze over alles en nog wat – en ze vraagt zich dan onschuldig af “wat men tegen haar heeft” (De Morgen, 25 november). De jongste tijd kreeg ze inderdaad tegenwind. Bert Bultinck en Marijke Libert verbaasden er zich over: ‘Weet ze dan niet dat ook collega’s, schrijvers en andere media wrevelig op haar (uitentreuren herhaalde) discours reageren…’ Benno Barnard schamperde in Knack over ‘de schrijversweduwe’ – wat niet erg gentlemanlike is; Noël Slangen schreef in De Morgen: ‘Ik ken beroepsmilitairen die minder bevooroordeeld zijn’; Marion van San veegde de vloer aan met haar in Nooitgedacht, Rik Torfs’ interviewprogramma op Canvas. 2

Benno BARNARD, Tegen de draad van de tijd. De ware aard van Europa, Huiziga-lezing 2002, p. 7. Benno BARNARD, Paul DIRKX & Werner LAMBERSY, Ceci n’est pas une poésie. Een BelgischFranstalige ANTHOLOGIE belge francophone, Amsterdam/Antwerpen, Uitgeverij Atlas, 2005, p. 29.

3

7 De Standaard Letteren vroeg aan Vlaamse schrijvers: als wie, waar, hoe, zou u zichzelf in uw stoutste verbeelding gefotografeerd willen zien? De krant beloofde het waar te zullen maken. En, ja, we kregen Hemmerechts te zien als… Cleopatra (DSletteren, 15 december 2006). Cleopatra was mooi, begeerd en begeerlijk, én machtig. Money, brains and beauty: een onweerstaanbare combinatie. Verlangen naar macht? Soms. Macht is niet iets wat je krijgt of hebt. Je moet ervoor vechten elke dag. Niet alleen elke dag, maar ook elk uur, elke minuut, elke seconde. Jawel, Hemmerechts heeft iets met macht, dat gaf ze reeds zeven jaar geleden in Vacature volmondig toe (18 maart 2000): Ik heb weinig macht. Ik heb wel een beetje greep op mijn omgeving, wat natuurlijk een luxe is. Een simpel telefoontje naar de juiste redacteur volstaat meestal om een forum in een bepaald medium te krijgen. Het is misschien onvrouwelijk om het toe te geven, maar macht interesseert me wel. In datzelfde interview met Jan Schuddinck bekent ze: Ik ben heel slecht in vergaderen en samenwerken: ik moet steeds gelijk hebben en vind de anderen vaak dom. Net zoals Leonard Nolens en generaal De Gaulle aarzelt ze niet over zichzelf te spreken in de derde persoon: Ik kan Kristien Hemmerechts soms helemaal beu zijn. Ik aanvaard dat het mens bestaat en dat het soms op tv komt. Ik luister graag in gezelschap. Die Kristien Hemmerechts heb ik al zo dikwijls gehoord. Die mag weleens zwijgen. Dat laatste gebeurt al te zelden. ■

Windroos, windhoos Lezen, lezen, lezen… Lezen. Wilde ik doen van 1 januari 2006 tot seffens 31 december. Dat werd dan, aan het tempo van zo’n vier en een halve bladzijden per nacht, afgerond één ferme joekel van 500 pagina’s (Orhan Pamuk, Ik heet Karmozijn, 2001) en enkele dunnere werken van nog geen 200 pagina’s. Sommigen wel het vernoemen waard: Enrique Vila-Matas, Voorbeeldige zelfmoorden (1992, antiquarisch, vorig jaar aangekondigd dat ik dit ging lezen en dat is alras gebeurd); Ernesto Che Guevara, Op de motor door Latijns Amerika en nog wat van Bernlef, Charles Ducal en Luuk Gruwez. Wéér niet veel gelezen dus. Wel veel verzameld, al jaren trouwens. Wat me uit die collectie het meest exalteerde, is een boek dat ik net begonnen ben, maar waar ik al direct van dacht: dit moet het boek der boeken zijn! Een geschiedenis van het lezen (1999) van Alberto Manguel (°1948, vriend en kenner van Jorge Luís Borges). Prachtige heruitgave dit jaar bij Ambo, nu vooral ook als kijkboek. Vele “schone prentekes” om van te snoepen (voer voor de geflipte kunsthistoricus) rond en over het lezen. Enkele uitspraken en citaten van Manguel als voorproef: “Toen ik eenmaal mijn letters had leren lezen, las ik alles“ (p. 36). Dat is toch al wat ik tot nu gelezen heb. Zit nog niet zo ver in dit opus waar à propos zeven jaar aan gewerkt is. Heb al wel alle beeldekens bekeken en een persfoto op pagina 538-539 zit gestockeerd in mijn persoonlijke doka. Een ingestorte bibliotheek, ergens na de bombardementen van Londen in 1940, alleen de twee muren links en rechts

8 nog overeind. In het midden van die plaats – want dat is het nu nog meer, een plaats – geknakte balken en puin. De stijlvolle boekenrekken, met al die boeken in lederen band er nog in, staan er nog. Het prachtigst van de hele scène – en ik denk niet dat het helemaal geënsceneerd is – zijn de drie heren met overjas en hoed. Eén zoekt een boek, de andere gaat net een boek uit het rek lichten en de derde bladert zoekend in een boek. Voorwaar, op zijn minst een surrealistisch sfeertje. Nu, zulke foto’s kennen we evengoed van bij ons (Antwerpen onder de Vbommen). Maar zó treffend – een dooie en kapotte bib die gewoon verder bib blijft, dus niet dood kan – heb ik het nog niet mogen aanschouwen. Stof tot mijmeren. Met dit denkbeeld eindigt Manguel trouwens zijn boek over het lezen: geen einde, maar een open einde. Zoiets is lezen. Deze foto gaf onder andere de doorslag om het lijvige boek aan te schaffen. Het boek der boeken. Nog dit, op de binnenkant van het schutblad staat in een “Chronologie van de lezer”: “ 593 v.Chr. De profeet Ezechiel heeft een visioen waarin hem wordt bevolen zijn mond te openen en al lezend een boekrol op te eten, om zo de betekenis ervan in zich op te nemen”. Dat belooft! Volgend jaar kan ik iets meer vertellen. Met mijn huidig leesritme hoop ik dit boek tegen de zomer uit te hebben! Lezen. Buitenboekse prenten lees ik even graag. Manguel vindt bij voorbeeld dat we eigenlijk wel bijna ALLES wat we zien (dienen te) lezen. Daarom schaften eega en ik ons een ets van Emile Thysebaert (1873-1963) uit circa 1920 aan. Drie boottrekkers langs een kanaal. Meunier is hier dichtbij. Achilles Mussche of Gustaaf Vermeersch, voor mij ook een beetje. Ik lees maar. In augustus zaten we dan weer met supertent, -zonen en –boeken in la Normandie. Heb daar een strip gezien (en volledig proberen te lezen), zeventig meter lang in textiel, uit het jaar 1070. Magnifiek. Wilt u hier een ferm boek bij: David M. Wilson, The Bayeux Tapestry, Thames & Hudson (1985/2004). 170 pagina’s volblad tapijt, veel, groot. Dit lees ik liefst aan het tempo van twee-drie bladzijden per avond, met – indien voorradig – een calvados naast me4. Het boek is ginder nog lang verkrijgbaar, dunkt me. Lezen. Deed ik dan nog in stukjes in De vergeethoek (2003) van Stefan Brijs. Het zijn óók stukjes. Onder andere over Alfons Jeurissen, douanier-schrijver. Nog steeds heb ik iets voor die tragische man die ik – evenals hem Limburger zijnde – het Antwerps douanemuseum binnensmokkelde. Maar ook over een Jules Persijn, André de Ridder, René De Clercq en Roger van de Velde. Net als voor Brijs, voor mij helemaal geen vergeten figuren. Zulke stukken had hij eerder al gepleegd in Kruistochten (1998), over Jan Emiel Daele bijvoorbeeld. Absoluut niet onbekend voor mij. In 1978 – ik was toen 18 en Daele dood – had ik deze, evenzeer tragische, man al helemaal gelezen. Toch lijkt dit boek van Brijs me eerder een zijsprongetje (wat hij ergens ook zelf beweert) van De laatste deur van Jeroen Brouwers. Brouwers’ boek uit 1983 is weer zo’n late (her-)ontdekking (net als De wrede god van A. Alvarez) dat me uiteindelijk terug bij mijn eerste boek van dit voorbije jaar brengt (Vila-Matas’ Voorbeeldige zelfmoorden). Maar ik “moet” het nog lezen… lezen, lezen. Kijken? Nog kijkboeken. Een bezigheid die toch nog altijd wat meer inspanning vraagt dan bij voorbeeld luisteren naar de stukken voor geprepareerde piano van John Cage peins ik. In 2003 (ik vond het boek onlangs in De Slegte, anders had ik het weer nooit geweten) had er in de Kunsthal Rotterdam een tentoonstelling plaats die toen al vrij gedurfd was, maar die nu radicaal gelyncht zou worden: Rookgordijnen. Roken in de kunsten: van olieverf tot celluloid. Ge moet er maar opkomen. Sommige foto’s uit de vorige eeuw deden me denken aan die ene foto van Jacques Brel, zo rond 1950. Hierop prijst Jacques de melk door middel van een glas van het zilveren vocht in de ene hand te houden… en in de andere een saffie klaar om er eens goed aan te gaan trekken

4

Een proletarisch pintje kan als perfecte vervanger worden beschouwd.

9 zie (in: Vrijwaar u van namaaksels. De Belgische zuivel in de voorbije twee eeuwen. Centrum Agrarische Geschiedenis, Cahier 2, Leuven, 2002, p. 81). Hetze. Heksenjacht. Het wordt er allemaal niet echt beter op… Daarom hierbij eindigend in pure schoonheid met een fotoboek genaamd Historische Fotografien aus Istanbul (Edition Braus, 2001; enkel nog antiquarisch). Die titel zegt meer dan genoeg, bekijken moet u dat zelf eens. Zo kom ik hier nog eens terug bij het begin van mijn epistel: Pamuk (dit jaar Nobelprijswinnaar, was hem daarvoor al aan het lezen, hein), waarvan ik volgend jaar zeker Istanbul ga lezen. En uiteraard nog (na Manguel dan) De lezer van Paul Claes (bundel uit 2002 van vijf van zijn literaire werken) die hier subiet al twee jaar ligt te wachten. En, ochot… lezen, lezen, lezen. Ivo MACHIELS

Acht is kracht (de acht beste boeken van het voorbije rampjaar 2006) Amor in Roma, ondertitel : ‘Liefdesavonturen van Catullus tot Claus’, bloemlezing over de stad Rome in de letteren bijeengelezen en gesprokkeld door Patrick Lateur, Amsterdam : Athenaeum – Polak & Van Gennep, 260 p., 17.50 €. Na de voorstelling van een boek van Patrick Lateur in Aalst zag ik een tijdje geleden vanachter een raam in een café op de markt een trio van classici passeren. Een Vlaams trio dat bestaat uit Paul Claes, Luc Devoldere en Patrick Lateur en deze drie erudiete auteurs zijn de voorbije decennia wel bijzonder productief geworden en hebben een groot aantal bijzonder mooie en indrukwekkende boeken op hun actief. Patrick Lateur heeft met dit boek opnieuw bewezen dat het leven in onze steden dan al hard kan zijn, het lezen (en soms het schrijven) een grote troost kan zijn. Of hoe een citaat van Christine D’haen in ‘Zes lezingen over lezen’ hier een elitaire eclectische waarheid wordt: 'Lezen is heerlijk, leven zelf een vreselijk lot.' Orde en trouw, over de grote historicus Johan Huizinga door Dr. Willem Otterspeer, Amsterdam : De Bezige Bij, 254 p. Bij het horen en zien van deze curieuze titel dacht ik eerst bijkans aan een titel voor een boek over Joris van Severen. Het boek is dan ook geen biografie, want de geleerde Otterspeer die eerder al een merkwaardig boek met de merkwaardige titel Utopieën van een onvermoeibaar mens (Amsterdam, 1996) schreef, bedoelde dit werk niet als een biografie (zoals zijn imposante biografie over de Nederlandse filosoof G.J.P.J. Bolland), maar als een essayistische hommage aan onze grootste historicus die ook nog sanskritist en linguïst was en bovendien uitzonderlijk mooi en meeslepend kon schrijven en evoceren. Leegte die ademt, ondertitel : ‘Het typografisch wit in de moderne poëzie’, door Yra van Dijk, Nijmegen : Vantilt, 444 p., 29.90 €. Voor het commentaar bij dit boek verwijs ik graag naar de essayist Renaat Ramon die de aangewezen man is om dit boekwerk in één van de volgende edities van de Poëziekrant te recenseren. De titel en de uitgeverij van dit boek voorspellen nu al dat dit een belangrijke wetenschappelijke studie blijkt te zijn. Met de grote Franse dichter en schrijver

Stéphane Mallarmé (1842-1898) als sleutelfiguur en studieobject. De

marmeren verzen van deze Mallarmé blijven hard en glad als wit en zwart marmer. En de symbolische leegte van de witregels binnen in een gedicht zijn absoluut noodzakelijk om de stem van de dichter te laten ademen. Sonnetten, 42 sonnetten van William Shakespeare, vertaald en van een nawoord voorzien door Guido De Bruyn, tweetalige uitave (Engels/Nederlands), Leuven : Uitgeverij P, 93 p. , 15 €. Het heldere begeleidende nawoord ‘Als de nachtegaal zingt, moeten de mussen zwijgen’ illustreert hoe dit maniëristisch taalraffinement en de inventiviteit van deze virtuoze sonnettenmaker en grootmeester gewoon geniaal was en is. Hoewel het gezang (elk sonnet is een klankgedicht) van deze Engelse nachtegaal natuurlijk nooit zo gewoon klinkt als dat van een tjilpende mus.

10 1001 Paintings You Must See Before You Die, general editor : Stephen Farthing, Londen : Quintet Publishing Limited, 960 p., 29.10 €. Dit lijvige boek bevat in chronologische volgorde (vanaf het Oude Egypte tot en met 2006) de kleurenfoto’s van de beste, bekendste, mooiste en meest geniale schilderijen van de hele wereld met telkens een summier commentaar van 30 à 40 regels opgesteld door deskundigen en andere kunstkenners en kunstcritici. En dus beslist geen oppervlakkige praatjes bij plaatjes. Toch ontbreken hier nog de volgende kunstenaars die hier gerust hadden mogen worden opgenomen en met name : Paul Delvaux, Felix Labisse en Fernand Khnopff om ons nog maar tot enkele grote namen van ons kleine landje te beperken. A Thing of Beauty, ondertitel : ‘De bekendste gedichten uit de wereldliteratuur’, verzameld en ingeleid door Menno Wigman en Rob Schouten, Amsterdam : Bert Bakker, 388 p. , 15 €. Hoewel het groot kwintet van een aantal bewonderde en geliefde dichters hier helaas geheel en al ontbreekt (ik denk hier heel concreet aan Henri Michaux, Jorge Luis Borges, Ezra Loomis Pound, Eugenio Montale en Robert Frost) bevat dit boek toch een aantal schatten en dit spijts de gapende hiaten en al bij al altijd onvermijdelijke literaire lacunes. Trouwens ook Emile Verhaeren, Maurice Maeterlinck en zelfs de monumentale erotiek van de weergaloze Braziliaan Carlos Drummond de Andrade had absoluut niet mogen ontbreken. Toch loont de aankoop van dit boek met de mooie harde kaft (hier prijkt een foto van het prachtige schilderij ‘Der Wanderer über dem Nebelmeer’ van de schilder Caspar David Friedrich) nog de moeite omdat elke lezer vermoedelijk telkens weer andere anders haast onvindbare vondsten doet. De lach van Chesterton, ondertitel : ‘Portret van een geestige pennenridder in gevecht met moderne draken’ door Gaston Durnez, Tielt: Lannoo, 260 p. , 18.95 €. De auteur, die ooit vele jaren journalist bij het dagblad De Standaard was, heeft zich sinds zijn pensionering ontpopt van literair journalist tot schrijver van zeer lezenswaardige boeken. Na zijn vorig brievenboek over de Provence bevestigt deze man met de monkelende levenswijsheid zijn ware roeping. Zijn genre is niet de biografie, maar een zone die zich bevindt tussen de literaire journalistiek en de literaire kritiek. Met vele verrassende opgravingen en vondsten. Dankzij dit pleidooi van Gaston Durnez klinkt de lach van de bekeerling Gilbert Keith Chesterton als de lach van iemand die ten volle geniet van het rijke Roomse leven. Wie trouwens op de website van ‘The International Chesterton Society’ surft, belandt bij ‘A Bibliography for Beginners’ op een chronologische boekenlijst van 1900 tot 2001 van 37 bladzijden. Verzameld werk, van Richard Minne, Amsterdam: Van Oorschot, 368 p., 29.50 €. Deze weerbarstige winterdichter - nooit, nee nooit kan ik zijn gedicht ‘Verweer tegen de winter’ vergeten – staat terecht met 9 gedichten (een hoog aantal) in de dikke Komrij en staat als Vlaamse dichter van de vorige eeuw op zijn beste momenten (je mag een dichter alleen beoordelen op zijn zeldzame pieken) op dezelfde eenzame hoogte als Maurice Gilliams en andere grote Vlaamse dichters. De jonge Vlaamse schrijver Christophe Vekeman omschrijft de poëzie van de bijna vergeten gewaande Minne in De Morgen van 29 november 2006 als: toegankelijk, spits, enigszins volks, individualistisch, pessimistisch, parlandesk, zowel afstandelijk als melancholiek, snullig en geniaal, leugenachtig en goudeerlijk, bitter en humoristisch. Hendrik CARETTE

Vernissage Memento eigenlijk wilde ik graag dat het memento mori was maar dat heeft niet mogen zijn ik zie dit als een soortnaam niet direct als doodgelinkt maar precies voor andere mensen wel als het met beentjes is zal het waarschijnlijk altijd direct aan dood doen denken zeker met aswoensdag zegt de priester wel als hij u het

11 assekruisje op uw voorhoofd kwakt memento hom*o en daar komt nog achter dat ge u moet realiseren dat ge tot stof en as zult wederkeren ik ga eens boven kijken of ik een missaal vind want dat moet er toch instaan bij aswoensdag er ligt stof op de trap maar daar moet ik nu niet naar kijken oei hier op mijn kamer is het wel heel erg zoiets als in de goede oude tijd ik val nog net niet over de rommel maar het scheelt niet veel een missaal dus niet op het eerste zicht op het tweede ook niet ik heb er minstens twee maar die zijn op het atelier ik weet ze liggen ik zie het zo voor me ik teken dus nu mijn kastjes met memento zonder mori die met de skeletjes ben ik helemaal akkoord maar die met die andere dingen in vind ik zelf niet zo memento eerder contemplating maar dat heb ik al of mandala maar dat klinkt zo esoterisch in de huidige zweverige zin van het woord en dat wil ik niet dan toch maar memento hoeveel tijd heb ik nu nog vandaag het is nu tien uur en ik zal dat eens mooi op korte tijd afwerken waar liggen mijn stiften nu ja boven dus en ik had mijzelf voorgenomen zo min mogelijk trappen te doen de stiften dus op de strijkplank niet ook niet op mijn bureau ook niet op de grond god waar heb ik ze gelaten ik begin wel moe te worden want rugpijn is niet te onderschatten ik was vergeten hoe moemakend pijn is dat weet ik nu dus weer en ik ben gewaarschuwd het zal niet beteren de stiften dus o ja die zitten in mijn jaszak terug naar beneden maar nee eerst even het bed afhalen want een loge moet altijd in verse lakens kunnen slapen en zover ben ik nog niet gekomen dat ik daar nonchalant in word een slechter moment voor een loge bestaat er niet ik had anders alles toch goed berekend om niet de bekende hectische toestand te hebben waarin alles in sneltempo moet afgewerkt worden wegens tijdgebrek of te laat begonnen maar het heeft niet mogen zijn rugpijn met immobiliteit en niks meer kunnen doen dus nu alles tekenen ik weet toch bijna welke titels en ik ben toch al bijna bezig even nu de lakens in de wasmachine stoppen de badkamer moet eens gestofzuigd maar dat hebben we dus maar weer niet gezien goed als ik straks het bed opmaak ruim ik het rondslingerend materiaal wel op nu dus naar beneden wat ging ik nu weer zoeken o ja de stiften ja gelukkig zitten ze in mijn jaszak welke is nu de beste lichtecht dat moet het zijn even uitproberen ja het lukt goed eerste kastje dat met die eucalyptuszaadjes dat heb ik het eerst gemaakt dat zal ik het eerst tekenen god ik zie dat er heel wat geretoucheerd moet worden eerst tekenen waar dan eens even gaan kijken hoe ik dat vroeger deed ja ik had eerst nog willen opschrijven hoeveel trappen maar dat zal ik maar laten mijn hand gaat dan vol rode streepjes staan in de saunakamer ik was vergeten dat daar ook een hoop kastjes staan ik teken in de rechter benedenhoek dus marga 2005 of 6 dus en dan de titel o. k. ik geloof dat ik vergeten ben de wasmachine aan te zetten ziet ge wel dat is dan ook weer gebeurd ik zie er niet uit daar moet ik straks iets aan doen want een gastvrouw moet er altijd stralend uitzien en niet afgepeigerd ik moet toch straks mijn haar wassen want zo zie ik er uit als een morsige del even een likje lippenstift zo dat is al beter al minder del goed eucalyptus wat is de boven kant nee het is niet gelijk ook niet als het een vierkant is zo marga 2005 het staat er op nu nog memento I 1 en nu de andere vijf ik heb er geen foto's van en eigenlijk is dat nu wel de moment goed even nadenken alles is aanwezig sokkel dikke boeken en groot stuk wit karton de nodige houtjes nu nog even zoeken waar het statief staat god het is er en het kardinale stukje zit er in het licht is juist goed eerste kastje het blijft moeilijk om zo iets recht te krijgen hoe werkt dat apparaatje ook weer al die knopjes ik denk dat ik het nu wel heb natuurlijk als ik alles gedaan heb zal het toch niet goed zijn hoeveel foto's drie dat lijkt me wat één met flash en twee zonder goed dat is gelukt wel vervelend dat ik niet weet wanneer Adam komt die zou dus al vroeg aan komen in Duinkerken maar ik hoop dat hij zijn boot heeft gemist goed volgende kastje tekenen wat komen ze vandaag de bomen snoeien en moet ik daar voortdurend bij zijn goed gvd dat is nu toch de moment niet maar goed we wachten nu al zo lang dat we dat niet kunnen verplaatsen Marc komt straks eten dan heeft die Adam ook gezien en iedereen gelukkig goed tweede kastje nee Marga dat hoeft niet waarheidsgetrouw

12 neem gewoon een uit de reeks en teken punt gedaan geen fuotjes gelukkig nu fotograferen ik zou ook beter een merkteken zetten want anders is dat elke keer zo'n gemelk met verplaatsen ik hoop maar dat die bomensnoeiers niet komen want dat is nu toch erg ongelegen nu dat kastje met die witte kogellagers dat vind ik zelf het mooiste die komen nog van bij fotogravure De Schutter dat is dus zeker meer dan dertig jaar geleden dat ik die dingen kreeg en kijk ik heb ze uiteindelijk toch kunnen gebruiken nu de rode moeren die komen van bij de legertstock gaat ge een tank kopen zei ons ma toen ze eens meereed neen wel andere spullen en ik heb ze nu allemaal opgebruikt en de arme meneer is allang dood memento I 3 dus weer geen fuotje het gaat goed ik vraag me wel af wat ik vanavond ga koken want ik heb geen tijd om boodschappen te doen gelukkig heb ik nog een hele grote pot soep dat is dus al geregeld gelukkig is het goed licht vandaag maar het sneeuwt daarom zo schitterend licht dan gaat het fotograferen nog beter die kleine cameraatjes is dat wel juist geschreven want met die steeds wisselende spelling weet ge maar nooit met het groot Nederlands dictee had ik deze keer 42 fouten dat was wel heel erg sommige had ik kunnen vermijden zoals crapaudtje ik was de t vergeten maar ik wist tenminste wat een crapaudtje was en dat kan niet van iedereen gezegd worden die kleine cameraatjes zijn toch wel heerlijk die doen al het werk voor u vroeger was dat telkens afstellen en ik was dat altijd weer vergeten en veel gepruts en frustratie en nu lukt dat allemaal vanzelf en ge kunt het nog onmiddellijk zien en ook nog uitprinten wat een vorderingen op korte tijd sneeuwstorm in Kalmthout de boomsnoeiers komen niet vandaag oef dat probleem is al opgelost aan de hoeveelste memento ben ik nu het schiet toch al een beetje op ik moet alles wel in een andere kamer zetten want straks moet er hier gegeten worden en ik heb geen proper tafelkleed meer en nu eens gaan kijken of de wasmachine al stilgevallen is ja de trap is nog altijd vuil en ik hoor geen geluid meer ja de lakens kunnen in de droger en de tafellakens in de wasmachine het juiste waspoeder ja en nu weer naar beneden goed nu toch maar eens in de diepvries kijken of er iets lekkers is dat ik straks kan klaar maken het ligt hier ook al hoe langer hoe meer overhoop wanneer krijg ik nu eens tijd om op te ruimen ik kan toch niet altijd bezig zijn ik moet toch ook op tijd rusten en eens een sudokuutje op lossen zou dat nu goed gespeld zijn vraag ik mij af maar nu geen tijd wat is er allemaal in de diepvries nog kippenbeentjes maar met de vogelgriep is dat niet zo aangewezen gehakt voor dat Zuid-Afrikaans gerecht dat zoveel succes heeft hoe heet dat ook weer ik kan er niet op komen dat is wel heel lekker Marc houdt daar heel er veel van maar ja dat is dan zonder frietjes want dat past daar niet bij en de vorige keer was het spruitjes met frietjes en dat zullen we nog lang moeten horen neen geen gehakt dus ik heb nog ribbetjes genoeg voor vier man goed die kunnen dan op tijd ontdooien en daar passen dan frietjes bij van de beste frietenman van heel België en omstreken Gène dus die kan zo'n lekkere frieten maken daar verzin ik dan wel groenten bij ik heb nog paprika's en champignons o.k. terug naar de memento'sgod Anna ben ik vergeten een uitnodiging te sturen neen niet naar haar adres gaan zoeken ik weet dat ik het heb maar waar even e-mailen dan weet ik straks het antwoord wel ah er is ook bericht van de drukker nee dat is geen goede opstelling voor mijn naamkaartjes wat een gedoe ik heb eigenlijk geen tijd en nu weer een goede opstelling zoeken daar ben ik dus eventjes zoet mee ah een berichtje adam heeft de boot gemist goed nu heb ik dus meer tijd om al het geplande af te werken ik zit nu even even blijven zitten en een berichtje sturen hoe is het daar in Berlijn sneeuwt het daar ook is het koud is iedereen blij goed nu weer recht kruipen memento aan de hoeveelste ben ik nu het schiet al aardig op hallo Edith blij van u te horen ja ik ben bijna met alles klaar en ik had het u heel graag getoond maar dat is echt niet mogelijk ja ik ben ook heel erg benieuwd voor uw nieuw werk maar we zien wel na de vernissage memento dus waarwas ik het licht blijft gelukkig goed voor de foto's ik begin eigenlijk toch wel moe te worden gelukkig ben ik nu niet in Berlijn spijtig want alles was zo goed uitgerekend maar wie rekent nu

13 rugpijn mee als onvoorziene omstandigheid het is de eerste keer geweest dat ik zelfs niet durfde autorijden dat is nog nooit gebeurd ik ben altijd in staat geweest om nog iets te doen goed nu gaat het beter goed memento nee dit is geen memento meer dit is een nigredo toch meer even checken op Wikipedia of ik dit we juist gespeld heb ja dus goed het wordt dus nigredo want zwart vind ik maar niets blackness ook niet l'œuvre au noir ook niet dus wordt het nigredo spijtig genoeg is de cyclus nog niet voorbij en ik weet uit ondervinding dat de rest niet meer volgt heel erg spijtig maar ik kan nooit zo rap werken als de ideeën zich aandienen ik hou zelf het meest van de rubberen strip dat vind ik tot hiertoe het beste werk even de lakens uit de droger halen en ze zo hangen dat ik ze niet hoef te strijken ja de trap maar ik kijk dan maar niet zo dat is weer gebeurd terug naar nigredo nu even gvd de tirette van mijn broek kapot dat moest er nu ook nog bijkomen en ik heb maar één broek waar ik inkan en ik nu geen tijd om even een tirette in te zetten dus zal het met een toespeld zijn gedurende enkele dagen heb ik nog wel kousen even gaan kijken sokjes genoeg dus dat is o.k; even het bed opmaken zodat we in een aangename slaapkamer komen straks en ja ik sluit het venster of is het de venster en het raam de venster denk ik even de sprei rechttrekken o.k. nu even de logeerkamer in orde maken de troep even op mijn kamer kwakken nu is het helemaal onoverzichtelijk maar in deze omstandigheden hoort dat zo met een zere rug een logeerbed opmaken valt niet mee de matras is te zwaar en de hoeslakens zijn iets te klein maar daardoor staan ze wel strak gespannen en zijn de lakens precies gestreken ze ruiken fris dus dat is ook weer in orde de mooie sprei er nog op en dat is weer klaar de radiator aan en dit is een mooie hotelkamer even kijken op e-bay hoe het met de biedingen staat niet te snel bieden marga anders drijft ge de prijs op om halfnegen nog eens kijken en het vooral niet vergeten want ik heb deze kralen nu al drie keer gemist een berichtje van de drukker even kijken weer een drukproefje nu is het o.k. ik hoop maar dat de kleur goed is want dat is zo niet te zien mijn laatste nigredo tekenen zo dat is gebeurd en nu fotograferen het licht begint al te tanen dus net op tijd nu alles even wegzetten en voorzichtig maar er is niets aan te doen ik zal alle kastjes toch nog een keer moeten verven want ik kan de vuile vingers er niet afkrijgen dat is voor de dag dat ik ze inpak nu even niet aan denken ik ben de tafelkleden vergeten komaan nog eens naar boven lopen een smsje zo te horen jaja ik kijk al Marc hoe laat hij verwacht wordt om zeven uur alles maar al vast beginnen op te ruimen foto-opstelling weg dat is wel gemakkelijker gezegd dan gedaan want al die kunstboeken zijn zwaar en het wordt al wat laat om helemaal nog fit te zijn waar was ik nu gebleven goed de kamer opgeruimd kastjes geparkeerd rugpijn de buste moet ook nog terug op haar sokkel zo dat is ook weer gebeurd die moet eens een grondige opknapbeurt hebben want de diverse werkvrouwen hebben ze al aardig verbalemond waar zou dat woord vandaan komen geen tijd om het op te zoeken hoe staat het met de ribbetjes gelukkig is de frietenmaker al begonnen met de eerste bak rugpijn nu moet ik toch even gaan zitten want ik kan niet meer kwak in de zetel nee nu niet gaan liggen want dan val ik misschien in slaap en een gastvrouw is altijd paraat dank u captagon even zappen ik zie het al er is weer niks oh toch wel televisieverkoop nu even nog het geluid afzetten en het is cinema voor niet even de voeten op het tafeltje dat moet ook nog eens gebeitst worden als ik ooit eens hoe was het ook weer dan begin ik er beslist eens aan aan ik weet wel wat ja het zullen genoeg frieten zijn denk ik gewoonlijk is het teveel maar we eten ze wel altijd op ik ben te onrustig toch maar eens even op e-bay naar de colliers kijken dat is altijd ontspannend ik zoek allang zo'n mooie krobo gerecycleerd glas en dat is dan plezant om te zoeken eigenlijk moet ik nu eindelijk mijn nagels ook eens knippen want nu zijn ze al zo lang allemaal ongelijk en er beginnen haakjes aan te komen straks misschien nu maar even e-bayen mooie colliers ja maar van Africa Direct komen ze niet aan maar het is zo plezant van te kijken ik denk dat de tafelkleden klaar zijn geen zakdoeken meer goed ze zijn wel allemaal gewassen maar nog niet gestreken er zijn

14 er nog enkele o.k. dan heb ik nog een paar dagen respijt goed nu drogen tafelkleden weer naar beneden ik heb niet geteld maar het is dikwijls geweest vandaag goed voor artroknieën maar daar kan ik even niet naar kijken nu mijn haar wassen want ik zie er niet uit gelukkig duurt dat tegenwoordig niet meer zolang maar het is toch altijd een vervelende aangelegenheid bukken boven het bad dat is niet zo goed als ge rugpijn hebt het valt precies nog al mee goed spoelen marga niet te snel willen zijn goed nu is alle zeep eruit nu drogen komaan is dat nu nog niet droog ik ben het nu al moe goed nog heel even ja komaan nu is het droog genoeg weer heel veel haren verloren te veel maar dat denk ik al twintig jaar en ik ben nog niet kaal het valt dus wel mee nu nog even vlechten weer niet goed gelukt maar het zal toch zo blijven o.k. nu nog een beetje mijn oude kapel opkuisen een beetje zwart o.k. ook maar een beetje ogenschaduw en een beetje lippenstift zo dat ziet er weeral een beetje beter uit geen del meer goed wat ga ik nu aan doen een beetje feestelijk mag wel nog maar eens naar boven mijn kousen met brede rand waar zijn ze ergens goed gevonden en intact o.k. mijn zwarte rok moeilijk te zien welke ik moet nemen want ik zie s'avonds slecht ook dat zal niet beteren maar niet getreurd zwarte rok mijn nieuwe oranje bloes ah maar dat ziet er al veel beter uit del helemaal weg nu mijn mooie schoenen nog ja ik heb heeeeel veeeeeel schoenen maar ik draag ze allemaal nu nog een mooie collier vinden iets met goud even de tafelkleden drogen goed ook weer gedaan loop nu niet naar beneden en ruim uw kamer nu eens op o.k. dat doen we dan al de plastieken zakken ordenen zo dat ziet er al beter uit al de oogvijsjes klaarleggen de boormachine en het zalige schroevendraaiertje klaarleggen de tape en de penselen en de stanleymesjes wat nog een puntsel allemaal samen in mijn zwarte tas zo dat staat al klaar voor de kastjesverhuis al de schoenen in de kast goed ziet er al beter geen rondslingerende kleren meer nu nog de tafels opruimen al de mesjes op hun plaats al de penselen al de verf in de rekken de lijm gerangeerd dopjes overal op ja dat is ook weer al in orde goed hoe staat het met de tafelkleden goed het geliefde moet niet gestreken worden dat wil zeggen het is de eerste keer dat ik het niet strijk zou ik slordig worden of wat o.k. nu de tafel dekken een soepje ribbetjes met frietjes en een magnum achteraf succes verzekerd deze keer de eetwapens niet vergeten en heb ik nog wel servietjes ja dus ik heb zelfs nog keuze en nu de mooie nieuwe wijnglazen rugpijn nu de tafel nog garnieren met de zilveren peper-en zoutvatjes zo de tafel ziet er goed uit nu nog even de groenten snijden champignons en rode paprika's en een dikke ajuin natuurlijk gelukkig is hij zoet dus ik huil nooit meer even in de microgolfoven o.k. ik ben klaar schat nu gaan zitten nog een half uur is alles opgeruimd eerst nog handen wassen en een likje lippenstift goed ja ik ben klaar ja nu eindelijk gaan zitten ja oei de bel even kijken Adam en Marc samen aan de deur ja ik kom ja ja MARGA

Fantasmagie in de Brugse Korrekelder (1963-1966) Albert Setola was een van de grondleggers en ‘duivel doet al’ van de Brugse cultuurkring De Korrekelder. Deze werd gesticht door het echtpaar Fernand Simoens (1921) - Mia Cools (1929) op 26 november 1961. Hun initiatief maakte vooral furore door zijn vele gedurfde facelifts in het ietwat gerimpelde gelaat van ‘die scone stede’. Je kon het merken op tentoonstellingen, in concerten en in de boekhandel. Het culturele leven teerde nog op het glorierijke verleden van Brugge, Gruuthuze-cultus met de Vlaamse Primitieven, een Brangwynmuseum (alles niet te onderschatten), mystieke spelen vanuit de halletoren met vendelzwaaiers onder het oog van het Breydelstandbeeld, en als apotheose wat de Bruggelingen als Brugge’s schoonste dag uitriepen, de jaarlijkse Bloedprocessie voor het feestvierend volkje. Ik zie ze nog voortschrijden, de slierten bleke maagden met teringachtige Toorop-ogen voorbijzeulend langs een uitgelaten menigte. Brugge was cultureel dood, een

15 rotte mispel met stinkende reien, een vervallen concertgebouw, zure begijntjes en kantwerksters klossend, vol reuma in de knoken. Het minnewater was de droeve getuige van die culturele neergang. Gelukkig waren er nog enkele gedurfde lichtpunten en initiatieven. Gilbert Coopman, de galeriehouder, besloot zijn boekhandel naar de Steenstraat te verhuizen en de ruimten van de galerie Unicum in de Vlamingstraat uitsluitend voor kunstexposities te bestemmen. Hij liet het interieur vernieuwen in een moderne geest, zodat de stad eindelijk een privé tentoonstellingsruimte kreeg, die naam waardig. In 1952 werd het duidelijk dat galerie Unicum inderdaad de bedoeling had een nog vooruitstrevender artistiek beleid te voeren. Zo stonden dit jaar op het programma: Rik Slabbinck, de surrealist Robert Geenens; een ruime keuze uit het werk van Jozef Cantré (1890-1957); Gilbert Swinberghe (°1927); Paul van Hoeydonck (°1925) en Jan Burssens, die samen met de beeldhouwer Geo Vindevogel exposeerde. In oktober volgden Jack Godderis, Luc Peire en nogmaals Rik Slabbinck. Het Zomersalon 1954 was nog gedurfder. Drie groepsexposities brachten, tussen 12 juli en 16 september werk van enkele progressieven van o.a. Marcel Notebaert, Maurice Haccuria (°1919), Jan Cobbaert, Jos de Maegd (°1917) en Ernest Aerts (Serge Largot, °1928). Deze laatste was een ware contestant avant la lettre. Op de Brugse kunstacademie waren wij bevriende klasgenoten. Hij had een begenadigd talent, maar spotte gewoon met de lesmethode van onze leraars. Largot was de lievelingsleerling van José Storie (1899-1961), die een grote bekendheid had als schilder die tal van bekende figuren uit de Brugse bourgeoisie had geportretteerd. Hij stelde zijn atelier aan de Steenhouwersdijk 1, een prachtige ruimte van 200 m2 met een balkengeraamte uit de XVde eeuw, open voor de meeste getalenteerde leerlingen. Ook met deze meester kwam het tot een breuk, waardoor Aerts aan de deur vloog. Aerts was medeoprichter van Onderaards (1962), en dit was wel de grootste oorzaak van het getwist met José Storie. Het was in 1952 dat ik Albert Setola (1916-1981) leerde kennen, een begaafd graficus en academieleraar. Hij in opdracht een bas-reliëf geboetseerd van Jan Brito (de bekende Brugse boecscrivere uit de late Middeleeuwen), naar wie de drukkerij-uitgeverij Britto (waar ik indertijd zaakvoerder was) genoemd was. Nadien werd er een fraai afgietsel van gemaakt: een waar pronkstuk. De Korrekelder bracht tot grote verbazing avant-gardetoneel in haar gewelven met werk van Ionesco, Beckett, Camus, Sartre, Pinter, enz. Als allereerste voorstelling en start van het toneelrepertorium 1961-1962 werd Voorlopig vonnis van Jozef van Hoeck in een regie van Roger Dewilde opgevoerd. Op dezelfde dag, 25 november 1961, begon ook de eerste tentoonstelling: een ensemble van Aimé Mary, dat Gaby Gyselen toelichtte. Samen met Jaak Fontier bezocht ik regelmatig de toneelvoorstellingen en schreef voor De Periscoop een recensie van Der Burgemeister van Dürrenmat. Natuurlijk kwam dit ter lezing (en ter ore) van Marc. Eemans. Ik was in die periode als grafisch vormgever werkzaam bij uitgeverij Meddens-Elsevier, en was Eemans’ hulp bij zijn activiteiten van Kunst en Poëzie te Brussel en ook voor het Centre International pour l’Actualité Fantastique et Magique (CIAFMA) en het tijdschrift Fantasmagie. Woordvoerder waren auteur en schilder Marc. Eemans (1907-1996) en de kunstcriticus Georges Mariën. Marc speelde het handig klaar, mede dank zij zijn relatie met Jaak Fontier, medewerker aan De Periscoop, een tentoonstelling in de Korrekelder voor zijn voornaamste leden vast te lijmen (van 9 tot 23 september 1963). Om het zaakje voor te bereiden logeerde hij enkele dagen te Brugge. Ik woonde toen nog in de Hoogstraat. Eemans bezocht samen met Pruts de mensenschuwe kunstenares Rachel Baes (1912-1983), eveneens

16 toekomstige exposante van Fantasmagie. De trouwe geliefde van de vermoorde Verdinasoleider Joris van Severen bewoonde een hoekhuis aan de Hoogstraat (waar ze nadien vereenzaamd overleden gevonden werd). Het was Marc die zijn collega’s in De Korrekelder voorstelde en de fantasmagische kunst toelichtte, terwijl Georges Mariën het onderscheid met het eigenlijke surrealisme beklemtoonde en het streven as volgt omschreef: Fantasmagische kunst is een bewust streven naar een diepere kennis van het mysterie dat de mens met het Universum en zijn lager-ik-zijn met zijn hoger-ik verbindt. Haar doel is dan ook een brug te bouwen tussen het onderbewustzijn en het super-bewustzijn en dit diepere verband om te zetten in begrippen en beelden, die tot het rijk van het collectieve onbewuste behoren, rijk dat zich liefst in symbolen en abstracties uit. De expositie in De Korrekleder toonde werk van o.a. Rachel Baes (zij was de enige afwezige), Jean-Jacques Gaillard (1890-1976), Victor Lefèbre (1912), E.L.T. Mesens (1903-1971), de Duitser uit Essen, Helmut Plontke (1922), Paul Dufranc (1924), Elisabeth Geurden (1923), Aubin Pasque (1903-1981), Robert Geenens en Marc Eemans. Van de kunstenaars die bij CIAFMA en de fantasmagie betrokken waren, hielden Elisabeth Geurden, in oktober 1965, Robert Geenens in januari 1966, en Aubin Pasque in mei 1966, een individuele tentoonstelling in De Korrekelder. Marc Eemans exposeerde er een laatste maal in 1972… Ik kon niet aanwezig zijn op de opening, maar stuurde wel een gelukwenstelegram. Jan Hugo VERHAERT

Misdaad loont ▲Een onderzoeksrechter die voor het hof van assisen terechtstaat op beschuldiging van moord, moordpoging en diefstal is geen banaal gegeven. Het proces Jespers deed dan ook drie decennia geleden (1977-1978) veel inkt vloeien, en werd destijds omschreven als “het proces van de eeuw”, wat natuurlijk overtrokken is. Het was alleszins een van de meest spraakmakende naoorlogse gerechtszaken, die bovendien in brede kringen het vertrouwen in justitie op de helling zette. Zonder een blad voor de mond te nemen, kennelijk gedreven door verontwaardiging, schetst Gust Verwerft (°1944) op boeiende en verhelderende wijze hoe magistraat Jespers verstrikt geraakte in een web dat hem fataal werd. De nuchtere vaststellingen van de schrijver zijn daarbij dodelijker dan het meest bewogen en welsprekende pleidooi. Door de reserve die Verwerft aan de dag legt, wordt zijn verhaal des te vernietigender. Hij toont onweerlegbaar aan hoezeer het parket zich door vooroordelen liet leiden, zich zwaar vergaloppeerde, zijn gelijk kon uitbazuinen en zélf voor een mediahype zorgde, die “le beau Guy” fataal werd. Het portret van blaasbalg Luc de Cramer, een notoire oplichter en fantast wiens meest tegenstrijdige of absurde verklaringen zonder verpinken door het parket on face value genomen werden, is ronduit beklijvend. De meegaandheid van de pers die, nog voor het proces plaatsvond, zonder blikken of blozen de stellingen van het parket breed uitsmeerde, stemt tot nadenken. ‘Het uur der waarheid voor Jespers' bende’',’Vuile was wappert in Gent’, ’Modder spat door assisenzaal’, ‘Heksenketel kookt over’, ‘Met een miljoen naar bed’, ‘Het mysterie van de badkuip’, ‘Waarheid sneuvelt in politie-oorlog’, het is slechts een kleine bloemlezing uit de krantentitels die Vlaanderen verslond. Op de vraag hoe het toch kwam dat parket, pers, publiek tot en met jury zo vast overtuigd was van de schuld van Jespers, zegt Gust Verwerft in een recent interview (Weekeindbijlage van De Standaard, 23 september 2006): Door de uitspraak van de procureur-generaal, Jacques Matthijs. De procureurgeneraal, die anders nooit met de pers sprak, verklaarde al op de dag van de arrestatie van Jespers niet alleen dat hij schuldig was, maar dat er bovendien onweerlegbare bewijzen waren. Het gerecht zou diep in eigen vlees moeten snijden, voegde hij eraan toe. Geen enkele journalist twijfelde aan de woorden van zo'n gerespecteerd man. Maar door zijn uitspraak was er voor het parket geen weg meer terug. Er was een helse machine in gang gezet, die iedereen verpletterde die ertegen probeerde in te gaan. Niemand kon die verdachtmakingen weerstaan.

17 Gust Verwerft blijft ervan overtuigd dat Jespers onschuldig is veroordeeld, ‘een schandvlek voor de magistratuur’: Latere gesprekken met de hoofdrolspelers hebben me in die overtuiging gesterkt. Recent nog heeft Jacky van Renterghem, de kompaan van Luc de Cramer, aan mij toegegeven dat De Cramer tegen iedereen gelogen had. En in 2004 zei De Cramer zelf in 'Histories', op Canvas, dat Jespers niets te maken had met de aanslag op zijn vrouw. & Het proces inspireerde Jef Geeraerts (De zaak Jespers, Brussel/ Den Haag, Manteau, 1978) en Fons Rademakers (Mijn vriend, ook bekend als Het verborgen leven van Jules Depraeter en als The Judge’s Friend, met Peter Faber in de rol van Jules Depraeter – de welsprekende naam waarachter De Cramer op het scherm werd gebracht). Nog tijdens het proces publiceerde Gust Verwerft Is het niet zo, meneer Jespers? (Lier, Van In, 2 delen). Zijn nieuwe boek, Het proces Jespers, werd terecht getypeerd als “journalistieke cinéma vérité”. De Gentse onderzoeksrechter laat hem immers niet los: Die onrechtvaardigheid achtervolgt mij. Want wat Jespers is overkomen, kan ons allemaal overkomen. Zie het proces-Outreau, in Frankrijk: door de verzinsels van een fantast zijn al die mensen veroordeeld. Ook Jespers is het slachtoffer geworden van verzinsels. Het boek van Gust Verwerft is meer dan uitstekende journalistiek, het is bij wijlen schrijnend en aangrijpend en getuigt, bijvoorbeeld in de portrettering van de protagonisten of in de nabeschouwingen, van een scherp observatievermogen en een onmiskenbaar literair talent. Het leest dus als een trein. Een absolute aanrader voor amateurs van thrillers, die, eens te meer, zullen vaststellen dat de realiteit de fictie overtreft. ■ Gust VERWERFT, Het proces Jespers, Antwerpen, Manteau, 2006, 375 p., 19,95 €.

▲Ademloos, de jongste van Luc Deflo, is de tweede thriller rond Cel 5. Dat ik de eerste, Weerloos, niet gelezen had, zal ik geweten hebben. Ademloos is het vervolg, in de proloog krijg je als lezer onder ‘wat vooraf ging’ een razendsnelle briefing van het gebeurde. Op de achterflap: Commissaris De Decker en zijn team slagen erin om een bende pedofielen op te sporen.Tijdens een spectaculaire inval wordt het netwerk ontmanteld. Jozef Michiels, babysitter, en Guy Helmont, leverancier van de ‘waar’, komen om het leven. Hubert Devroe, de spierbundel van de bende, ontsnapt Maar als hij de zevenjarige Sylvie Vervoort, de enige nog levende getuige, wil vermoorden, wordt hij gearresteerd. De eerste opdracht van Cel5 lijkt een succes en iedereen is tevreden en opgelucht. Behalve Fernand De Decker, want hij beseft dat de belangrijkste schakel ontbreekt: de klant. En hier start dan het tweede Cel5 boek. De Decker gaat een deal aan met Devroe. Deze wil enkel praten als zijn verhaal in de pers komt. En De Decker lekt naar Het Nieuwsblad. Hierdoor komt hij in de problemen, de Staatsveiligheid neemt de zaak over. Als er een videofilm opduikt waarin een meisje op gruwelijke wijze wordt vermoord, wordt Cel5 opgedoekt, en De Decker moet het opnemen tegen een machtige vijand. De complottheorie over de top: alle schuldigen topfunctionarissen. Het is natuurlijk een zeer heet, lees commercieel, onderwerp. De gruwel van Dutroux zit in ieders geheugen gegrift. En de honger van de ‘believers’ in netwerken is nooit gestild.Getuige getuige X. Het is ook de bedoeling dit allemaal te verfilmen, het scenario is klaar. Het zal ongetwijfeld een hit worden, want Deflo schuwt de griezelige détails niet. Stel je deze scène voor: Jonas Vercammen, gruwelijk verbrand, gaat de plaats innemen van gevangen gezette Feremans Feremans zet het drukmasker van Vercammen op. Eenmaal buiten, merkt Feremans dat het verband om zijn pols doordrenkt is met vel, vel van Jonas. Hallo! En wat gedacht van de stereotiepe personages die alleen al Cel5 bevolken: Fernand De Decker, de wijze rechtschapen flik; Ward Feremans, bijgenaamd ‘de gataap’, met duidelijke sympathie voor het VB, en vechtersbaas; Jonas Vercammen, voor zijn verminking door brand een playboy; Safia Aberzak, laborante en forensisch antropologe, maar vooral ook een zeer mooie Marokkaanse jonge vrouw. Voilà, quota voldaan: vrouw èn allochtoon. Maar op papier missen ze een beetje ziel, hopelijk krijgen ze op het scherm wat meer body&soul. Gek ook, afleidend en soms ronduit hinderlijk zijn talloze verwijzingen naar collega-misdaadauteurs. Zo is in het boek de Nederlander Simon De Waal ex-agent en inbreker.

18 (Ik dwaal dan automatisch af, en denk, haja, De Waal en Boks…) Dan een sneer naar Aspe: “Graag was hij detective geweest in zo’n populaire tv-serie, etc…” mijmert De Decker. Maar er komt ook nog ergens een Versavel aan te pas. En ook een personage uit vorige Deflo-boeken speelt mee: Jos Bosmans, de befaamde Mechelse onderzoeksrechter ‘voor het volk’ In Ademloos leent Deflo zijn eigen naam aan een speciale agent van Comité P. Ik weet niet of hij die Deflo ook eigen karaktertrekjes heeft meegegeven, voor zijn onmiddellijke omgeving mag ik hopen van niet. ■ DEFLO, Ademloos, Antwerpen, Manteau, 309 p., 19,95 €.

Beestig ▲De belangrijke Amerikaanse winkelketen Macy’s heeft een type jas uit de lijn van rapgigant P.Diddy uit de rekken gehaald omdat ze bont van honden bevatten. Dierenrechtengroepering The Humane Society kwam erachter dat het bont in kwestie uit China komt. Daar worden vooral honden en katten gedood om hun vacht te verwerken in textiel en…pluchen dieren. ■ ▲Heather Mills, ex van Paul Mc Cartney, heeft in Brussel een pleidooi gehouden om handel in bont, afkomstig van katten en honden, te stoppen. In China worden jaarlijks naar schatting twee miljoen katten en honden ‘geslacht’, lees levend gekookt of gevild. Dat is namelijk goedkoper dan meer humane slachtmethodes. Mills:”Er zijn bijzonder veel artikelen waar katten of hondenbont in verwerkt is, zonder dat het geweten is.” Ter illustratie toonde Europarlementslid Stevenson een vloerkleed gekocht in Kopenhagen, dat werd vervaardigd van vier Golden Retrievers, en een deken van kattenpels, dat in de buurt van Brussel werd aangekocht. Alle bont was afkomstig uit China. ■ ▲De organisatie The Humane Society heeft bewijzen verzameld van belangrijke handelsnetwerken in huisdierenbont in Frankrijk, Italië, Duitsland, Spanje, Oostenrijk, Nederland, Denemarken en ook België. ■ ▲’ t Is Kerstvakantie, en de asielen zitten weer overvol. Sommige onverlaten nemen niet eens de moeite om hun dieren daar af te zetten, maar droppen de beestjes in parkjes of op parkings. In Hoboken proberen enkele vrijwilligsters vijf langharige katten te vangen, ‘gelost’ rond Kerstmis ter hoogte van de co*ckerillplaats. ■ ▲Grotere katjes: de Iberische lynx bijna uitgestorven! De Iberische lynx is een van de meest bedreigde diersoorten ter wereld. Een honderdtal volwassen dieren slaagt er ternauwernood in om te overleven in de vrije natuur. Het gaat om twee populaties: één in Zuid-Spanje en één in Portugal. Ondanks zijn statuut -bijna uitgestorven- sterven er elk jaar opnieuw lynxen op de autowegen die door het Spaanse Nationale Park Donana lopen. In 2006 kwamen daar vijf lynxen om door het autoverkeer. WWF roept de lokale overheid op om de aanleg van een nieuwe autoweg door het Nationale Park stil te leggen, en een noodplan uit te werken om de soort te redden. Zoniet is de Spaanse lynx binnen enkele jaren geschiedenis. ■ ▲Zwitserland was dan weer het eerste Europese land dat de lynx officieel herintroduceerde, al in de jaren 1970. De lynxenpopulatie in Zwitserland bedraagt ondertussen een honderdtal dieren. Maar lang niet iedereen aanvaardt de terugkomst van dit roofdier. De afgelopen dertig jaar telde men een vijftigtal gevallen waarbij een lynx werd omgebracht. Regelmatig krijgen de autoriteiten nog het verzoek om de lynx uit te roeien. WWF traint waakhonden die ter beschikking worden gesteld van herders, en moedigt de veehouders aan bepaalde veeteeltpraktijken aan te passen om het samenleven met de lynx te vergemakkelijken, en de zaak van de lynx te steunen. Ook in Europa bepaalt de psychologische benadering grotendeels of een bevolking de aanwezigheid van roofdieren aanvaardt of verwerpt. ■ ▲De aanwezigheid van minstens één of twee lynxen in het oosten van België werd officieel bevestigd in 2005. De terugkeer in ons land van enkele exemplaren van dit discrete, schuwe dier zou zonder problemen moeten kunnen plaatsvinden. Maar als op een dag een lynx ergens wat ernstigere schade aanricht, zullen wij ons dan verdraagzaam tonen, en het dier in onze streken aanvaarden…? ■

Oproep

19

▲In De Standaard van 18 december 2006 beschreef de Gentse burgemeester Beke Herman Uyttersprot (1909-1967) als zijn favoriete leraar. Uyttersprot studeerde bij Frank Baur, Karel Van de Woestijne, August Vermeylen, Henri Pirenne, Franz De Backer, Jules Persyn. Hij was leraar van Jan Dhaese en Ben Cami. Tot zijn studenten aan de Gentse universiteit behoorden Paul de Wispelaere, Marc Galle, Willy Roggeman, Fernand Handpoorter, Dirk de Witte, Loekie Zvonik, Rudolf van de Perre , Nicole Verschoore e.a. . Hij was bevriend met Johan Daisne, Louis Paul Boon, Maurits Gilliams, Albert Westerlinck, Prosper De Smedt, Paul de Vree en Suzanne Lilar. Hij schreef opmerkelijke essays over Heine, Kleist, Rilke, Kafka en Van Ostaijen. Een boeiend man, een figuur over wie een biografie moet worden geschreven en wiens plaats in de Vlaamse literatuurgeschiedenis moet worden belicht. Ik heb mij aan die taak gezet. Ik kijk uit naar personen die Herman Uyttersprot hebben gekend en herinneringen aan hem hebben of brieven van hem bezitten. Ik zou het zeer op prijs stellen als ze mij daarover zouden willen inlichten en mij hun informatie ter beschikking zouden willen stellen. ■ Joris Dedeurwaerder, Goezeputstraat 37, 8000 Brugge. [emailprotected]

Televisioneel ▲Ik haal me wellicht de haat op de hals van al diegenen die graag de ‘Zonder Haat Straat’-bordjes achter hun ramen etaleren, maar ik hou niet van ‘de Mo’uit Thuis, VRT-één soap. Niet dat ik iets tegen acterende allochtonen zou hebben, neen, ik heb vooral iets tegen would-be acteurs die de stiel verpieteren. En gezien de acteurs in Thuis er prat op gaan dat ze zoveel professioneler zijn dan hun collega’s in Familie, moet mij dat toch even van de lever. Noureddine Farihi, alias Mohammed Fawzi, genoemd ‘de Mo’ en loodgieter van beroep in de serie, heeft zijn sporen verdiend bij ‘De Zwarte Komedie’, dat staat op de website van Thuis. Misschien is hij inderdaad een puike muzikant, en een schitterende cabaretier, maar als ‘sympathieke Mo’ is hij gebuisd. Hij is niet sympathiek; ‘de Çois’, diè is dat wel. ‘De Mo’ heeft één specialisatie: de getormenteerde blik. Ook zijn dochter Aïsha, gespeeld door Maya Albert, (geen acteeropleiding, ook geen Marokkaanse roots) loopt al jaren zagend, lispelend en gekweld rond. Ja, de familie Fawzi heeft al wat meegemaakt, dat wel: zijn eerste vrouw en moeder van Aïsha is overleden. Dan is de Mo hertrouwd met Veronique Van Sevenant (Viv van Dingenen, schitterende actrice). Maar het noodlot slaat weerom toe: Véronique verdwijnt tijdens een vakantie in de Marokkaanse woestijn, en blijkt in opdracht van de slinkse advocaat Swerts vermoord. Swerts was ook de verkrachter van dochter Aïsha. Een zorgelijke blik was in die episodes dan wel enigszins gepast, maar de kommer en kwel staan in het kind haar voorhoofd gegrift. Momenteel vecht ze voor haar emancipatie, ze is net ingetrokken bij haar oud lief, Sam Bastiaens. De Bastiaensen zit het ook niet mee, maar ik beperk mij tot de arena van de Fawzi’s. De Mo heeft een nieuwe liefde: Simonneke (Marleen Merckx), de (vermeende) weduwe van Frank Bomans (Pol Goossen). Frank, ook loodgieter, en ex-werkgever van Mo, had vorig seizoen te kampen met een dubbelganger, de Manfred, een criminele Duitser. Manfred werd doodgeschoten door zijn partner in crime Bonny, maar begraven als Frank. Ben je nog mee? Frank nam de benen naar zonniger oorden, met Bonny, en de buit van Manfred. Gekweld door heimwee naar vrouw en vooral kind - de Franky - verschijnt Frank weer op het toneel. Maar Simonneke heeft ondertussen zijn levensverzekering opgestreken, heeft nieuwe meubeltjes gekocht, en ‘is’ met de Mo, nu weeral alleen aangesproken al ‘Moke’. Scène vrijdag 29 december: Simonne, Aïsha en Mo gaan aan tafel, dampende tagines: het offerfeest wordt gevierd. Aïsha geeft tekst en uitleg: het slachten van een lam om Allah te loven en de gehoorzaamheid van Abraham te herdenken toen hij zijn zoon moest offeren, op wonderlijke wijze door de Almachtige vervangen door een lam. ‘Ja, allez,’, zegt Simonneke, ‘dat weet ik ook nog uit mijn catechismus’. Ikzelf ken dat verhaal uit het Oude Testament. Bij mijn weten was de catechismus een vraag-en antwoordboekje, van buiten te leren tot de dogma’s der Christelijk leer erin gebakken zaten, en vooral geënt op het Nieuwe Testament. (Gezien voor Christenen de figuur van Jezus een belangrijke rol speelt.) Vraag: “Is er meer dan één God” Antwoord: “Neen er is maar één God” Vraag: ”Hoeveel Goddelijke Personen zijn er” Antwoord: “Er zijn drie goddelijke personen, te weten de Vader, de Zoon, en de Heilige Geest.”

20 Als je in een familiesoap de Islam wat dichter bij de gewone Vlaming wil brengen, moet je nog geen loopje nemen met een andere monotheïstische godsdienst. Maar hoe moet het nu verder met de ondertussen onmogelijk liefde tussen Mo en Simonne? Want Frank leeft, en Mo loop over van nobele principes: nu raakt hij haar niet meer aan. Weeral een reden om met een gepijnigde blik de rol verder te spelen. ■

Agenda ▲Dinsdag 9 januari 2007, 20u30. Eriek Verpale (°1952) in Rood/Wit. Literaire avond in twee bewegingen. Aan het begin van beide sets zal een kort interview door Kris Verellen telkens het verrassende vertrekpunt zijn voor wat Verpale op onnavolgbare wijze uit zijn werk zal voorlezen. Café Rood/Wit, Generaal Drubbelstraat 42, 2600 Berchem. Alle info op www.boog.be ■ ▲Bloemlezingen in het Letterenhuis | gratis | presentatie: Jelle van Riet | telkens van 12.30 tot 13.30 uur. Minderbroedersstraat 22, 2000 Antwerpen, tel. 03/222 93 20, www.letterenhuis.be 11 januari 2007: Walter van den Broeck ■ ▲Literaire performances in de Arenbergschouwburg | € 3 inclusief drankje en verrassingsact | presentatie: Jef Staes | vanaf 20.30 uur. Arenbergstraat 28, 2000 Antwerpen, tel. 070 222 192, www.arenbergschouwburg.be 11 januari 2007: Christophe Vekeman ■ ▲In De Zwarte Panter, van 14 januari tot 23 februari 2007: Kleine misdaden aan de Vidourle van Pjeroo Roobje en The Beaten Track van Nic Andrews. Hoogstraat 70-72-74, 2000 Antwerpen. Donderdag tot en met zondag, 13u30-18 uur. Vernissage: zaterdag 13 januari om 17u. ■ ▲Potion storm. De Amerikaanse fotograaf Troy Williams (°1975) exposeert tot 20 januari in MUDIMAdrie, Galerie Gianluca Ranzi, Vlaamse Kaai 48, 2000 Antwerpen. Woe. – zat. 14.00-18.00 uur. www.mudimadrie.be ■ ▲Zaterdag 27 januari, van 14 tot 17u. Jaarlijkse Open Gedichten Dag, drie uur gedichten en dichters, met gastoptreden van Kenny 'Kenias' Callens. Café Rood/Wit, Generaal Drubbelstraat 42 te 2600 Berchem. Alle info op www.boog.be ■ ▲Op zondag 28 januari 2007 om 20 uur stelt Roger M.J. de Neef zijn jongste bundel zelf voor in De Zwarte Panter, Hoogstraat 70-72-74 te Antwerpen. Voordracht uit het werk door acteur en poëziekenner Hubert Damen. Omdat is een uitgave van het PoëzieCentrum, Gent. ■ ▲Singhet ende weset vro wordt nog tweemaal opgevoerd: op zaterdag 3 en zondag 4 maart om 20 uur. KVS, Lakensestraat 146 te 1000 Brussel. Tijdig reserveren is aanbevolen: tel. 02-210.11.12, fax 02-210.11.05 www.kvs.be ■

Dit is exemplaar nr.

bestemd voor

De volgende aflevering verschijnt gedateerd 18 januari. Indien u de Mededelingen verder wenst te ontvangen, gelieve uw bijdrage tijdig te storten op rekeningnummer 320 – 0084130 – 04

21 ten name van C. Lantsoght © Henri-Floris Jespers, Antwerpen, en de auteurs. © Illustraties : RodeS, Brussel.

1

Mededelingen van het Centrum voor Documentatie & Reëvaluatie Vierde jaargang, nr. 86

18 januari 2007

Redactiesecretariaat: Henri-Floris Jespers, Marialei 40, 2018 Antwerpen. [emailprotected]

Toast

2 ▲Zaterdag 6 januari werd de 86ste verjaardag van dichteres, romancière, toneelauteur en schilderes Liane Bruylants door familieleden en vrienden in een restaurant in de rand van Antwerpen gevierd. Onder de aanwezigen: dr. Jan “Tsjip” Maniewski, acteur-regisseur Koen de Sutter en de CDRabonnees Joke van den Brandt, Frank-Ivo van Damme, dr. Paul Hoffbauer en Jan van Oostende. Henri-Floris Jespers, wiens biografie van Liane Bruylants dit jaar verschijnt, sprak een toast namens de aanwezigen uit. ■

Liefste Liane, Beter dan ik kunnen andere disgenoten, die u langer kennen, woorden van genegenheid en waardering tot u richten. Per slot van rekening leven we nu nog maar een dik jaar samen, zij het dan in een LAT-relatie die, zoals algemeen bekend, even innig kan zijn als een andere. Gij weet het, gij die een biografie schreef van Flor Fischer (1936-1998): de ontmoeting van de biograaf met zijn slachtoffer heeft iets passioneels. De biograaf heeft immers iets van een voyeur, net zoals zijn gewillig slachtoffer enig exhibitionisme nooit vreemd is. Des temeer wanneer het slachtoffer een schrijver is. Om de passende reserve in acht te nemen, zullen we heel even de blik richten op een halve eeuw geleden. In 1956 werd uw pas verschenen tweede roman Een vriend per seizoen (een titel die men al te letterlijk moet opvatten) door Lectuurrepertorium bedacht met een romeinse twee: streng voorbehouden lectuur, nl. boeken die a) slechts bij uitzondering, b) om gegronde redenen en c) door welgevormde lezers mogen gelezen worden. Uw bij wijlen wrange en bittere roman kreeg ruime aandacht in de pers. In 1956 was de televisie nog jong – de eerste uitzendingen vonden plaats in 1953. De omroep (Belgisch Nationaal Instituut voor Radio-Omroep/Institut National Belge de la Radiodiffusion) was bij wet verplicht “informatie, educatie en ontspanning” te brengen. De programma’s mochten niet strijdig zijn met de wetten, de openbare zeden, of beledigend zijn voor derden en moesten gemaakt worden in een sfeer van volstrekte onpartijdigheid. De “pioniers” waren gedetacheerde radiomensen die bij de start van de televisie ieder een bepaalde sectie (nadien “dienst” genoemd) onder zich kregen: Bert Leysen, Nic Bal, Bert Janssens, Rik Van den Abbeele, Paul van Dessel en Dries Waterschoot. Na en naast uw talrijke bijdragen aan de radio kwam nu ook het nieuwe medium aan bod. In november 1956 bracht de televisie uw bewerking van Onkel Bonaparte van Giovacchino Forzano. (Voordien – 1954 - had gij reeds succes geoogst met uw bewerking van Schipper naast God van Jan de Hartog, met o.m. Julien Schoenaerts en Dries Wieme – maar dat is een ander verhaal.) In Onkel Bonaparte nam de destijds legendarische acteur Remy Angenot de hoofdrol voor zijn rekening. Naast hem o.m. Denise de Weerdt en Alex Wilequet (samen,

3

goed voor meer dan 140 films, dit ter attentie van de amateurs van statistieken). De realisatie was in handen van niemand minder dan Fred Engelen, producer was Bert Janssens. Het jaar daarop, 1957, zond de radio uw Droom van steen uit, kritische parabel of zinnebeeldig verhaal, dat nauw aansluit bij uw tweede theaterstuk, Kijk naar Dyo. Wanneer we op een halve eeuw terugblikken, dan valt het op hoezeer de kritiek destijds grondig, alert en levendig en bij wijlen hartstochtelijk was. Het volstaat toenmalige recensies van toneelopvoeringen of televisieproducties te lezen, om te beseffen hoe kleurloos, oppervlakkig en vooral conformistisch de kritiek vandaag wel is. Liefste Liane, Gij zijt het slachtoffer van uw geboortedatum. De generatie van ruwweg 1920, de generatie die de oorlog bewust meemaakte, werd overvleugeld door de generatie van ruwweg 1930. Dit is niet alleen een soort cyclische wet. De generatie van 1920, uw generatie, viel enigszins tussen twee stoelen: te vooruitstrevend voor de burgerlijke jaren 50, en daarna in razendsnel tempo ingehaald door de beeldstormers van de generatie van 30. Dit geldt vooral voor de romanschrijvers – en grotendeels ten onrechte. Zo werd de tijdskritische egelstelling, de onmin met elk tijdsgewricht uw handelsmerk. De poëzie blijkt minder onderhevig aan die tijdelijke golven, en dat verklaart dat het zelfstandige naamwoord dichteres onlosmakelijk verbonden blijft met de naam Liane Bruylants. Maar zij die zich daartoe beperken, weten niet wat zij missen. Dat zullen ze hopelijk ten volle beseffen wanneer uw biografie verschijnt. Wat ons beiden betreft, een echtscheiding, een LAT-echtscheiding, een echtscheiding in vriendschap, de vriendschap die ik u, die wij u allen hier betuigen. Liefste Liane, beste Guido, Ik wens u nog vele jaren innige vreugde toe.

Windroos, windhoos ▲Historicus Robin de Salle (CDR), redactiesecretaris van Waterloorama, het tijdschrift van de Société d’Études historiques et folkloriques de Waterloo, Braine-l’Alleud et environs, bezorgde ons tot lering en vermaak een fotokopie van een ingezonden stuk over de wederwaardigheden van Antwerpse bedevaarders naar Waterlo, verschenen in Het Handelsblad van Antwerpen, nr. 145 de dato 21 juni 1865. Van 1 januari 1849 tot 10 juli 1900 was August Snieders (1825-1904) hoofdredacteur van Het Handelsblad. ■

Wel en wee van een Antwerpse bedevaarder Antwerpen, 20 juni 1865 Mijnheer de Redakteur, Gij hebt reeds zoo vele kolommen van uw geacht dagblad aan Waterloo, en al wat daarmee in betrekking staat, toegewijd, dat ik eenigzins aarzel u den volgenden brief toe te zenden; echter beroep

4 ik mij op uwe gewone dienstvaardigheid, om aan denzelve eene plaats in te ruimen, al is hij dan ook wat wijdloopig. Wat ik eigenlijk vertellen wil, zijn de ongemakken en tribulatien welke verscheidene Antwerpenaren op hunne Waterloosche reis ondervonden hebben, en dat alles grootendeels door de schuld der inrichtings-kommissie van het feest. Die kommissie verdient wel, dat haar de waarheid eens worde gezegd.1 In den Cirque-schouwburg bevroegen wij ons, of er een voldoende getal rijtuigen was besteld, om ons naar Waterloo te vervoeren; maar daarop verklaarde men ons, dat zulks niet gedaan was. De kommissie zegde dat wij langs den Luxemburger-spoorweg tot aan Groenendaal zouden rijden, dat men aldaar rijtuigen kon bekomen, en dat de weg overigens zeer schoon en maar vijf kwartiers langs was; en voegde men er bij: de reis naar Waterloo is eene bedevaart, en dient te voet te worden afgelegd… Aan de statie gaf men kaarten voor den spoorweg en voor de bedoelde voituren; maar toen wij te Groenendaal arriveerden, was daar niets te ontdekken dat op een rijtuig geleek – door de nood gedwongen – begaven wij ons op weg, inderdaad een schoone weg, maar berg-op, berg-af. Toen wij zoo ruim een uur met moed hadden voortgestapt, waren wij verwonderd, den leeuw van Waterloo nog niet in de verte te ontwaren, en aan een voorbijstappenden Waal vroegen wij hoeverre wij nog van Waterloo verwijderd waren, waarop deze ons in zijne brabbeltaal ten antwoord gaf: nog groote vijf kwartiers. Wat was dat! Men had ons verzekerd dat de gansche afstand maar vijf kwartiers bedroeg; nu hadden wij reeds een uur gegaan en wij moesten ten minste nog zoo verre gaan. Dit was voorwaar niet zeer aanmoedigend; maar wat was er aan te doen? Wij moesten van den nood eene deugd maken. Wij stapten voort; maar niet meer allen bij elkander, er waren reeds achterblijvers, bij welken de schrijver dezes zich insgelijks bevond. Na menigen druppel zweet vergoten te hebben en zwart bestoven, kwamen wij eindelijk te Mont-SaintJean, waar wij met verwondering vernamen, dat de gansche reguliere rijtuigdienst, van Groenendaal naar Waterloo, uit twee oude baroetsen bestond. Heeft de kommissie daar niets van geweten? Zoo ja, dan was het haren plicht te Brussel rijtuigen voor ons te bestellen, gelijk men was overeengekomen. Kon zij dit niet doen; had zij al haren tijd nodig voor de inrichting van het fameus banket in het Nieuw hof van Brussel, dan had zij ons zulks maar moeten berichten, en wij hadden maatregels kunnen nemen, zoo als vier of vijf onzer vrienden, gedaan hadden. Hoe het zij, te Mont-Saint-Jean vonden wij een soort van omnibus, welke om 3 ure naar Groendaal zou vertrekken. Wij huurden aanstonds met ons twaalven het binnengedeeldte van dit rijtuig,

1

Toen het Belgische leger in 1832 hulp kreeg van het Franse leger bij het verjagen van de Hollanders, diende de Fransgezinde politicus Alexandre Gendebien (1789-1869) een wetsvoorstel in om de Leeuw van Waterlo te gebruiken om er bommen en granaten van te maken ter vrijwaring van “onze beide volkeren” (Frankrijk en België). Het wetsontwerp werd niet goedgekeurd, maar er bleven, stemmen opgaan om de Leeuw, symbool van de Hollandse “verdrukking”, neer te halen ( - wat trouwens niet naar de zin van de plaatselijke bevolking was, die er een broodwinning in zag). In Vlaamse kringen waar de vrees voor het Franse expansionisme gaandeweg toenam, werd de Leeuw van Waterlo gezien als een symbool van verzet tegen Frankrijk. Men denke aan het Waterlo-gedicht (1840) van Prudens van Duysse (1804-1859). (HFJ)

5 betaalden op voorhand om zeker te zijn van ons stuk en waren blijde van zulke schoone gelegenheid ontmoet te hebben. Alsdan stapten wij blijmoedig naar den Leeuw van Waterloo, waar toe wij nog een klein half uurtje noodig hadden. Ik wil over de plechtigheid aldaar, evenmin als over dit slagveld uitweiden; gij hebt eergisteren reeds daar een uitvoerig stuk over medegedeeld; alleenlijk moet ik zeggen dat de redevoering van M. De Deyn 2 mij niet beviel; dezelve was niet alleen tot de Nederduitschen, maar ook tot de Engelschen en Hoogduitschers gericht, en er waren niets dan Vlamingen en eenige Hollanders aanwezig. Verder was er spraak in van de dompige tempels des bijgeloofs, en wat al meer holle machtspreuken. Waarom moest de redenaar die laatste kwestie aanroeren? Dat kwam daar zeker niet te pas.3 Na met onze vermoeide beenen den reusachtigen berg beklommen te hebben, gingen wij naar het hôtel du Musée een glas bier drinken of een stuk eten. De doorluchtige heer van Malpertuis, welke zich bij ons bevond, dacht dat hij in Engeland was en sprak de Djekkentaal; maar hij moest tot zijn nadeel ondervinden, dat hoeveel verstand men ook hebbe, het somtijds niet voordeelig is zich voor gentlemen te doen doorgaan. Hij bestelde, in ’t engelsch, eenen boterham met vleesch, niet anders, en daarvoor moest zijne Hoog Edele drie francs betalen! Dat was toch wel wat duur; maar voor een echt Engelschman misschien niet… Ten 3 ure gingen wij terug naar Mont-St. Jean, om in het reeds vooraf betaalde rijtuig plaats te nemen; doch dit was reeds kroppend vol, en eerst na ongelooflijk veel moeite en na den voerman onze kaart getoond te hebben, gelukte hij er in de personen, welke geene kaart hadden, te doen afstappen. Een dezer laatsten was zoo vergramd, dat hij wensche het rijtuig te zien omvallen, als er geene ongelukken het gevolg moesten van zijn. Ongelukkig moest zijn wensch spoedig gedeeltelijk bewaardheid worden! Zoo zaten wij eindelijk in den omnibus, maar zoo dicht op elkander als gepakte haring. Boven op het rijtuig plaatste de voerman nog minstens vijf en twintig man, legde de zweep op de paarden, en wij reden voort. Nauwelijks waren wij echter tien minuten verre gereden, of wij werden sterken brandreuk gewaar. Wij onderzochten onze kleederen, of er wellicht geene glenster eener sigaar op gevallen was, doch dit was het geval niet; de rook vloog buiten het rijtuig. Welhaast bevond men dat de as der achterwielen was gebroken, dat een dezer wielen tegen de kas was gevallen en alzoo, door de sterke wrijving de brandlucht veroorzaakte. Met een woord, wij waren genoodzaakt uit te stappen. Wat nu gedaan? Te voet gaan zegden de meesten, om het konvooi van 5 ure niet te missen en zij begaven zich inderdaad op weg. Anderen eischten hun geld van den voerman terug, maar daar wilde deze niet van hooren; hij beloofde hun, als zij mede teruggaan, hun een ander rijtuig te bezorgen, en door die hoop gevleid, gingen er twee of drie met mij naar Mont-Saint-Jean terug. 2

M[eneer] De Deyn: naar alle waarschijnlijkheid Raymond de Deyn, medestichter van “Het Vlaemsch Verbond”, opgericht te Brussel in 1861. (H.J. ELIAS, Geschiedenis van de Vlaamse gedachte, Antwerpen, De Nederlandsche Boekhandel, 19712, III, 14; IV, 234.) Het Vlaemsch Verbond fungeerde als pressiegroep boven de partijen. Cf ook Hendrik CONSCIENCE, Levenslust. Herinnering aan ons reisje in Zwitserland mijnen vrienden Karel Versnaeyen en Raymond De Deyn opgedragen, Antwerpen, Van, Dieren, 1868, 214 + 175 pp. Nadere info over R. de Deyn wordt in dank aanvaard. (HFJ) 3 De anonieme briefschrijver deelde kennelijk de visie van het katholieke Handelsblad dat Vlaamsgezinde en conservatieve standpunten innam.

6 Na dat wij daar, ondanks onze billijke reklamen, drij kwartiers hadden moeten wachten, verscheen de voerman eindelijk met een rijtuig. Maar raadt eens welk? Niets anders dan een groote vuile wagen. Met dit zonderlinge gevaarte zonden wij vertrekken, want wij hadden besloten in geen geval te voet te loopen. Er werden twee ruwe planken en drij bossen stroo op den wagen gelegd; wij namen plaats en reden voort al werden darmen dan ook uit het lijf geschokt. Onder weg stapten er nog vele personen op den wagen, zelfs twee dames van Brussel, die insgelijks verklaarden niet verder meer te kunnen gaan, en zoo deden wij eindelijk onzen triomfantelijken intocht te Groenendaal. Het was alsdan het kwart voor 6 ure. Te Groenendaal vonden wij al onze makkers; ze waren het konvooi ook te laat gekomen, en lagen nu doodelijk vermoeid, met zeere voeden, op banken en stoelen. Sommigen waren moedeloos en geleken waarlijk aan de gekwetsen van Waterloo; anderen vleiden zich met de hoop dat het banket straks alles zou goed maken. Ten 6 ure 50 m. vertrok het konvooi naar Brussel. Bij de aankomst aldaar, stapten er velen in vigilanten; anderen, en bij deze laatsten bevond ik mij, gingen te voet op zoek naar het Hotel de la nouvelle Cour de Bruxelles, in de Zwarte-Zustersstraat. In deze straat eindelijk gekomen zijnde, wist niemand ons een hotel van dien naam aan te wijzen, maar wel eene danszaal la nouvelle cour de Bruxelles. Terwijl wij tot elkander zegden, dat men ons ongetwijfeld verkeerd had gewezen, dat de kommissie toch het banket in geene… danszaal zou houden, zagen wij juist een lid der kommissie in den gang der herberg staan, en deze zegde ons dat wij ons wat haasten moesten, want dat het banket reeds begonnen was. Wij stapten naar boven, kwamen in eene onaanzienlijke en slecht verlichtte zaal, zochten en vonden eindelijk eene plaats — maar niet zonder moeite — aan de tafel, waaraan reeds ongeveer 100 personen zaten. Hongerig zaten wij daar en verzochten vriendelijk de garçons ons maar spoedig de soep op te brengen; maar deze kwamen ons, een kwartier nadien, zeggen, dat al de soep verbruikt; dat er geen droppel was overgebleven, en zij plaatsten eene schotel rostbeaf voor ons op de tafel, waarmede wij dan ons banket aanvingen: wij aten rostbeaf met brood, maar het vleesch was zoo taai, dat onze tanden het niet konden vaneen malen, al hadden wij er dan ook eene maand lang op geknauwd. Het tweede gerecht dat men ons bracht, bestond uit eene schotel gestoofde witte boonen, alweer met…rostbeaf. Het derde alweer denzelfden rostbeaf, met alweer dezelfde witte boonen! Wij riepen al de garçons en eischten anderen kost. Alsdan bracht men ons tête de veau of beter gezegd kalfskop. Eene onmeetelijk groote schotel; maar enkel bij den reuk riepen wij: God in den hoogen hemel, wat kost! ’t Was als parfumerie van den slinken kant! Eindelijk toch bracht men ons salaad met hesp; maar alweer welke hesp! Op onze herhaalde reklamen om eten, bracht men ons den geparfumeerden kalfskop terug; wij zonden den garçon wandelen en toen bracht men ons, raadt eens wat?… Nogmaals de schotel rostbeaf met alweer dezelfde witte boonen. We konden onze magen, met den besten wil der wereld, niet toch wijs maken dat men ons kiekens en faisanten opdiende!

7 Wij hadden ook eene flesch wijn laten brengen, waarvoor men ons 3 francs deed betalen; die wijn was echter zoo almachtig slecht, dat wij de garçons verzochten ons elk een glas beiersch te brengen. Maar hoe stonden wij te zien, toen de garçons ons kwamen zeggen, dat zij geen bier mochten boven brengen dat de kommissie zulks aan den baas had verboden!… Voor dessert kregen wij… abernichts, en wij zonden den garçon om een half pond patiencie even als zijne bazin reeds gedaan had. Ten slotte gingen de garçons nog om een fooitje rond, pour le service! Slecht gezind tegen de kommissie en — wij hadden er geloof ik, recht wel toe — verlieten wij de herberg, jurant… mais un peu tard, dat wij onzen vaderlandschen moed voortaan zouden intoomen, ofwel ons program zelf opstellen en uitvoeren. Om ons tribulatiën, die eilaas, nog geen einde moesten nemen, te vergeten, besloten wij met het konvooi van 10 ure naar Antwerpen te vertrekken, want wij hadden retour-biljetten, en aan de statie te Antwerpen had men ons gezegd, dat deze voor alle treinen goed waren. Wij kwamen in de statie, vroegen of de trein naar Antwerpen haast zou afrijden. Een der konvooiwachters antwoordde ons bevestigend en wij sprongen met een half dozijn onzer vrienden in een rijtuig van 2e klas. Maar nauwelijks was de trein aan ’t rijden, of wij vernamen tot ons leedwezen, dat wij niet naar Antwerpen maar wel naar Leuven stoomden. — Waarlijk, het noodlot vervolgde ons! Te Mechelen stapten wij af, wachtteden daar naar een ander konvooi, dat ons eindelijk naar onze dierbare moederstad brengen zou. Na een groot half uur wachtens, hield er een stil, wij stapten er in, en nu waren wij inderdaad op weg naar Antwerpen. Toen de trein in volle vaart was en wij over onze wederwaardigheden van dien dag en over het uitmuntend banket redekavelden, kwam de garde de kaartjes afhalen, en alsdan vernamen wij, dat onze biljetten inderdaad voor al de treinen geldig waren, behalve voor dien waar wij nu in zaten, want dat was een sneltrein, en wij waren genoodzaakt de reis van Mechelen naar Antwerpen te buiten te betalen. Dat was onze laatste tribulatie. Goddank! Ons bed ontving ons vriendschappelijk en al droomende zegden wij oost west, ’t huis best, maar onverbeterlijke zondaar als ik ben, op het oogenblik dat ik dit schrijf, denk ik “en als er weer naar Waterloo gegaan wordt, zou ik niet gaarne t’ huis blijven; want gelachen heb ik toch, in den vollen zin des woords”. X.Y.Z. ▲Herman J. Claeys (CDR) draagt zijn hertaling uit het Zweeds van Eleonora Luthanders gedicht “Bibliotheksgatan” op aan alle poëziedebutanten van 2006 in onze contreien. Eleonora Luthander (°1954 in het voormalige Joegoslavië) won als slam - en podiumdichteres diverse wedstrijden en wordt uitgegeven bij "Ord & visor" förlag (Woorden & Wijsjes) te Skellefteå, Norrland, Zweden. Meer van en over Eleonora Luthander vindt men op:www.forfattarcentrum.se (auteurscentrum), www.immi.se, www.estradpoesi.com (podiumpoëzie), www.ordvisor.com (haar uitgeverij). Östermalm is een deftige wijk in Stockholm waar de Koninklijke Bibliotheek staat, vergelijkbaar met het Prins Willem Alexanderhof te ’s-Gravenhage. Spy bar is een trendy nachtcafé op het Stureplan dat veel literaire prominenten onder zijn klandizie telt. ■ BIBLIOTEKSGATAN Mina dikter utan skor mina dikter

utan kläder kommer iklädda bokens pärmar De är inte längre

8 uteliggare de har fått en flott adress på Östermalm och flyttat in i Kungliga Biblioteket Mina dikter spinner som katter när jag kommer förbi i gryningen från Spy bar BIBLIOTHEEKPLEIN Mijn gedichten zonder schoenen mijn gedichten

zonder kleren worden gekleed in boekomslagen Ze zijn niet langer dakloos ze hebben een deftig adres gekregen op het Prins Willem Alexanderhof ze hebben hun intrek genomen in de Koninklijke Bibliotheek Mijn gedichten spinnen als katten als ik er bij dageraad voorbijloop komend van het literaire nachtcafé.

9 Zelfhaat? Door het feit dat de kranten en ook radio en tv het merendeel van de Vlaamse auteurs, die fictie schrijven, doodzwijgen, is het niet zo eenvoudig om een lezerspubliek te bereiken. De boekenbeurs steekt hier gelukkig een handje toe omdat je daar met lezers een praatje kan maken. Het is trouwens een teken aan de wand dat bij allerlei quizzen de mensen geen namen van schrijvers meer kennen. De boekenbijlage van De Standaard bespreekt nog nauwelijks 17 % Nederlandstalige auteurs. De Morgen nog slechts 11 %. Hoe kunnen mensen dan nog auteurs kennen? Vrij Nederland daarentegen bespreekt nog altijd 50 % Nederlandstalige auteurs waarvan 6 % Vlamingen. En als je dan al eens besproken wordt, eindigt 'de kritiek' meestal met een bedekte scheldpartij. De Vlaamse media blinken uit in het minachten van hun cultuur. Om van de vervreemding, die het meebrengt nog niet te spreken. Van minderwaardigheidscomplex gesproken... Een mens vraagt zich af waarom deze scribenten dan in de media willen gaan? Narcisme? Vlaanderen is op dit gebied een triestig unicum in Europa. En dan jammeren die 'intellectuelen' dat ondemocratisch rechts opgang maakt... Al wat vervreemding in de hand werkt, steunt die politiek. Het culturele nieuws op radio en tv is de laatste jaren nooit zo slecht geweest. Ook wetenschappelijke ontdekkingen, die internationale erkenning genieten, zwijgt men dood. Als een wielrenner of een voetballer van ploeg verandert of een windje laat, wordt dit uitvoerig besproken, hoewel het bericht reeds lang in de krant stond. Ook Nederlandstalige zangers krijgen ternauwernood nog een kans waardoor ze bijna geen producent meer vinden. Hoewel dit misschien de laatste maanden verbeterd is... Dankzij Bart Peeters? In Nederland bestaat er trouwens een zender die alleen Nederlandstalige muziek uitzendt. Moet iedereen maar goedschiks aan de Anglomanie van enkele radio- en krantenmakers en reclamebureau's meedoen, die onder het mom van internationalisme alleen maar achter Engels aanlopen omdat ze een andere taal niet meer kennen? Want ook Franse, Spaanse, Italiaanse of Duitse liedjes of chansons hoor je zelden. Om nu progamma's voor de radio te mogen maken volstaat het dat men goed kan kletsen. Cultureel niveau is al lang niet meer noodzakelijk. Als ik de commentaar hoor van sommige mensen bij de bespreking van de tophonderd vraag me af of ze wel één noot muziek kennen en of ze wel genoeg Engels begrijpen om de belabberde teksten te snappen. Het is spijtig genoeg optornen tegen enkele stalinisten in de VRT die programma's samenstellen en zich hautain afzetten tegen iedere kritiek en vinden dat iedereen, die niet achter hen aanloopt achterlijk is. Als men regelmatig in het buitenland verblijft, beseft men dat de kerels die hier zo hoog van de toren blazen niet onder hun Engelse kerktoren uitkomen anders zouden ze wel een ander liedje zingen. Gelukkig denken een aantal mensen in dezelfde richting. Geert Buelens, hoogleraar Nederlandse literatuur aan de Universiteit van Utrecht schrijft in De Morgen van 3 januari, in tien concrete voorstellen voor een beter 2007: 'Vlaamse intellectuelen laten zich niet langer gijzelen door de separatisten van VB en de N-VA en bekennen zich expliciet tot erfgenamen van de Vlaamse Beweging. Door die erfenis te claimen maken ze duidelijk dat het mogelijk is een open, democratisch federaal België te verdedigen en toch niet aan 'Vlaamse zelfhaat of Vlaamse uitverkoop' te doen.' Het spijtige van de zaak is dat de teneur in diezelfde De Morgen dikwijls de zelfhaatmentaliteit uitstraalt. Idem dito de VRT. Hubert VAN LIER

10 Ik zou niet precies kunnen uitleggen hoe het komt dat ik bij de lectuur van de jongste aflevering van de Mededelingen overspoeld werd door de meest chaotische gedachten en gevoelens. Had het te maken met de bijdrage over Michel de Sutter die in de zestiger jaren kind aan huis was (de heroïsche jaren van de start van het NTG waarbij ik vanaf het eerste uur betrokken was)? Kwam het door het gevoelige “Wandelen met Lampo” door Gaston Durnez? Had het te maken met de flink gedocumenteerde bijdrage van Henri-Floris Jespers over het spanningsveld tussen Lampo en Claus? Had het te maken met de sfeer van het magisch-realisme waarover ik zoveel geschreven heb? Ik herhaal het: ik weet het niet. Wat ik echter wel weet is dat er toch een fijne rode draad liep door mijn gedachtewereld, nl. een draad over de ondankbaarheid van zovelen. Als men immers niet meer “bruikbaar” is zijn de vroegere kennissen en vrienden veelal in de mist verdwenen. Dat is soms ongemeen pijnlijk, zeker als men, zoals ik, door allerhande redenen sterk geïsoleerd en alleen leeft binnen de muren van de eigen woning. Maar goed, dat was maar even een bedenking in de marge. Ik heb het dus lastig met ondankbaarheid. Ik beken dat zonder enige schroom. En ik veroordeel ook een dergelijke mentaliteit in het algemeen. Ze is immers oorzaak van heel wat ellende in onze samenleving. Ik tracht mij daaraan niet te bezondigen. Die houding dank ik aan de meesterlijke cursiefsschrijvers Henri Knap die mij in de zestiger jaren kritisch deed nadenken over de talrijke ondeugden van het menselijk ras. Zo o.m. dat we altijd wel klaar staan om kritiek te spuien, maar het meestal vertikken om uiting te geven aan onze waardering en bewondering. Wellicht krijgen jullie niet zo heel veel lofwoorden te horen. Nochtans hebben jullie daar meer dan recht op. Ik ben erg blij dat ik het C.D.R. heb leren kennen. Meer zelfs: ik ben daar dankbaar voor en ik wil jullie met dat alles zeer oprecht gelukwensen. Rik LANCKROCK

Misdaad loont ▲In Geen tijd voor tranen van Stan Lauryssens belanden we weer in de stad aan de stroom, Antwerpen. De eerste bladzijden druipen al van het bloed: een man maakt zijn penis een kopje kleiner! Op de linkeroever is de commissaris getuige van de moord op een onschuldige oude man die zijn hond uitlaat. De man staat te pissen als hij overhoop wordt geschoten.(leuk: de commissaris moffelt de natte penis terug in de oude man zijn broek en ruikt dan aan zijn handen; later in het verhaal trekt hij ook die ‘bezeken’ kleren van de oude aan…) In het gerechtshof is er een bommelding. Als het bompakket onschadelijk wordt gemaakt (het wordt opgeblazen) blijft als bij wonder de mysterieuze inhoud intact: jawel, een ‘tsjoepke’ eikel. Aan het Noordkasteel wordt een skelet opgegraven. Ondertussen vogelt Vindevogel zijn collega Sofie Simoens. Dagen later voelt zijn penis nog rauw aan. Over de toestand van Sofie’s vagin* geen verder bericht. Wel vernemen we dat een Pools ho*rtje ferme foefscheten kan laten. Er valt een derde lijk: een Italiaanse pizzabakker. De commissaris wordt ineengeslagen door gemaskerde moslims. Een seriemoordenaar met klompvoet heeft het op jonge meisjes gemunt: de veertienjarige Nathaliefke wordt de keel overgesneden. Maar de Klompvoet wordt op zijn beurt vermoord door de ontmande exflik met valse pruik en snor, en in het bijzijn van de commissaris aan de pirana’s gevoerd in de zoo. Ondertussen is de commissaris zijn vrouw vermist

11 Er wordt jacht gemaakt op moslimextremisten, en uiteindelijk ontaardt alles in een bloedige apotheose. Moslimextremisten richten een slagveld aan op een chique tuinfeest. Dit boek is een waar festijn voor liefhebbers van scatologie: er wordt nogal wat afgescheten. Ook de kots, sperma en bloed spetteren de lezer om de oren. Er wordt ook nog een lijk in de kont geneukt, en verder is het verhaal gelardeerd met vunzige, ranzige moppen. Over de zogenaamde politieke incorrectheid laat ik mij niet uit. Om in de stijl van Lauryssens te eindigen: een boek van kust mijn kloten, juist goed om op het schijthuis te leggen en uw vuile natgespetterde reet aan af te vegen.■ Stan LAURYSSENS, Geen tijd voor tranen, Antwerpen, Manteau, 2005, 318 p., 18,95 €. ▲Het Genootschap van Vlaamse Misdaadauteurs nam het initiatief een reeks Monografieën over Misdaadliteratuur te publiceren. De eerste aflevering is gewijd aan Aster Berkhof. De heer in grijze misdaad. Met De heer in grijze mantel (1944, 19512, 19613, 19654, 19705, 19756) staat Aster Berkhof (Louis van den Bergh, °1920) aan de wieg van de Vlaamse misdaadliteratuur. Danny de Laet (°1944), de onvermoeibare bibliograaf van de Vlaamse misdaadroman, analyseert op verhelderende wijze de evolutie van het (misdaad)oeuvre van Berkhof, waarin de kritische noot gaandeweg scherper werd. Hij stelt terecht vast: Het is jammer genoeg opvallend dat wanneer Geeraerts aan zijn maatschappijkritische thrillers begint, Berkhof zelden wordt aangeduid als onze sterkste zoniet betere misdaadauteur terzake. Het misverstand dat zovele critici in de hand werken door Geeraerts als onze “eerste” Vlaamse misdaadauteur aan te duiden is schrijnend, hoewel het Berkhof niet belet zowel in de jaren zestig als in de jaren negentig als onze meest gelezen Vlaamse auteur te worden gelauwerd. De brochure bevat de bibliografie van het misdaadoeuvre, van de korte misdaadverhalen en van de misdaadromans voor de jeugd; verder een beschouwing over de schrijver en twee korte verhalen, Het meisje van Turijn en Auto-stop. Danny de Laet neemt uiteraard de gelegenheid te baat om een paar keer uit te halen naar Carlo van Baelen, de goeroe van het Vlaams Fonds voor de Letteren die in de geschiedenis der letteren geboekstaafd zal blijven als de man die het bevrijdende woord sprak: ”thrillers zijn geen literatuur”. Met zijn 25 al dan niet klassieke misdaadromans […] verdient Berkhof meer dan ooit de titel van ongekroonde koning van de Vlaamse “policier”. Geen andere auteur (ook niet John Flanders) heeft ooit meer betekend voor het genre […]. Of zoals Gaston Durnez het ooit treffend omschreef: als iemand ooit eens de geschiedenis van de Vlaamse detectives en gun familieleden schrijft, zal Berkhof daarin een mooie plaats krijgen. Een aantal monografieën worden alvast aangekondigd: John Vermeulen vermaledijd, Aspe asjeblieft, Stan Lauryssens stout en lastig en Hubert van Lier van lieverlede. ■ Danny DE LAET, Aster Berkhof. De heer in grijze misdaad, Antwerpen, Genootschap van Vlaamse Misdaadauteurs, 2006, 39 p., ill. Info: Moord & Brand, Pothoek 46, 2060 Antwerpen. ▲Naast het feit dat hij in 2006 de Gouden strop won met zijn boek De macht van meneer Miller, genomineerd was voor de Vlaamse Diamanten Kogel en vele goede recensies, heeft Charles den Tex aan het eind van 2006 vijf contracten getekend, één nieuw boek en vier herdrukken. Wanneer zijn volgende boek verschijnt is nog niet bekend. Maar we hebben wel één geluk: zijn vorige boeken zijn straks wel weer makkelijker verkrijgbaar. ■ ▲Zaterdag 6 januari bracht de AVRO om 22.24 uur op Nederland 1 de eerste van tien nieuwe afleveringen van de succesvolle dramaserie 'Spoorloos verdwenen' op het scherm. In deze nieuwe serie staat Tomas Ross wederom garant voor spannende plots en storylines, die allemaal, in meerdere of mindere mate, zijn gebaseerd op ware gebeurtenissen. ■

▲Moord & Brand, driemaandelijks tijdschrift over misdaadliteratuur, is een uitgave van het Genootschap van Vlaamse Misdaadauteurs (voorzitter: Hubert van Lier). De redactie wordt waargenomen door Danny de Laet. In de tweede aflevering wordt stevig uitgehaald naar de TV-reeks Aspe: Het uitermate zwakke punt ligt uiteraard bij de scenario’s waar banaliteit troef was. […] De laatste aflevering culmineerde uiteraard in de slotsekwens met het huwelijk van Van In met zijn Hannelore. Vijf tergende minuten barslechte televisie die ons

12 duidelijk confronteerden met de typische VTM-mentaliteit: de happy flik die trouwt met zijn bazin. Van een bourgeois-mentaliteit gesproken! Al bij al begrijpen we waarom VTM deze hemeltergende reeks niet op zondagavond durft uitzenden. Die avond loopt op VRT die andere flikkenreeks Witse die telkens het miljoen kijkers overtreft daar waar Aspe 2 “amper” rond de 700.000 kijkers zit. Ook Witse krijgt er echter van langs. In haar vierde seizoen is ook deze reeks gewoon door de mand gezakt en weer blijkt dat het falen […] grotendeels te wijten is aan de routineuze scenario’s die weinig om het lijf hebben. […] Het “soap-gehalte” van Witse redt het boeltje niet van de ondergang. Ondanks de uitmuntende kijkcijfers blijkt anno 2006 al te zeer dat het amen en uit is met Vlaamse misdaadreeksen omdat banaliteit de bovenhand haalt op originaliteit. Onze misdaadreeksen hebben niets nieuws noch boeiend meer te bieden. Ze zijn saai, voorspelbaar en irritant […] Te lang zijn we reeds bezig met deze bullsh*t en de tijd is aangebroken om al deze reeksen naar het vergeetboek te verwijzen. […] Het misdaadgenre biedt voldoende mogelijkheden om boeiende televisie te brengen maar tv-mensen zijn vaak te laf om dat op tijd te zien, omdat ze ingekapseld zitten in hun burgerlijke kleingeestigheid en banaliserende commercialiteit. En ook in de States is blijkbaar armoe troef. De met veel poeha aangekondigde reeks Prison Break […] is barslecht en volgepropt met alle mogelijke gekende, bekende en banale ingrediënten. […] Wil je toch nog wat goeds op je buis zien, koop dan de DVD-box Alfred Hitchco*ck presenteert (seizoen 1), de mythische serie die de grootmeester van suspense van 1955 af zo hilarisch inleidde (en afsloot). Verder bevat Moord & Brand een gevarieerde rubriek “Info” en bijdragen over de Sam Smith-reeks, John le Carré en het verdriet van Afrika, Susan Hill, Ian Rankin en een beschouwing van Stan Lauryssens over Simenon. Het avontuurlijke leven van Lieven Cordaat (1907) van Herman Teirlinck wordt getypeerd als niet echt een speurdersverhaal maar toch een sterke roman die tot de voorlopers van de Vlaamse misdaadliteratuur mag worden gerekend. ■ Moord & Brand, nr. 2, januari-maart 2007. Redactie: Danny de Laet, Pothoek 46, 2060 Antwerpen. De redactie ontvangt op afspraak. Moord & Brand is gratis.

Televisioneel Bierpassie is een wekelijks item op de ATV-dagtelevisie, een reclamespot vermomd als gezellig onderonsje tussen gastvrouw An Ceurvels , bierkenner Ben Vinken en een gastproever. ATV zegt: Bierpassie is een wekelijks lifestyle-programma, waarin bier als cultuurproduct centraal staat. Elke week komt er een biersoort aan bod waaruit één bier gekozen wordt dat met het nodige respect wordt geproefd en beschreven. In de uitzending van 4 januari (en volgende dagen) waren ze neergestreken in het Eetkaffee van Kontich, met als gaste Kristien Hemmerechts. Centraal stond de Tripel Karmeliet van brouwerij Bosteels uit Buggenhout. De Cleopatra van Zurenborg gaf toe dat ze géén bierdrinker was. Ja, afgelopen weken had ze tijdens een fietstocht door Azië wel wat bier gedronken, zeker na étappes van 180 à 210 kilometers. “Maar dat lijkt ginder meer op frisdrank, onze bieren zijn zeker superieur”, sprak de niet-bierdrinkster. Ze kreeg dan ook onmiddellijk de superieure Tripel Karmeliet en bijpassend glas voorgeschoteld, om volgens de regels van de kunst het bier in te schenken.

13 “Wat is de bedoeling van die Franse lelie op het glas? Ha, ik vraag natuurlijk weer iets waar je geen antwoord op weet”, sneerde ze. Ben Vinken liet de Franse lelies voor wat ze waren,en begon over het etiket op de fles: dorsende paters, die in 1679 dit recept met drie granen hadden bedacht, te weten tarwe, gerst en haver. An Ceurvels, al langer thuis in de proeverij, vond dat het biertje een citrussmaak had. Antoine Bosteels verscheen op een filmpje, in zijn natuurlijke habitat: brouwerij Bosteels. Ook bekend van de ‘Kwak’, een koetsiersbier. Een andere troef was de ‘Deus, Brut des Flandres’, warempel een champagne onder de bieren. Het Eetkaffee schoof het gerecht van de week op tafel: Fazantenborst bereid met Tripel Karmeliet. “Jij drinkt dus vooral wijn bij het eten”, stelde la Ceurvels. “Kijk, vroeger toen ik jong was, en zoals je ziet is dat heel lang geleden”, grapte la Hemmerechts, ”mochten de vrouwen nog geen bier drinken…”. Dit laatste poneerde ze wel in volle ernst. Het oudje is dan ook van het jaar Onzes Heeren 1957! Ik kreeg weer beelden voor de geest van vrolijke meisjesscholieren, enkele jaren ouder dan Kristien, die na theaterbezoek een Lunette gingen drinken naast de Munt; en dan zwijg ik nog over het studentenleven van voornoemde vrolijke bende. ”…Ik bestelde altijd een glas Porto op café, ja, en eigenlijk was dat toch sterker…misschien had ik ook beter een pintje besteld”. Ja, ik heb er beeld bij: Cleo met haar glaasje port, hoog op haar barkruk verheven boven de pintelierende woeste horden. ■

Door de leesbril bekeken ▲In het voortreffelijk geïllustreerde tijdschrift van de Vlaamse vereniging ter bevordering van de kalligrafie, wordt de aandacht gevestigd op Histoire de la calligraphie française van Claude Mediavilla (Paris, Albin Michel, 336 p., 350 ill. In kleur, tot 1 februari: 69 €; vanaf 1 februari: 85 €). Gepassioneerd is Mediavilla op zoek gegaan naar de geschiedenis van de kalligrafie in Frankrijk. Beginnend met de romeinse kapitaal in Gallië tot aan de sierlijke anglaise met daartussen de unciaal, het karolingisch en het gotisch geeft zijn ontdekkingsreis een boeiend beeld van de evolutie van het latijns schrift doorheen de historische chronologie van Frankrijk. ■ Letternieuws, driemaandelijks tijdschrift, XVIIIde jg., 4de trimester 2006, 96 p., ill. Molenbaan 8, B 2160 Wommelgem. Abonnement: 30 € te storten op bankrek. “Kalligrafia”: 402-4058151-56 met vermelding “Letternieuws”. Nederland: Ned. Postbank Den Haag 30 52 91. Proefnummer: 3 € (Nederland: 4 €). Nieuwe website: www.kalligrafia.be

▲“Waarom de uitgave van het Verzameld werk moet worden gestaakt” – zo luidt de ondertitel van “Louis Paul Boon editeren”, een lange bijdrage van Arne op de Weegh in het jongste nummer van Boelvaar Poef (pp. 5-26). Het Verzameld werk van Louis Paul Boon wordt verzorgd door mensen die het vak van tekstediteur niet verstaan, wat nu eens leidt tot een al te dogmatische hantering van regels en dan weer tot willekeur. Voor zover de editeurs oud genoeg zijn om een publicatielijst te hebben opgebouwd, liggen hun wapenfeiten dan ook niet op dit terrein. Zij hadden het gros van hun blunders kunnen voorkomen door het handboek van Marita Mathijsen zorgvuldig te lezen. Dit project dient onmiddellijk te worden stilgelegd en vanaf de grond opnieuw te worden doordacht. Voor het Verzameld werk werkt De Arbeiderspers samen met het L.P. Boon-documentatiecentrum van de Universiteit Antwerpen, de Vakgroep Nederlandse Literatuur en Algemene Literatuurwetenschap (Universiteit Gent) en de erven Boon. De uitgave komt mede tot stand met de steun van de Vlaamse

14 minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, het Vlaams Fonds voor de Letteren, de Provincie OostVlaanderen en de Universiteit Antwerpen. Ziehier de namen van de klungelaars die van teksteditie geen verstand hebben: Kris Humbeeck, Britt Kennis, Ernst Bruinsma, Anne Marie Musschoot, Matthijs de Ridder en Yves T’Sjoen. De lijst van hun probeersels kan geraadpleegd worden, bijvoorbeeld op www.lpbooncentrum.be. Arne op de Weegh is werkzaam “bij een mediabedrijf”. Hij is 37 en publiceerde een artikel over Frans Kellendonk. Hij verwerpt niet alleen de lopende Boon-editie, maar kondigt ook een baanbrekende bijdrage tot de editiewetenschap aan. …het is nu tijd om eveneens afstand te nemen van de gangbare Nederlandse normen. […] Een editeur heeft bij Boon een grotere vrijheid nodig om in te grijpen inde basisteksten dan de Nederlandse editiewetenschap, geschoeid op de Duitse historischkritische traditie, toestaat. Het is dan ook zaak afscheid te nemen van de historischkritische editie en te kiezen voor een geheel andere editietechnische aanpak. Meer daarover een andere keer. We kijken ernaar uit. Meer daarover in een volgende aflevering. ■ Boelvaar Poef, jg. 6, nr. 4, december 2006, 96 p., ill., 8,50 €. ISSN: 1377-4980. Boelvaar Poef wordt ten behoeve van het L.P. Boon Genootschap uitgegeven door de Stichting Isengrinus, Utrecht. Secretariaat: Geert Goeman, J.V. Biesbroeckstraat 26, B 9050 Gentbrugge. ▲In het Berlijnse tijdschrift Gegner publiceert dr. Albrecht Götz von Olenhusen, op grond van onuitgegeven archivalia, een belangrijke bijdrage tot de Groß-studie: Schwätzer, Maulhelden und Anarchistengesindel. Max Weber, Franz Jung und der juristische Beginn des Falles “Otto Groß vs. Hans Groß”. In 2005 publiceerde Götz von Olenhusen al een bijdrage over Der Prozeß des Strafrechtsprofessor Hans Groß gegen seinen Sohn Otto Groß. (Cf. de bijdrage van prof. em. dr. Piet Tommissen, Het geval Otto Groß, in: Mededelingen, nr. 77, de dato 31 augustus 2006, pp. 2-4; nr. 78, de dato 18 september 2006, pp. 5-13.). ■ Der Gegner, Heft 18, August 2006, 7 €. BasisDruck Verlag, Schliemannstraße 23, 10437 Berlin. Telefon: 030/4457680 Fax: 030/4459599 http://www.basisdruck.de e-mail: [emailprotected]; [emailprotected] ISSN 1432-2641.

▲De schilder Louis Callebaut (°1935) beroept zich op het expressionisme. In Connexion zijn parcours treffend geschetst door Robin de Salle, die aandacht vraagt voor de twee polen van diens oeuvre: enerzijds de beoogde transcendentie in en door het kunstwerk, anderzijds de sociale en politieke “boodschap”. L’œuvre d’art n’a pas comme but ultime d’inculquer un message politique, mais l’œuvre d’art porte en elle un message sous-jacent qui peut être politique. Henri-Floris Jespers blikt terug op het dada-theater, meer bepaald op de receptie van het werk van Georges Ribemont-Dessaignes door Paul Neuhuys. Eternelville is het product van de samenwerking van de dichter Sébastien Vandenberghe en de fotograaf Mira (alias Frédéric Chemama): Je reviens de loin, De la mort, plus précisément. Passager des coliques, Vivant parmi les mortifiés, Les mortiers fiers et usines à pince-nez. Pieter Fannes publiceert enkele schetsen geïnspireerd door de tentoonstelling Eeuwige energie: 1500 jaar Indische kunst (Paleis voor Schone Kunsten, Brussel). Exclusief voor Connexion tekende Maxime Barbier het stripverhaal Le miroir des envies, dat in een “librairie vente à chats” speelt… Profession de foi poétique, zo luidt de titel van het uittreksel uit de lezing die Paul van Ostaijen op 29 oktober 1925 voor La Lanterne Sourde te Brussel in het Frans hield (een aanzet tot zijn onvolprezen Gebruiksaanwijzing der lyriek). Verder de gebruikelijke rubrieken ‘Lecture’ en ‘Agenda’. ■ Connexion, no 2, décembre 2006, 20 p., ill., 3 €.

15 Adres : 46/2 rue Blaes, 1000 Bruxelles. Abonnement (10 nummers): 30 € te storten op rek. 001-3244284-01.

▲In de nacht van 8 op 9 mei 2006 overleed op 82-jarige leeftijd Édouard Jaguer te Parijs. Hij was 82. (Cf Mededelingen, nr. 70, 12 mei 2006, pp. 2-3.) De bezieler Infosurr. Le surréalisme et ses alentours wordt in de jongste aflevering van het tijdschrift herdacht in bijdragen uit Duitsland, Frankrijk, Italië, Wales, Zwitserland, de VS en Chili. Claude Arlan, Ben Durant, Henri-Floris Jespers, Jacques Lacomblez en Thierry Neuhuys brengen huldebetuigingen uit België, Nederland is vertegenwoordigd door Laurens Vancrevel, het Bureau de Recherches Surréalistes en Hollande en het tijdschrift Brumes Blondes. Anne Vernay publiceert uittreksels uit vier gesprekken die ze tussen 2002 en 2005 met Jaguer voerde over diens “Dessins d’enfance”. Tevens wordt het laatste, onafgewerkte artikel van Jaguer opgenomen, dat hij in april dicteerde. Het handelt over tien jaar Infosurr en werd opgenomen door Richard Walter, die thans het tijdschrift voortzet. Tekeningen van Jaguer uit 1944 illustreren deze 69ste aflevering van Infosurr, het onmisbare transnationale tijdschrift van de surrealistische diaspora. ■ INFOSURR. Le surréalisme et ses alentours, no 69, mai-juin 2006, 6 €. ISSN: 1273-0882. Abonnement (6 nummers): 27,50 €. Infosurr, 1, grande rue, F 45410 Lion en Beauce. www.infosurr.net [emailprotected]

▲De Franse dichter Pierre Garnier (°Amiens, 1928) kwam hier reeds aan bod (cf nr. 34, 26 oktober 2004; nr. 41, 1 februari 2005.) Hij beoefent gelijktijdig de « spatiale » en de « lineaire » poëzie. De lijvige bundeling Le Poète Yu/ Der Dichter Yu maakt drie eerder bij Ediciones del Hebreo Errante te Madrid bibliofiel verschenen bundels “spatiale” poëzie voor een breder publiek toegankelijk. In Poèmes/ Gedichte wordt een keuze uit de lineaire poëzie gebundeld, van Souche d’aubes (1950) tot Ornithopoésie (1986).4 & Dank zij zijn leraar werd Garnier tijdens de bezetting, nog voor hij kennis maakte met Nerval en Rimbaud, overrompeld door de klassieke Duitse literatuur. Zijn adolescentenjaren stonden in het teken van twee Duitse talen: enerzijds het Duits van de bezetter, dat van de kazerne in de nabijheid van het ouderlijk huis, dat van de radio, en anderzijds het Duits van het lyceum, de heldere, rijke taal van Goethe, Storm en Eichendorff. Toute ma poésie vient de la Fleur bleue – et même plus tard le Monolog de Novalis a joué un grand rôle dans la création de la « poésie spatiale ». Van Gottfried Benn leerde hij ten volle de functie en de kracht van het substantief waarderen. Dat bracht hem ertoe zijn eerste gedichten te schrijven die uitsluitend bestaan uit binnen de ruimte van de pagina onder spanning geplaatste zelfstandige naamwoorden. Hieruit ontwikkelde zich dan de “spatiale” poëzie, parallel met de “concrete” en andere vormen van “materiële” poëzie. Poëzie was versleten en diende nieuw leven ingeblazen te worden, en dat kon alleen maar door resoluut nieuwe banen in te slaan. Twee uitspraken illustreren die verzuchting naar kentering. Pierre Puttemans riep uit: Il y a longtemps que la plupart des poètes n’ont plus rien à nous dire – et que leur seul propos est de nous entretenir des états d’âme dont, pour ma part, je me fous éperdument. En Garnier stelde vast : Des tonnes de vers, même excellents, ne font que barrer la route à l’aventure. Met zijn “spatiale” poëzie kwam hij in de prille jaren zestig internationaal in de belangstelling (ook in de Antwerpse tijdschriften De Tafelronde en Les Soirées d’Anvers), en met Spatialisme et poésie concrète (Paris, Gallimard, 1968), de bundeling van zijn manifestachtige opstellen, trad hij op de voorgrond als theoreticus en pleitbezorger van de transnationale avant-garde, door Paul de Vree in kaart gebracht in Poëzie in fusie – visueel, konkreet, fonetisch (Lier, De Bladen voor de Poëzie, 1968). ■ 4

Cf Henri-Floris JESPERS, Hommage portatif à Pierre et Ilse Garnier, in : Bulletin de la Fondation Ça ira, no 12 (2002), pp.

24-38 ; Pierre Garnier, ib., no 20 (2004), pp. 28-30 ; Pierre Garnier, le poète Yu, ib., no 28 (2006), pp. 21-29.

16 Pierre GARNIER, Le Poète Yu /Der Dichter Yu, Bielefeld, Aisthesis Verlag, 2006, 520 p., 24,80 €. ISBN 3-89528-567-6. Pierre GARNIER, Poèmes/ Gedichte, Rimbach, Editions En Forêt / Verlag Im Wald, 2006, 287 p., prijs onbekend. ISBN 978-3-929208-86-3.

▲De dichter Paul Van Melle (°Schaarbeek, 23 januari 1926), stichter van het GRIL (Groupe de Réflexion et d’Information Littéraires) en van de gelijknamige uitgeverij, geeft sinds 1986 het literaire maandblad Inédit nouveau uit. Het blad wordt erg bescheiden uitgegeven: geniete A-4-blaadjes. De inhoud is des te rijk en verscheiden. Inédit nouveau verschijnt elf maal per jaar, 9 maal op 32 pagina’s en tweemaal op 62 pagina’s. In de jongste aflevering word ik meteen getroffen door een gedicht van Hilde Domin (Keulen, 27 juli 1909 – Heidelberg, 22 februari 2006), een pakkende figuur uit de Duitse Exil-literatuur, titularis van de meest prestigieuze literaire prijzen en onderscheidingen van de Bondsrepubliek. Naast lyriek publiceerde Domin het essay Wozu Lyrik heute. Dichtung und Leser in der gesteuerten Gesellschaft (1968) – een antwoord op de uitspraak van Adorno over poëzie schrijven na Auschwitz – en autobiografische geschriften: Von der Natur nicht vorgesehen. (1974) en Aber die Hoffnung. Autobiographisches aus und über Deutschland (1982). Het was de beminnelijke Hilde Domin die mij in september 1971 in Dublin aan Gustav René Hocke voorstelde. Paul van Melle is overtuigd van de behoefte aan internationale bemiddelaars om een waarlijk transnationale poëzie op te wekken. Inédit nouveau is dus, net als Alain Germoz’ Archipel, resoluut open op de wereld. Naast de creatieve bijdragen publiceert het blad dan ook een indrukwekkende, ongeëvenaarde kroniek, “à tous mes échos”. ■ Inédit nouveau, no 208 (janvier 2007), 32 p., ill. 1 av. du Chant d’Oiseaux, 1310 La Hulpe. Jaarabonnement (11 nummers) : 35 € te storten op rek. 001-1829313-66 van Paul Van Melle. ▲Gedichtendag is hét poëziefeest van Nederland en Vlaanderen dat ieder jaar op de laatste donderdag van januari uitbundig gevierd wordt. Een Gedichtendagbundel, lessuggesties voor scholen en Gedichtendagprijzen voor de mooiste gedichten van het jaar, vormen de basis voor Gedichtendag. Maar zonder de ruim tweehonderd activiteiten die door heel Nederland en Vlaanderen worden georganiseerd door scholen, bibliotheken, culturele instellingen en particulieren zou Gedichtendag niet zijn wat het nu is. Gedichtendag vond voor het eerst plaats op 27 januari 2000 en is gemodelleerd naar de succesvolle National Poetry Day in Engeland.

▲Ter gelegenheid van Gedichtendag 2007 schreef Leonard Nolens de bundel Een fractie van een kus. De bundel is vanaf de laatste donderdag van januari voor slechts 2 € in de boekhandels in Nederland en Vlaanderen te koop. (Zie ook de rubriek “Agenda”.) ■ ▲Onder het toeziend oog van kroonprins Willem-Alexander en Prinses Máxima nam Harry Mulisch op 9 januari in de afgeladen aula van de Universiteit van Amsterdam zijn eredoctoraat in ontvangst. „Een kinderwens gaat in vervulling”, zei de bijna tachtigjarige schrijver nadat hem de rode kappa was omgehangen. In zijn jeugd had hij een „wereldberoemd biochemicus” willen worden, maar als gevolg van de Tweede Wereldoorlog kon hij zijn middelbare school niet afmaken waardoor de poorten van de alma mater voor hem gesloten bleven. De Universiteit van Amsterdam reikte ter gelegenheid van haar 375ste Dies Natalis verder eredoctoraten uit aan Gro Harlem Brundtland, de eerste vrouwelijke premier van Noorwegen, en aan de vicevoorzitter van de Raad van State, Herman Tjeenk Willink. De Koninklijke Hoogheden waren aanwezig als gasten van Tjeenk Willink. Tot het gevolg van Brundtland behoorde voormalig minister van Volksgezondheid Els Borst en Mulisch werd vergezeld door onder anderen Hans van Mierlo, Connie Palmen en Marcel van Dam. „Iedere wetenschapper heeft baat bij het werk van Mulisch”, zo verantwoordde erepromotor prof. dr. Marita Mathijsen het eredoctoraat voor de auteur van De Compositie van de Wereld en De Ontdekking van de Hemel. „Het centrale uitgangspunt in al zijn werk is de humaniteit of althans de ontsporing ervan”, betoogde ze, refererend aan de grote rol die de Tweede Wereldoorlog in Mulisch’ boeken speelt. „Hij koppelt zijn schrijverschap aan de grootste ethische kwesties van deze tijd. Zijn oeuvre is uniek door de complexiteit en veelzijdigheid ervan”, zei Mathijsen, die haar gloedvolle lofrede afsloot met de constatering dat Mulisch zijn eredoctoraat dankt aan zijn verdiensten voor de Nederlandse letterkunde en zijn bijdrage aan het intellectuele debat.

17 Hoewel Mulisch geen wetenschapsbeoefenaar is in de strikte zin van het woord, stelt hij in zijn boeken wel moraalfilosofische en sociologische kwesties aan de orde. Zijn schrijverschap is intellectueel, aldus de universiteit. ''Voor Mulisch is de kunst zelf ook voorwerp van discussie, waarbij hij academische kunstbeschouwers evenaart.'' ■ ▲De Morgen (13 januari) ging ‘tussen de opiniemakers’ op zoek naar de royalisten van vandaag. Voor zijn artikel ‘Vive le roi! Leve de koning!’ liet Walter Pauli een aantal bekende Vlamingen aan het woord. Ziehier enkele reacties. Essayist en dichter Jozef Deleu heeft geen probleem met de monarchie: Beetje minder geld, beetje meer openheid en minder protocol, dat volstaat. Schrijver Erwin Mortier: Ik ben republikein maar verdraag de koning. Als bloempot… Het koningshuis is mijn ding niet… Zolang de meerderheid van de Belgen liever een koning heeft dan een president, aanvaard ik die koning. In die zin ben ik dus een 'noodgedwongen' monarchist: omdat ik democraat ben…Een koning moet nooit in de verleiding kunnen komen om zelf de politieke agenda te bepalen. En hij hoeft ook geen adellijke titels meer uit te reiken. En beperk het aantal leden van de koninklijke familie dat in aanmerking komen voor dotaties. Hoofd van het katholiek onderwijs Mieke Van Hecke: Ik ben voorstander van een staatsvorm met een monarch aan het hoofd. In België, bedoel ik. Ik heb niets tegen republieken, maar ik denk dat je de zaken in België oneindig ingewikkeld zult maken met een verkozen of een aangeduide president. Minister van Staat Jos Geysels: Liever een democratische, protocollaire Albert dan een ondemocratische president… Mijn ijkpunt is 'voor of tegen de democratie'. Dan kan ik niet anders dan principieel zeggen: het strookt niet met de democratische beginselen om politieke macht toe te kennen op basis van een eerstegeboorterecht of afstamming. Dus in principe ben ik voor de republiek. Al is er een 'maar'. Ik vind wel dat de functie van de koning ceremonieel moet zijn. We moeten in België naar het model van de Noren en de Zweden. CD&V-fractieleider Pieter de Crem: De staat wordt enkel formeel in naam van de koning bestuurd. De echte macht in ons land ligt dus bij door het volk verkozen politici. Net als in een republiek. Om één vaststelling kunnen we niet heen: elke constitutionele monarchie, dus ook de Belgische, zit in een evolutief proces dat knaagt aan het spanningsveld tussen de verschralende daadwerkelijke macht en de grondwettelijke rol. ■ ▲“Douane ontdekt illegale sigarettensmokkel”. Zo staat te lezen op de webstek van de VRT, maandag 15 januari. Nieuws zou zijn: “Douane ontdekt legale sigarettensmokkel”…■ ▲Donderdag 18 januari werd in “De avonden, verhalen” een VPRO-documentaire van 45 minuten over Hubert Lampo uitgezonden, waarin o.m. Hubert Dethier, Heiko ter Horst, Harry Kümel, Jan Lampo en Henri-Floris Jespers aan het woord komen. “De wederkomst van Hubert Lampo” - zo luidt de titel van de bijdrage in de VPRO-Gids van Marten Minkema, die blijkbaar getroffen werd door de architectuur van de Cogels-Osylei, een lange, statige straat als uit een sprookjesboek, die je zo in loopt vanaf treinstation Antwerpen-Berchem. De Cogels-Osylei is misschien de mooiste straat van de Lage Landen, maar zeker de merkwaardigste. Gebouwd rond de vorige eeuwwisseling als een aaneenschakeling van grote stadsvilla’s in alle denkbare stijlen, klassiek, romaans, Tudor, kakelbont en vooral veel art nouveau. Met tientallen torentjes, kunstig gebogen raampartijen en flamboyante mozaïeken. Daartussen tintelt af en toe een bescheiden trammetje over de dikke kasseien. Hier rijdt bijna geen auto, loopt bijna geen mens. De weinigen die hier lopen worden uit hun eigen leven en

18 beslommeringen getild, en onderdeel van een decor met een eigen agenda onder vreemde luchten, waar je alleen in verwondering naar kunt kijken. Wie deze sfeer als lichtelijk hysterisch ervaart, kan de Cogels-Osylei beter mijden. En ook het werk van Lampo, net als de schilderijen van Karel Willink en Paul Delvaux, voor wie de schrijver een grote bewondering had. Minkema concentreert zich op de vraag: hoe komt het dat een beroemd auteur nu nog nauwelijks gelezen wordt? En hoe zal dat in de toekomst evolueren? Henri-Floris Jespers: Het fameuze vagevuur waar een schrijver na zijn dood in geraakt, heeft Lampo al bij zijn leven meegemaakt. Bijgevolg zullen we zeer spoedig een revival zien.

■ Marten MINKEMA, De wederkomst van Hubert Lampo, in: VPRO Gids, 13 januari t/m 19 januari 2007, pp. 14-17.

Beestig ▲In de zoo van Moskou zijn de beren eindelijk aan hun winterslaap begonnen. Door de extreem milde temperaturen in het anders barre Rusland, leden de beren er aan slapeloosheid. (Zie eerdere berichten in ‘Beestig’.) “Eindelijk zijn ze in slaap gevallen zonder terug wakker te worden. Normaal doen ze dat pas als hun hele domein onder de sneeuw ligt. Nu volstond een klein laagje dat dan nog vlug smolt eind december”, zegt Natalia Istratova, woordvoerster van de zoo van Moskou. Hopelijk begint het toch nog wat te vriezen. Het ministerie waarschuwde immers dat beren die door het zachte weer te vroeg terug wakker worden, agressief kunnen zijn. ■ ▲In Oostenrijk leven weer zo’n dertig beren, en deze dieren zijn over het algemeen goed aanvaard door de bevolking. Sinds de terugkeer van de beren schakelt WWF-Oostenrijk ‘berenadvocaten’ in. Zij hebben de opdracht contacten te onderhouden met landbouwers, veehouders, bosbouwers en andere betrokken groepen. De ‘advocaten’ stellen verdedigingstechnieken voor en bemiddelen, met name wanneer er sprake is van schade. Deze permanente contacten hebben aanzienlijk meegeholpen om de lokale bevolking de terugkeer van de beer te doen aanvaarden.■ ▲Natuurcentrum Opglabbeek ving in 2006 maar liefst 4.891 ‘wilde’ dieren op. Opmerkelijke gast was Lucky, een zwarte beer, die bij een dierentemmer in Henegouwen in beslag was genomen. Hij wacht nu in Opglabbeek op een uitspraak van de rechter. Wie is Lucky zijn advocaat? ■ ▲Het Animal Rescue Team redt 34 verwaarloosde katten uit een flat in Borgerhout. Door inteelt zijn er dieren met geestelijke achterstand en misvormingen. Toch wordt er voor de meesten een nieuwe thuis gezocht. Hun vorige eigenaar, een oude man, mocht maximaal zes dieren houden. Maar hij dient ze wel te laten castreren of steriliseren. ■ ▲Voor wie niet weet hoe zijn kerstbonus opgemaakt: bezoek de berggorilla’s in Oost-Congo. Tijdens deze reis bezoekt u diverse nationale parken, zoals het Kahuzi-Biega Nationaal Park bij Bukavu, en het Virungu Nationaal Park. U maakt er via diverse expedities van dichtbij kennis met de unieke bewoners van deze streken, waaronder de Grauer gorilla’s en de berggorilla’s. Ook bezoekt u enkele lokale WWF-projecten die de bescherming van het Virungu Nationaal Park en zijn bewoners beogen. Info: van 13 tot 28 februari 2007. Asteria Expeditions, tel. 050/33.25.16 www.rvr.be ■

Bibliografisch ▲19 januari verscheen Peut-on ne pas croire ? Sur la vérité, la croyance et la foi van Jacques Bouveresse, titulatis van de leerstoel filosofie van de taal en van de kennis bij het Collège de France.■ Jacques BOUVERESSE, Peut-on ne pas croire ? Sur la vérité, la croyance et la foi, Paris, Agone, 2007, 288 p., 22,80 €. ISBN : 978-2-7489-0068-2 ▲Herdruk van een ongeëvenaard meesterwerk (19591), nu met een woord vooraf van Gilbert Durand. ■

19 Henri CORBIN, L'imagination créatrice dans le soufisme d'Ibn'Arabi, avec une préface de Gilbert DURAND. Toulouse, Éditions Entrelacs. ISBN : 978-2-908606-41-6

Agenda ▲Tintinnabuler: tekeningen en beelden van Daniel Nadaud in Le Salon d’Art, tot 24 februari. Munthofstraat, 81, 1060 Brussel. Open van dinsdag t/m vrijdag van 14 tot 18u30; zaterdag van 9u30 tot 12u en van 14 tot 18u. ■ ▲In De Zwarte Panter, van 14 januari tot 23 februari 2007: Kleine misdaden aan de Vidourle van Pjeroo Roobje en The Beaten Track van Nic Andrews. Hoogstraat 70-72-74, 2000 Antwerpen. Donderdag tot en met zondag, 13u30-18 uur. Vernissage: zaterdag 13 januari om 17u. ■ ▲Ter gelegenheid van Gedichtendag 2007 schreef Leonard Nolens de bundel Een fractie van een kus. 2007 is ook het jaar waarin Nolens de leeftijd van zestig jaar zal bereiken. Het verschijnen van de bundel en zijn verjaardag wordt gevierd met een speciaal poëzieprogramma. Tijdens deze avond lezen de dichters Dirk van Bastelaere, Bart Deckers, Anna Enquist, Stefan Hertmans, Rutger Kopland, Bart Meuleman, en Rogi Wieg voor uit eigen werk. Ook fêteren zij de jarige dichter met een speciaal voor hem geschreven gedicht. Nolens zelf zal lezen uit Een fractie van een kus, waarna hij zal worden geïnterviewd door Erik Menkveld. ■ Gedichtendag 2007. Donderdag 25 januari te 20u30, Arenberg Schouwburg, Arenbergstraat 28, 2000 Antwerpen. 8.50 €, cultuurcheques geldig. :: tickets & info :: 070 222 192 [emailprotected] ▲Donderdag 25 januari, van 19 tot 23 uur: Nederlands-Vlaamse Gedichtendag te Antwerpen. Poëzie-estafette van De Muzeval. Doorlopend optreden van 25 dichters die elkaar na zeven minuten aflossen, afgewisseld met twee uitvoeringen van dans op poëzie door dansgroep Mirium onder leiding van choreografe Marijke van Heddeghem, en akoestische muzikale intermezzo’s van Rudy de Smet (zang, gitaar) en van Suzie’s Back in Town (jazzgedichten/impressies met twee accordeons). De deelnemerslijst wordt meegedeeld en bijgewerkt op weblog http://www.muzeval.tk Organisatie: Stichting Pipelines vzw i.s.m. kunstkamers Indian Caps en Masereelfonds Antwerpen. Locatie: Galerie Indian Caps, Engelse Beurs 4 (bij Pottenbrug Minderbroedersrui, achter het standbeeld van Paul van Ostaijen. Entree: gratis. ■ ▲Op 25 januari 2007, Gedichtendag, organiseert het Vlaams Parlement in Brussel voor de derde keer Poëten in het Vlaams Parlement. Deze manifestatie staat in het teken van het vijfjarig bestaan van het poëzietijdschrift Het Liegend Konijn. Op die dag verschijnt er een erg omvangrijk themanummer rond "veranderlijk". 85 Nederlandse en Vlaamse dichters verlenen er hun medewerking aan. Zes dichters zullen tijdens Poëten in het Vlaams Parlement hun eigen gedichten uit Het Liegend Konijn voorlezen: Marc Boog, Tsead Bruinja, Charles Ducal, Luuk Gruwez, Peter Holvoet-Hanssen en Miriam Van hee. De jonge Vlaamse groep Yevgueni verzorgt het muzikaal gedeelte. De avond begint om 19u30 en wordt gepresenteerd door Kathleen Cools. De artistieke leiding berust bij Jozef Deleu. De toegang is gratis. Het Vlaams Parlement biedt alle aanwezigen een exemplaar van het themanummer van Het Liegend Konijn aan. ■ Locatie: Vlaams Parlement - zaal De Schelp - Hertogsstraat 6 - 1000 Brussel. Het aantal plaatsen is beperkt. Reservatie bij email. Surf naar www.vlaamsparlement.be ▲Zaterdag 27 januari, van 14 tot 17u. Jaarlijkse Open Gedichten Dag, drie uur gedichten en dichters, met gastoptreden van Kenny 'Kenias' Callens. Café Rood/Wit, Generaal Drubbelstraat 42 te 2600 Berchem. Alle info op www.boog.be ■ ▲Op zondag 28 januari 2007 om 20 uur stelt Roger M.J. de Neef zijn jongste bundel zelf voor in De Zwarte Panter, Hoogstraat 70-72-74 te Antwerpen. Voordracht uit het werk door acteur en poëziekenner Hubert Damen. Omdat is een uitgave van het PoëzieCentrum, Gent. ■ ▲Patricia Lasoen stelt haar dichtbundel Voor de tijd vatbaar Journées réservées (uitgeverij Litera Este) met tekeningen van Jan Vanriet voor op zaterdag 3 februari 2007 om 20u in galerie De Zwarte Panter, Hoogstraat 70-74, 2000 Antwerpen. De bundel wordt ingeleid door Guy van Hoof. ■ ▲Syncopes: tentoonstelling van nieuw werk van Luc Boudens. Galerie Punk’tum, Lange Leemstraat 94, 2018 Antwerpen. Opening op 1 maart. Bezoek www.lucboudens.com ■

20

▲Singhet ende weset vro wordt nog tweemaal opgevoerd: op zaterdag 3 en zondag 4 maart om 20u. KVS, Lakensestraat 146 te 1000 Brussel. Tijdig reserveren is aanbevolen: tel. 02-210.11.12, fax 02-210.11.05 www.kvs.be ■ ▲Tentoonstelling Massimo Polello, laureaat van de IXde Internationale Grote Prijs Kalligrafie 2006, in het Kasteel Gemeentehuis te Westerlo, van 30 maart tot 15 april. Opening: vrijdag 30 maart 2007 om 20 uur, in aanwezigheid van de kunstenaar. ■

Dit is exemplaar nr.

bestemd voor

De volgende aflevering verschijnt gedateerd 2 februari 2007. Indien u de Mededelingen verder wenst te ontvangen, gelieve uw bijdrage tijdig te storten op rekeningnummer 320 – 0084130 – 04 ten name van C. Lantsoght © Henri-Floris Jespers, Antwerpen, en de auteurs. © Illustraties : RodeS, Brussel.

1

Mededelingen van het Centrum voor Documentatie & Reëvaluatie Vierde jaargang, nr. 87

5 februari 2007

Redactiesecretariaat: Henri-Floris Jespers, Marialei 40, 2018 Antwerpen. [emailprotected]

2

Redactioneel Sinds het Paleis voor Schone Kunsten/ Palais des Beaux Arts als Bozar tweetalig in beide talen is geworden en de politieke partijen het nodig achtten een familienaam te vervangen door een merknaam, neemt de openbare vulgariteit kennelijk toe. Tijdens de nieuwjaarsreceptie van de N-VA draaide voorzitter Bart de Wever als dj Why don’t you get a job van The Offsprings voor prins Filip en droeg In the navy van The Village People op aan prins Laurent. De SP.A en Spirit oefenden kritiek uit op een mogelijk bezoek van koning Albert II aan Congo. Minister van Buitenlandse Zaken Karel de Gucht (VLD) – die niet aan zijn eerste blunder toe is – repliceerde: “Ik heb geen lessen in ethiek te ontvangen van een partij die dweept met Cuba”. Voor wie het niet meer weet: SP.A en VLD zijn coalitiepartners. Met dergelijke uitspraken, waardoor het symbolische kapitaal van een bezoek van het staatshoofd al bij voorbaat verkwanseld wordt, zal buitenlands het prestige van België ongetwijfeld toenemen en binnenlands de geloofwaardigheid van en het vertrouwen in de politieke klasse stijgen. Binnenkort wordt in België over de regeerders in de derde persoon gesproken, net zoals destijds gangbaar was in de landen van het reële socialisme. & De frontale aanval van Boelvaar Poef, het tijdschrift van het Louis Paul Boon Genootschap, op de wetenschappelijke editie van het Verzameld werk maakt verder rimpelingen. Het Vlaams kerstverhaal van Matthijs de Ridder wordt blijkbaar een vervolgverhaal. De Bende van de Stronk slaat verder dapper toe en spaart de adellijke Villalobars niet. Meer over die heilzame strubbelingen in letterenland in onze draagbare dossiertjes. & Niet alleen in Vlaanderen, ook in Nederland menen misdaadauteurs dat ze onbillijk behandeld worden door het Fonds voor de Letteren. Iin Hollands kwartier wijdde Jac. Toes een column aan dit oud zeer, die hier als “Vrije tribune” opgenomen wordt. ■

Necrologisch Hugo Van den Enden (Antwerpen, 27 juni 1938 – Gent, 23 januari 2007) Een klein berichtje in De Morgen van woensdag 24 januari 2007: professor emeritus Hugo Van den Enden is in de nacht van maandag op dinsdag overleden. 68.

3 Het bericht schokt me veel sterker dan ik had verwacht. Van den Enden was een van mijn proffen in de filosofie tijdens mijn studie wijsbegeerte aan de universiteit Gent in de jaren 1981-1984. Hij was promotor van mijn licentiaatsthesis. De meeste studenten hadden een bloedhekel aan Van den Enden. Hij deed dan ook geen enkele moeite om sympathiek over te komen. Zo "vergat" hij wel vaker op te dagen op afspraken met studenten, echt aardig in de omgang kon je hem niet noemen, hij liep ook altijd in een blauw waas van sigarettenrook te doceren - onbeleefdheden die geen docent zich vandaag zou kunnen veroorloven, en dat is maar goed ook. Van den Enden was een hoekig, weerbarstig man, iemand die nooit wilde behagen, tenzij dan door de scherpte van zijn inzichten, door de waarheid van zijn argumenten. En scherp was hij. De reeks colleges die ik in die jaren bij hem volgde over Der Einzige und sein Eigentum van Max Stirner behoren tot de grondigste, diepzinnigste en onvergetelijkste filosofielessen die ik ooit heb gehad. Van den Enden dacht als een drilboor: hij dacht stellingen en theorieën meedogenloos door, tot in hun verste consequenties, tot in hun diepste contradicties, tot in hun finale ongerijmdheden. Terwijl vele van zijn Gentse collega's zich maar wat amuseerden in frivole subdisciplines als formele logica en wetenschapsfilosofie, dacht Van den Enden bij voorkeur na over concrete mensen in extreme maar realistische situaties - zoals uit zijn publicaties over zelfmoord en euthanasie ook blijkt. Hij aarzelde niet om het filosofische denken schaamteloos te psychologiseren - een doodzonde in de ogen van vele vakbroeders en -zusters - en hij gaf geen bal om de academische obsessie met zogenaamd wetenschappelijke publicaties: Van den Enden schreef in die jaren veel liever verslagen over motorcrosswedstrijden in De Morgen... Hij was een van de meest onacademische academici die ik ooit heb ontmoet. Ik denk aan hem terug als een ontzettend scherpzinnig en eigengereid man, iemand die zich nooit liet intimideren door reputaties of posities, die wars was van elk groepsgedrag of -gevoel, iemand die verbluffend eloquent doceerde ook, en iemand voor wie de dood niet alleen iets was om filosofisch over na te denken, maar ook een werkelijkheid die hem in zijn persoonlijke leven meermaals van heel dichtbij heeft aangestaard. Ik heb de laatste twintig jaar geen contact meer met hem gehad, maar nu hij er ineens niet meer is, schrik ik. Van den Enden is een van de laatste mensen geweest die ik echt heb bewonderd. Om zijn vlijmende verstand en zijn eigengereidheid. Om zijn lef en zijn formuleerkracht. Om zijn rusteloze intellectuele zoektocht naar wat het betekent een waardig leven te leiden en er waardig mee op te houden. Ik hoop dat dat laatste hem nu is gelukt. Frank ALBERS ▲Hugo van den Enden studeerde Germaanse filologie en Wijsbegeerte aan de Gentse universiteit. In 1964 werd hij assistent (van Jaap Kruithof), in 1991 hoogleraar. Hij doceerde decennialang vakken zoals Inleiding tot de Moraalwetenschap, Medische en Bio-ethiek en Studie van de Ideologieën. Hij kreeg vooral bekendheid om zijn engagement in de Vlaamse Vereniging voor Recht op Waardig Sterven. Hij was voorzitter van de subcommissie euthanasie die deel uitmaakte van het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek. Ook bij vzw De Maakbare Mens speelde professor Hugo van den Enden een belangrijke rol. (De Maakbare Mens wil het brede publiek kritisch en correct informeren over de medische en biotechnologische ontwikkelingen en de ethische vragen die zich daarbij stellen.) Verder was hij onderlegd in sociale psychologie. Tot zijn interesses behoorden ook Albert Camus, Goethe en

4 Wagner. Kunst passioneerde hem, zo gaf hij graag gidsbeurten in verschillende Europese musea. Hugo van den Ende publiceerde o.m. Abortus, pro en contra (1971 en Ons levenseinde humaniseren. Over waardig, sterven en euthanasie (2004) Brussel, VUB Press. Hij was editor van Marxisme van de hoop – hoop van het marxisme? Essays over de filosofie van Ernst Bloch (1980 en van Dwarsdenken. Omtrent Jaap Kruithof (1989). Bij zijn emeritaat werden een aantal opstellen en lezingen van prof. dr. Hugo van den Enden gebundeld onder de titel Op het scherp van de rede; veertig jaar kritisch denken (2003). In zijn woord vooraf schreef Etienne Vermeersch dat er sinds de jaren zeventig een Gentse filosofische school zich heeft geprofileerd, waarvan Van den Enden ontegensprekelijk een vertegenwoordiger was. Als antwoord op de vraag wat de wezenskenmerken van die school zijn, gaf Van den Enden een duidelijk antwoord: Wel ik denk dat het eerste is dat wij wijsbegeerte willen bedrijven niet in een ivoren toren, niet puur academisch, met abstracte spelletjes, maar dat wij steeds de wijsgerige reflectie wilden vertalen naar actuele relevante maatschappelijke vraagstukken. Dat is één. Een tweede kenmerk van onze groep is dat wij kritische, en uiteraard ook vrijzinnige, rationalisten zijn. Dat wij voorbeeld willen geven in ons onderwijs en publicaties aan onze studenten en aan ons publiek hoe men door gebruik te maken van de rede, en uitsluitend van de rede, aan kritische analyse van vraagstukken kan doen. We zijn geen cultuurpriesters of propagandisten of dominees, het gaat niet om het debiteren van waarden en normen, al doen we dat natuurlijk ook want niemand is neutraal, maar het gaat erom de argumentaties, de funderingen, kritisch, analytisch te ontleden. Altijd met het oog op een zo ruim mogelijk publiek. En dat zit helemaal haaks op de evolutie die ik zeer betreur en die nu eigen is aan deze universiteit, dat men mensen pousseert om enkel nog vakidiote specialistische artikeltjes in internationale vaktijdschriften te publiceren. Dat noem ik altijd collectieve masturbatie, dat zijn zeventien mensen die mekaar heel de tijd citeren, en dat wordt dan beschouwd als een spin off van het systeem die internationaal is, die respectabel is, en het is natuurlijk ook zo dat op dit ogenblik zelfs het aantal doctoraten en het aantal specialistische, zogenaamde A1 publicaties, een rol spelen in de betoelaging van de universiteit. Dat leidt ertoe dat we specialisten krijgen en geen intellectuelen. Een intellectueel is voor mij iemand die op kritisch rationele basis, maatschappelijk relevante en actuele vraagstukken benadert en die een rol te vervullen heeft van maatschappelijke dienstverlening. Ik vind mijn voordrachten, ik vind mijn vlotte artikels naar de buitenwereld toe, zo ruim mogelijk publiek, veel belangrijker dan bijdragen in internationale specialistische vaktijdschriften. En ik denk dat dat een duidelijk kenmerk is onder meer van mensen als Vermeersch en ook daarvoor, als Jaap Kruithof, en ik betreur dat dat nu zelfs bij wijze van spreken verboden wordt, want wanneer je als professor u bezig houdt met die maatschappelijke dienstverlening, maar niet die specialistische artikeltjes schrijft, dan wordt je niet bevorderd, dan krijg je een slecht rapport, dan wordt je slecht geëvalueerd. Dus ik heb de huidige evolutie van deze universiteit zeer hoog zitten. ■

Gustave Breugelmans (Hove, 7 december 1930 – Brasschaat, 27 januari 2007) Op de rouwbrief staat een uitspraak van Rabindranath Tagore te lezen: “Mijn laatste groet is voor hen die mij in mijn onvolmaaktheid kenden en lief hadden”. Staf Breugelmans en zijn vrouw Flora hebben een droevige eindejaars meegemaakt: ieder apart, ieder noodgedwongen apart – in het ziekenhuis dan. En toen Staf dan eigener wil terug thuis was, in de hem vertrouwde, dierbare omgeving, werd door een noodlottige val abrupt een einde gemaakt aan een welbesteed aards bestaan. Diamanthandelaar en mecenas Gustave Breugelmans jr behoorde tot een generatie die het vanzelfsprekend vond (en vindt) aardse goederen ook aan te wenden voor andere dan louter persoonlijke doeleinden. Hiervan getuigt zijn engagement binnen de Orde van Malta, de Orde van den

5 Prince, de Lions Club, de socio-club van Beerschot. Hiervan getuigt zijn engagement binnen de culturele sector. In de prille jaren zeventig van vorige eeuw volgde hij Jef Denkens op als voorzitter van de privé-club VECU (Vereniging voor Europese Cultuuruitwisseling) en droeg aldus – bijgestaan door een hechte equipe die hij wist te begeesteren – tot de schepping, activering en bestendiging van een voor dat tijdsgewricht verbluffend geschakeerd cultureel klimaat in de Scheldestad. Kunstkenner Staf Breugelmans, bijgestaan door o.m. Nic van Bruggen, organiseerde er memorabele tentoonstellingen, concerten en lezingen. Uitgevers stelden er hun nieuwe boeken voor, en al wie in de letteren iets te betekenen had (of beloofde te betekenen) was bij een of andere gelegenheid te gast in de club. Europese cultuuruitwisseling was daarbij geen ijdel woord. Niet alleen buitenlandse schilders waren te gast in Antwerpen, maar ook boegbeeld der Nederlandse letteren Harry Mulisch, internationaal vermaarde journalisten als André Fontaine, hoofdredacteur van Le Monde, de beroemde assisenpleiter Jacques Isorni, de toonaangevende criticus Max-Pol Fouchet of de historicus van het maniëristische schilderkunst Gustav René Hocke – om er hier slechts enkele te noemen. Schilderkunst, literatuur en muziek – drie aspecten van Staf Breugelmans persoonlijkheid. Hij was in de positieve betekenis van het woord een eclecticus. Hij was een liefhebber van de koude abstractie, de koele en onpersoonlijke hard-edge die het accent legt op de (wissel)werking van contrasterende kleuren en collectioneerde dan ook met een feilloze smaak werken van bijvoorbeeld Guy Vandenbranden. Maar hij kon evengoed de lyrische abstractie waarderen of het figuratieve werk van de destijds opkomende en inmiddels geconsacreerde Jan Vanriet, wiens talent hij meteen onderkende. De gevestigde waarde en het jonge talent werd door Staf Breugelmans met evenveel vanzelfsprekende egards behandeld. Hij was immers geen kunstsnob, maar een man die in zijn binnenste een waar esthetisch genot schiep in de stille ervaring van de onuitputtelijke wereld der vormen. Spontaan, zonder grote woorden – eerlijk. Staf las veel (en goed). Hij koesterde een grote bewondering voor zijn boezemvriend Hugues C. Pernath (1931-1975), die de cyclus De rimpels van augustus (1971) aan zijn vrouw Myra en aan zijn vriend Gustave B. opdroeg: Tussen de onbegrepen grenzen Van mijn geweten, ligt mijn spiegelbeeld Rimpelend in augustus, En in de waas van veertig jaren Blijf ik over met mijn vrouw en mijn vriend Die mij ongewroken ondergaan en bevrijden Uit de klemmen van mijn alleenspraak alleen. Staf was een jazzliefhebber en -kenner. Paul Ambach, Jack van Poll en Toots Thielemans waren dan ook geregeld te gast tijdens intiemere optredens of op de haast legendarische zomerfeesten in de VECU, dit merkwaardige conglomeraat waarvan het verhaal (en de invloed) toch eens geboekstaafd zal moeten worden. Mede als al te begrijpelijke compensatie voor bepaalde traumatische aspecten van zijn familiale geschiedenis die hem blijvend tekenden, was Staf niet afkerig van enige geruststellende officiële erkenning. De bewuste Vlaming die zich binnen de Alliance française verdienstelijk maakte, was niet

6 weinig trots (en terecht) op zijn ridderschap in de door Napoleon ingestelde orde van de Palmes Académiques van de Franse Republiek. Vanitas vanitatum, omnia vanitas. Jawel. En dat wist hij wel. Dezer dagen gingen mijn herinneringen naar de tien jaar dat wij kameraadschappelijk mochten samenwerken, naar de vrienden uit die tijd die ons talrijk ontvallen zijn; dezer dagen gingen mijn innige gedachten naar zijn geliefde vrouw Flora, naar zijn broer Jules en zijn schoonzuster Margot, naar allen die Staf in zijn onvolmaaktheid inderdaad kenden en lief hadden. Want het gaat om dat laatste, zoals door Paulus betoogd in zijn eerste brief aan de Corinthiërs (13: 1-3): Al ware het, dat ik de talen der mensen en der engelen sprak, en de liefde niet had, zo ware ik een klinkend metaal of luidende schel geworden. En al ware het, dat ik de gave der profetie had, en wist al de verborgenheden en al de wetenschap, en al ware het, dat ik het geloof had, zodat ik bergen verzette, en de liefde niet had, zo ware ik niets. En al ware het, dat ik al mijne goederen tot onderhoud der armen uitdeelde, en al ware het, dat ik mijn lichaam overgaf, opdat ik verbrand zou worden, en had de liefde niet, zo zou het mij geen nuttigheid geven. Henri-Floris JESPERS

Windroos, windhoos Vrij zijn Bedrieg je jezelf als je hardnekkig tracht je eigen weg te gaan? Ja, omdat je eigenlijk nooit jezelf voldoende kent! Neen, omdat je kordaat moet weigeren de richting van je weg te laten bepalen door de anderen! Maak dus een balans van ja en neen. Leer zoveel als mogelijk van iedereen, maar verloochen nooit jezelf en draag vooral geen maskeradepak om te behagen of om te misleiden! Rik LANCKROCK

Draagbare dossiertjes Boon: Hun kleine oorlog gaat ons ook aan ▲In Boelvaar Poef wordt door Arne op de Weegh kordaat gesteld dat het Verzameld werk van Louis Paul Boon verzorgd wordt door mensen die het vak niet verstaan en dat dit project dus onmiddellijk dient te worden stilgelegd (cf Mededelingen nr. 87 de dato 18 januari 2007, pp. 12-13).

7 Op de Weegh klinkt wel resoluut en onderbouwd, maar is het niet. Als men er al in slaagt om zijn tekst helemaal te lezen en men zou het nog eens doen en nog eens en vervolgens ook alles controleren, dan kom je uit bij een hoop gezwans en drie punten die overeind blijven, waarvan de editeurs er trouwens twee al hadden ontdekt en de derde een zeer vervelende misdruk is. Die punten zijn bovendien alles behalve fundamenteel. Belangrijker is dat je geen ingewijde moet zijn in de mysteriën van het Boon-onderzoek en daarbij horende netwerken en belangen om met redelijke zekerheid te mogen veronderstellen dat Op de Weegh de spreekbuis is van mensen die hem welwillend influisteren en daarbij flink helpen bij zijn huiswerk. Wat er ook van zij, vernomen werd dat een zeer lang verweer verschijnt als recht op antwoord in de eerstkomende aflevering van Boelvaar Poef. De aantijgingen van Op de Weegh kregen meer weerklank dan ze verdienen. Ondertussen klom Matthijs de Ridder in de pen: In Knack van 17/1 wordt bericht over wat een ‘bom’ onder het Verzameld werk van L.P. Boon heet te zijn. De berichtgever van dienst volstaat met het geven van een paar van de meest opmerkelijke citaten, zonder er verder diep op in te gaan. Dat valt hem ook moeilijk kwalijk te nemen. Er is namelijk kop noch staart te krijgen aan het artikel van de criticaster. Wat er onder alle warrigheid nog aan argumenten valt te ontwaren, is pure laster, zodat de ‘bom’ toch niet veel meer is dan een natgeregend rotje. Schelden is overigens een techniek die gerekend mag worden tot het standaardrepertoire van Boelvaar Poef, sinds jaar en dag de speeltuin van een tweetal uitgerangeerde academici, een gefrustreerde verpleger en een overbetaalde werkvolkvertegenwoordiger. Het Genootschap verdient een beter ledenblad. De Boonliefhebber heeft geen boodschap aan dergelijke zure oprispingen. Misschien wordt het daarom tijd om terug te keren naar de tijden van De Kantieke Schoolmeester, toen Boonliefhebbers en -deskundigen verenigd waren in één groot Booncollectief. Na het slaan kwam het zalven. Vrijdag 19 januari ontvingen we volgend schrijven: Geachte lezers van Boelvaar Poef en leden van het L.P. Boongenootschap, In het ledenblad van het Boongenootschap is er een frontale aanval gepleegd op het Verzameld werk van Louis Paul Boon. Deze keer betrof het niet de uitvoering van de boeken, of de prominente aanwezigheid daarin van de onderzoeksresultaten van het L.P. Boon-documentatiecentrum, maar het project als geheel. Het Verzameld werk is een schande en de bezorgers ervan zijn onnozelaars, luidt de beschaafde samenvatting. Het is onderhand geen verrassing meer dat de vruchten van ons onderzoek op hoongelach worden onthaald in de katernen van Boelvaar Poef. Normaalgesproken laten we die kritiek zelfs links liggen, maar nu hebben we de indruk dat er een punt is bereikt, waarop onze poging om het werk van Boon met toegankelijke, heldere en verantwoorde edities onder de aandacht te brengen van een zo groot mogelijk publiek, last begint te krijgen van de voortdurende tegenwerking van enkele mensen die Boelvaar Poef gebruiken als uitlaatklep. Boon is een belangrijke schrijver en ruzies in Boonland krijgen altijd weerklank in de media, zoals al bleek uit Knack van 17 januari. We hebben ondertussen omstandig gereageerd op de aantijgingen van Arne op de Weegh. Wie daar echt in geïnteresseerd is, verwijzen we naar het eerstvolgende nummer van Boelvaar Poef. In het kort komt het erop neer dat de schrijver van het artikel zich vooral heeft vastgebeten in de terminologie en niet geïnteresseerd blijkt te zijn in wetenschappelijk verantwoorde uitgaven die een groot publiek kunnen bereiken. Een en ander is gemakkelijk te weerleggen, maar het vergt heel veel negatieve energie om daarmee om te gaan. En die energie steken we liever in het maken van goede boeken. Voor ons komt deze aanval ook op een vreemd moment. Sinds het aantreden van de nieuwe voorzitter, Willem Roggeman, zijn er enkele pogingen ondernomen om de banden weer wat aan te halen. Dat leek ons een logische stap aangezien het wenselijk is dat de Boonstudie en de Boonliefhebbers zo goed mogelijk op elkaar afgestemd zijn. De wisselwerking tussen mensen die enthousiast zijn over het werk van Boon en mensen die dagelijks studie doen naar zijn oeuvre kan zeer vruchtbaar zijn. Het bewijs van deze stelling is overigens al eens geleverd. In de tijd van De Kantieke Schoolmeester bloeide de Boonstudie als nooit tevoren. We nemen aan dat de meeste leden van het Boongenootschap met plezier terugdenken aan deze

8 periode en dat zij eigenlijk niets liever zouden willen dan dat het geruzie eindelijk eens ophoudt en dat zij weer eens iets constructiefs te lezen krijgen. Welnu, dat kan. Deze brief is bedoeld als uitnodiging en als intentieverklaring. Wij verklaren dat we de intentie hebben om deel uit te maken van en zelfs constructief bij te dragen aan een grote Boonvereniging, waarin op een vriendelijke en opbouwende manier wordt gewerkt aan het in de belangstelling brengen van het werk van Louis Paul Boon. Deze brief is dus een uitnodiging aan het positieve deel van het L.P. Boongenootschap om te gaan werken aan een eensgezind Genootschap met een goed ledenblad, boeiende (jaar)boeken en interessante activiteiten. Wat dacht u bijvoorbeeld van een exclusief boekje over het allervroegste werk van Boon, inclusief een fragment uit de verloren gewaande roman ‘Waar de spoorbaan komen zal’? En wie zou er niet graag kennis willen maken met een vroege versie van de Ondineroman en met een deel van het typoscript van De Kapellekensbaan? Er is genoeg interessant materiaal dat we met de enthousiaste Boonlezer willen delen. Er zijn ongetwijfeld ook genoeg enthousiaste Boonlezers die dit soort publicaties verkiezen boven de zoveelste ruzie. Laten we er daarom samen voor zorgen dat deze grote vereniging er komt. Laten we ervoor zorgen dat we straks als De Vrienden van De Kapellekensbaan op een positieve manier in alle media terechtkomen. We hopen veel positieve reacties van u te mogen ontvangen en dat we u ooit in betere omstandigheden zullen tegenkomen. Tot die tijd verblijven we met de grootste hoogachting, L.P. Boon-documentatiecentrum / Universiteit Antwerpen Vakroep Nederlands Universiteit Gent Uitgeverij De Arbeiderspers Erven L.P. Boon. Naar verluidt is op de circulaire al een aantal reacties gekomen van mensen die een nieuw genootschap volledig zien zitten en het flauwe geruzie meer dan zat zijn. Dat kan resulteren in een nieuwe Boonvereniging met een tijdschrift of jaarboek “waarin weer eens echt van gedachten gewisseld kan worden en waardoor kritiek een positieve uitwerking kan krijgen”, aldus een zegsman. ■

“De Benno Barnards van deze wereld” ▲In Een Vlaams kerstverhaal (Mededelingen, nr. 85 de dato 3 januari 2007, pp. 1-5) haalt Matthijs de Ridder uit tegen de zelfverklaafde “kosmopoliet, dichter en nadenker” Benno Barnard die “zonder veel historische kennis” maar met des te meer bespottelijke arrogantie het niet kan laten, telkens de gelegenheid zich aandient, een perfide karikatuur op te hangen van de Vlaamse beweging en een eigen brouwsel van de Belgische geschiedenis te serveren. Op de geschiedkundige fata morgana’s van Barnard werd ook gewezen in Wij – kosmopolieten, dichters, nadenkers… (Mededelingen, nr. 85 de dato 3 januari 2007, pp. 5-7). De wekelijkse column van Barnard in Knack van 10 januari 2007 (p. 75) moet dienst doen als repliek. Ik ben binnen gehoorsafstand van de Vlaamse beweging opgegroeid. Ik heb belangrijke vertegenwoordigers van die beweging van zo nabij gekend dat ze meer dan levensgroot waren. Pater De Sutter sprak ik met ‘nonkel Ignace’ aan, de dichter Van Wilderode als ‘nonkel Anton’. Barnard poneert dat hij wel verstand van geschiedenis heeft – en bewijst meteen met een warrige kromredenering de onzindelijkheid van zijn inzichten: Ik beken dat ik weerzin voel jegens de Vlaamse beweging, die in mijn ogen vooral rechts, bekrompen, Waalsvijandig en xenofoob is; maar dat neemt niet weg dat ik in velerlei teksten heb gewezen op de noodzaak van de Vlaamse (en Waalse) arbeidersemancipatie honderd en ook nog vijftig jaar geleden. Moeten we nu in koor het schrander historisch inzicht bejubelen van Barnard, die “belangrijke vertegenwoordigers” van de (rechtervleugel van de) Vlaamse beweging met ‘nonkel’ aansprak, omdat hij post factum zijn welwillende en doorluchtige goedkeuring hecht aan de Vlaamse (en Waalse, jawel) arbeidersemancipatie? En moeten we nu aarzelen tussen kwade trouw of gebrek aan historisch inzicht of zelfkennis wanneer Barnard zich als volgt portretteert: Mijn opinies zouden in de jaren tien en twintig niet heel verschillend zijn geweest van de opvattingen van die de kritische wereldburger en bewuste flamingant Paul Van Ostayen erop nahield.

9 Matthijs de Ridder (in Knack van 24 januari, p. 125) gewaagt terecht van een “onwaarschijnlijke uitspraak” en van “grootdoenerij”. (Tussen haakjes: net zoals in fascistisch Italië het gebruik van “Lei” of “Voi” een duidelijke connotatie had, zo ook de spelling van de naam van de dichter van Het Bordeel van Ika Loch. In een brief aan Maurice van Essche wordt het in 1920 duidelijk gesteld: “ P.S. Prière d’imprimer: Paul van Ostaijen. – Le grand V et le y sont absolument belges.” Drie jaar later zou hij Michel Seuphor terechtwijzen: “P.S.: Paul van Ostaijen (van wordt in ‘t nederlandsch klein geschreven in ’t frans en ’t belgies groot.” BB is inderdaad een consequent lid van de raad van bestuur van B Plus.) Matthijs de Ridder wijst op “een pijnlijk soort dogmatisme” dat Barnard “in zijn geheel typeert” en stelt terecht dat: …schermen met oude bekenden en verwantschap tussen uzelf en een gecanoniseerde dichter volstaat niet als verweer tegen de aantijging dat u een karikaturale antinationalist bent. Barnard, die naar eigen zeggen wel verstand van geschiedenis heeft, wordt de les gespeld: Ik geef hem […] een pak op zijn lange broek omdat hij een zeer bedenkelijk tekstje heeft geschreven, dat hij zelf omschrijft als polemiek, maar dat die naam natuurlijk niet waardig is.1 Een polemiek is een scherp geformuleerde mening. Barnards bijdrage aan de literaire poot van 0110 was een ongefundeerde aanval. Maar Barnard mag dat doen, want zijn vader kende zowel ‘nonkel Anton’ als ‘nonkel Ignace’. Niet dat we Pappa Barnard moeten verdenken van bedenkelijke politieke sympathieën. Nee, ‘[dat] had niets met politiek te maken, maar alles met theologie en poëzie’. Ik mag dan wel jong zijn, maar wat ik heel zeker weet, is dat theologie en poëzie in die tijd en zeker bij deze heren alles met politiek te maken hadden. Of nog sterker: theologie, maar vooral poëzie bestond voor hen niet zonder politiek. Dichtkunst zonder inhoud was ijdel tijdverdrijf. Ceterum censeo: BB’s columns dragen niet bij tot welk intellectueel debat ook. Ze gaan slechts over BB. ■

Vrije tribune Beoordelingsnormen Letterenfondsen op de schop In De Volkskrant van 10 januari jl. geeft Jacob Vis aan het Fonds van de Letteren de tip om het etiket 'literair' te laten vallen. Aanleiding: de ondoorzichtigheid van de criteria die het Fonds hanteert bij de subsidietoekenning aan auteurs en vooral het opvallende verschijnsel dat misdaadauteurs daarbij chronisch buiten de boot vallen. Mijn eerste kennismaking met vertegenwoordigers uit de literaire wereld sluit hier naadloos bij aan: een lokale - maar wel literaire - auteur had begin jaren negentig een culturele kring in Arnhem opgericht. Met een biertje in de ene en een jonge jenever in de andere hand heette hij ons, misdaadschrijvers, welkom. Meteen werden we ingewijd in de lucratieve kant van het literaire auteurschap: de vele prijzen waarop hij bijna elke dag kans maakte (het waren er toen al meer dan driehonderd), de schnabbeltjes in het lezingencircuit en vooral de staatssubsidie die hem elk jaar door het Fonds voor de Letteren in de schoot werd geworpen. Maar júllie jongens, hoe redden jullie je nou?' was ten slotte zijn collegiale vraag. Júllie jongens… Tja, hoe deden wij dat nu? Wij misdaadromanciers, de anderen, de barbaren, wij met onze anderhalve prijs en die drie vierkante centimeter recensies per week? 'Wij werken voor ons geld,' antwoordden we. En tegelijk vroegen we ons hardop af hoe hij het überhaupt niet zou kunnen redden in die literaire wereld, waar meer mensen bezig waren zijn boeken te financieren dan ze te lezen. Dit omineuze gesprekje symboliseerde de positie van de Nederlandstalige misdaadauteurs: een slag apart dat zich zelf maar moet zien te bedruipen. Zodra er één de euvele moed heeft om bij het Letterenfonds aan te kloppen, gaat de deksel met een ferme klap op de subsidiepot. Het Fonds negeert daarbij de kwalitatieve ontwikkeling die de Nederlandstalige misdaadroman in de laatste twintig jaar heeft ondergaan met een ijzige, niets(ont)ziende glimlach. Het Fonds houdt zich halsstarrig blind voor de gegeven dat er inmiddels Nederlandstalige misdaadromans worden uitgegeven die uit veel meer bestaan dan het ééndimensionale plotlijntje van daad naar dader. Het Fonds negeert eveneens dat de Nederlandstalige misdaadroman inmiddels een gewild exportproduct is geworden. 1

Opgenomen in Wij – kosmopolieten, dichters, nadenkers… (Mededelingen, nr. 85 de dato 3 januari 2007, pp. 5-7).

10 Het Fonds financiert bij voorkeur, zoals hoogleraar Lisa Kuitert al enkele jaren geleden vaststelde, subsidieauteurs die subsidieproza schrijven in en voor een subsidiereservaat. Met als gevolg dat er miljoenen gaan naar schrijvers van wie je naderhand je nooit meer iets hoort, en boeken die even onleesbaar als onverkoopbaar blijken. Bij het wat minder rigide zusje, het Nederlands Literair Vertalingen- en Productiefonds, hebben ze dat beter begrepen. Daar doet men sinds enkele jaren pogingen om de glazen muur te slechten waarop misdaadromanciers stuklopen. Zo hebben ze daar een promotiebeleid ontwikkeld om GoudenStropwinnaars in het buitenland aan de man te brengen. Daarnaast is er een begin gemaakt met het subsidiëren van vertalingen van Nederlandse misdaadromans. Mondjesmaat, dat wel (en dan moet er bij voorkeur 'literaire thriller' op het oorspronkelijke omslag staan), maar de oogkleppen zijn in ieder geval opengezet. Helaas zijn ook de daar gehanteerde kwaliteitscriteria net zo onhelder en algemeen als Jacob Vis ze bij het Letterenfonds aantrof. Ook daar beperkt men zich vage kreten als 'stijl', 'inhoud' en 'overtuigingkracht', een bewijs van onmacht dat al die vakkundige, ervaren en belezen beoordelaars toch onwaardig is. Een welomschreven beoordelingsmodel zou niet alleen voor de controleerbaarheid van hun beslissingen een zegen zijn, maar ook voor hen zelf een prettig houvast vormen. Tot zover ben ik het eens met Jacob Vis. In zijn laatste alinea's presenteert hij echter enkele alternatieve criteria als handvat voor subsidietoekenning: 'plezier bij het lezen', 'goede kwaliteit' en of het gelezen werk 'een aanrader is'. Ja, daar zet hij de valkuil weer wagenwijd open die hij nu juist wilde dichtgooien. Deze criteria zijn minstens zo subjectief, onhelder en voor selectieve toepassing vatbaar als die van de Fondsen. Toegegeven, het blijft een moeizame materie. Elke leerling in Nederland weet immers hoe je een leraar Nederlands de mond kan snoeren: gewoon vragen wat literatuur nou precies is. En de toepassing van die literaire criteria is ook razend lastig. Dat was al de conclusie van Herman Franke toen hij een jaar geleden de lezers van De Volkskrant te hulp riep om het onderscheid tussen lectuur en literatuur zo eerlijk en concreet mogelijk onder woorden te brengen. Toch resulteerde die oproep in een verzameling opmerkelijk gedetailleerde en diepgaande criteria, bij elkaar gedacht en beredeneerd door een twintigtal gelouterde en in ieder geval enthousiaste lezers/auteurs (Het verschil met hap, snap, snack – De Volkskrant, 30 december 2006). Ik stel voor dat de subsidiërende Fondsen een gelijksoortige poging ondernemen om hun huidige modderige beoordelingssysteem te vervangen door een stel transparante en samenhangende normen die wél geworteld zijn in de maatschappelijke werkelijkheid. Roep daarvoor een groep ervaren en enthousiaste lezers in het leven, variërend van professorale zwaargewichten tot huis-tuin-enkeukenlezers, die verstand hebben van alle genres, inclusief de misdaadliteratuur. Geef die de opdracht te omschrijven wat wel en niet subsidiabel is en waarom (desnoods op 'literaire' gronden). Natuurlijk zal bij elk oordeel een zekere subjectiviteit een rol spelen maar je voorkomt zo in ieder geval dat hele genres worden uitgesloten van deelname aan het subsidiesysteem. Jac. TOES ▲Jac. Toes (Den Haag, 4 oktober 1950) verhuisde op 12-jarige leeftijd naar Arnhem en sindsdien heeft hij in die stad of er vlakbij gewoond. Een rusteloze jeugd werd gevolgd door een nog woeligere carrière als matroos in de binnenscheepvaart. Later werd hij student in Nijmegen waar hij in 1976 afstudeerde in Nederlandse Literatuur en Algemene Taalwetenschap. Vanaf 1973 was hij met tussenpozen en parttime werkzaam als docent Nederlands op verschillende lycea. In 1980 richtte hij de Arnhemse Stadsradio, een zendstation dat zich in eerste instantie op actievoerders en ander ongeregeld volk richtte en later een wat gematigder publiek bereikte. Daar presenteerde hij onder andere Geronnen bloed, een programma over nieuwe en oude thrillerliteratuur. Tot 1984 was hij daar verslaggever en presentator, gevolgd door een jaar waarin hij algemeen assistent bij een advocatenbureau was. In 1993 debuteerde hij met Dubbelspoor, dat zich afspeelt in de roerige wereld van ex-krakers en actievoerders die de rekening van een uiterst gewelddadig verleden krijgen gepresenteerd. Deze roman werd genomineerd voor de Gouden Strop. Ook het een jaar later verschenen De afrekening werd genomineerd. Sinds 1995 heeft Toes het leraarschap vaarwel gezegd en schrijft hij uitsluitend misdaadliteratuur, korte verhalen en filmscenario's. In 1997 verscheen Fotofinish, een 'psychologische actiethriller' waarmee Toes in 1998 de Gouden Strop won. Toes doet veel research: zo drong hij voor Coup Zéro diep door in de illegale casinowereld en de financiële manipulaties ter plekke. Daarna bezocht hij enkele malen Argentinië om er De vrije man te schrijven, de eerste Nederlandse tangothriller. In januari 2006 verscheen De kleine leugen (De Geus), een geëngageerde misdaadroman waarin Nederlandse politiediensten het dierenrechtenactivisme gebruiken als proeftuin voor de strijd tegen het terrorisme. ■

Misdaad loont

11 ▲De verkiezing voor de Zilveren Vingerafdruk was ook dit jaar weer een succes. Meer dan 3.200 mensen brachten hun stem uit op hun favoriete thriller. Tijdens een feestelijke bijeenkomst in het Foam fotografiemuseum te Amsterdam werd op 25 januari 2007 de publieksprijs overhandigd aan de auteur van de beste thriller 2006. Genomineerd waren na een spannende voorverkiezing, in alfabetische volgorde: Dan Brown (De Delta deceptie), Michael Connelly (De Lincoln-advocaat), Arnaldur Indridason (Koudegolf), Henning Mankell (Voor de vorst), Karin Slaughter (Triptiek) en Esther Verhoef (Rendez-vous) Nog nooit waren de meningen van de kenners zo verdeeld, nog nooit ging het aantal stemmen ten gunste van de koplopers zo gelijk op. Maar uiteindelijk tekenden de contouren van de winnaar zich steeds scherper af. Voor het eerst in de geschiedenis van de Zilveren Vingerafdruk, die zijn vijfde editie beleefde, werd een Nederlandse thriller door het publiek aangewezen als de beste thriller van het jaar. Eerder wonnen bekende internationale schrijvers als Nicci French (2x), Dan Brown en Henning Mankell. Ditmaal was het Esther Verhoef (Diamanten Kogel 2005) die met de eer ging strijken. De stemmen van het publiek werden, in afgeronde percentages, als volgt toegekend: 1. Esther Verhoef (27.5 %) 2. Henning Mankell (21.1 %) 3. Karin Slaughter (19.2 %) 4. Michael Connelly (15.2 %) 5. Arnaldur Indridason (12.8 %) 6. Dan Brown (4.2 %) De in Frankrijk wonende winnares Esther Verhoef kreeg in het bijzijn van collega-auteurs, uitgevers, Crimezone-recensenten en vertegenwoordigers van de pers De Zilveren Vingerafdruk uitgereikt, een fraaie plaquette in zwart, rood en zilver. ■ ▲Op 3 februari start de KRO met de serie van de detective Murder City (serie 2). In deze serie wordt humor gecombineerd met de harde werkelijkheid van complex moordonderzoek. De sterke en methodisch werkende Detective Chief Inspector Susan Alembic (Amanda Donahoe) en haar onorthodoxe collega Luke Stone (Kris Marshall) ontrafelen samen met hun team allerlei schijnbaar onoplosbare moordzaken. Amanda Donahue was eerder te zien in The Madness of King George en in de serie L.A. Law. Kris Marshall speelde o.a. in Love Actually, Iris en in de serie My Family. ■ ▲Al Pacino speelt een rol in de verfilming van een boek van thrillerauteur Stan Lauryssens. Ongelooflijk maar waar, zowel de vakbladen Variety en The Hollywood Reporter als The New York Times bevestigen dat Al Pacino onlangs het contract heeft getekend om de rol van Salvador Dali te vertolken in de Hollywood-film Dali & I: The Surreal Story gebaseerd op het gelijknamige boek.■ ▲De productiemaatshappij van Rob Houwer heeft de verfilmingsrechten verworven van alle negen bestaande en toekomstige Max Winter-thrillers van auteur Felix Thijssen. Dat heeft de uitgever van de thrillers, Sijthoff, gisteren bekend gemaakt. Thijssen schreef eerder film- en tv-scenario’s, onder meer Unit 1. Hij publiceert nu de Max Winter mysteries met in de hoofdrol de privédetective Max Winter en diens assistente CyberNel. Rob Houwer maakte Nederlandse films als Turks Fruit en Grijpstra & De Gier. Het diepe water (Diamanten Kogel 2006) van Felix Thijssen wordt Houwers tweede thrillerverfilming en hij produceert daarmee voor het eerst exclusief voor de televisie. ■

Televisioneel Vanaf 4 januari loopt op één in ‘Het leven zoals het is’ Baksteen in de maag, het wel en wee van bouwers en verbouwers. Sinds donderdag 25 januari volgen we nu ook ene Bart Castelein, door de programmamakers als volgt geportretteerd: Bart is een groene gozer in hart en nieren, en wil zijn oude huisje ecologisch verbouwen. Hij baat een speciale woonboot uit voor vergaderingen en overnachtingen, die is uitgerust met zonnepanelen, een zonnecollector, windenergie en een composttoilet. Die lijn wil hij doortrekken in zijn huis. Alleen kan hij

12 die enorme werken niet aan. Gelukkig krijgt hij hulp van vrienden én komt zijn vriendin Kristien Hemmerechts mee helpen. De mannen waren al aardig aan de slag geweest met ecologisch verantwoorde bouwmaterialen, en aan de stand van de zon te zien werd het dra hoognoen. Schafttijd. Daar kwam de redding aangetoeterd: Kristien kwam de hongerigen spijzen. Niet zomaar een broodje gezond, neen, een halve gaarkeuken werd deskundig uitgeladen en in geen tijd zaten ze gezellig aan de feestdis in open lucht. Na enige lafenis vond één van de aanwezige vrienden de tijd rijp om Bart tot eco-ridder te slaan. Daartoe had hij zich een hoofddeksel van papier aangemeten, en vervaarlijk zwaaiend met een houten zwaard beval hij Bart bulderend tot een knieval. De mannen spraken West-Vlaams onder mekaar, en ik vermoedde de Groeningebeek niet veraf. Misschien was de man nog figurant geweest in De Leeuw van Vlaanderen, mijn tenen krulden, maar Kristien kon er hartelijk om lachen. De nieuwbakken ridder Bart was nu klaar om niet tégen, maar mèt windmolens te vechten voor een beter milieu. En met al dat gehinnik dacht ik niet aan Don Quichote’s aanbeden Dulcinea, maar aan zijn ros Rosinante. Kristien verklapte tijdens de vaat dat ze te veel stadsmens is om hier ooit blijvend te wonen. Het was allemaal wel leuk, maar niet voor te lang. Verder besteeg ze nog een ladder om het laatste stukje buitenisolatie te plaatsen, en droeg ze een heuptasje met een grote H. Bij gebrek aan een eigen kledinglijn voorlopig nog de grote H van Hermès, niet van Hemmerechts. En is het louter toeval dat Hermès in de parfumlijn ‘Un Jardin sur le Nil’ heeft zitten? Altijd komt het neusje van Cleopatra wel om het hoekje heu…gnuiven. ■

Door de leesbril bekeken ▲Erik van Ruysbeek, pseudoniem van Raymond van Eyck (Brussel, 25 april 1915 – Etterbeel, 8 april 2004) was lid van de Nederlandstalige Brusselse Loge Erasmus (Grootloge van België). Uit dankbaarheid en waardering voor zijn literair werk heeft deze Werkplaats een publicatie verzorgd om hem te huldigen, Erasmores, RVE op weg naar de ongrond. Het boek wordt in Koekelberg voorgesteld op 26 februari, n.a.v. een voordracht van Roger van de Borre over het werk van Erik van Ruysbeek. De Loge Erasmus is van plan de artistieke nalatenschap van deze grote dichter-auteur niet verloren te laten gaan en voorziet nog verdere initiatieven. (Het in memoriam EVR verscheen in Mededelingen nr. 22 de dato 19 april 2004, pp. 1-3.) ■ ▲Bij de voorbereiding van de eerste delen in de nieuwe reeks « De Trust der Vaderlandsliefde » stootten de medewerkers van het L.P. Boon-documentatiecentrum van de Universiteit Antwerpen op enkele teksten (uit materiaal dat werd verzameld voor ernstig wetenschappelijk werk) die ze in een zotte bui hebben gebloemleesd: Ossenspier met Suikerboonen, een “culinaire Anthologie van de Vlaamse Beweging”. Ter gelegenheid van de jaarwisseling 2007-2007 zijn 300 exemplaren gereserveerd voor de vrienden en relaties van het centrum. ■ ▲Aan de Katholieke Universiteit Brussel werd een studiecentrum naar Maurice Roelants (1895-1966) vernoemd dat inmiddels een colloquium organiseerde, waarvan de bundel Ik begrijp deze variaties in een gemoed (2004) de neerslag vormt.2 Het Kunsttijdschrift Vlaanderen wijdde in februari 2

Martine DE CLERCQ & Stefan VAN DEN BOSSCHE (red.), Ik begrijp deze variaties in een gemoed. Bijdragen colloquium Maurice Roelants (1895-1966). Antwerpen / Apeldoorn, Garant, 2004, 102 blz. ISBN 90-441-1706-8

13 2005 een aflevering aan Roelants (jg. 54, nr. 1). In het themanummer van ZL. Literair-historisch tijdschrift (jg. 5, nr. 3, april-mei-juni 2006), peilt Stefaan van den Bossche naar feit en fictie in jeugdwerken van Roelants. Drie vroege plannen voor een uitgave van Richard Minnes dichtbundel Den Zoeten Inval worden door Yves T’Sjoen uit de doeken gedaan, terwijl Liesbeth van Melle de contacten tussen Roelants en Maurice Gilliams onder de loep neemt. Elke Brems ten slotte analyseert en evalueert Roelants laatste roman, Gebed om een goed einde (1944). De periode van de Tweede Wereldoorlog is al altijd een precair onderwerp geweest in de biografie van Gerard Walschap. Biograaf Jos Borré onderzocht dit dossier (jg. 5, nr. 4, juli-augustus-september 2006) met passende zin voor nuances (wat vandaag eerder uitzonderlijk mag heten). Zijn evenwichtige conclusie luidt: Walschap was - wat hij altijd geweest is – een bemoeial, die zichzelf een rol met initiatief en verantwoordelijkheid aanmat en daardoor overal bij wilde zijn waar er wat beslist of georganiseerd werd. In dat voortvarende pragmatisme toonde hij zich wel eens impulsief en achteloos – uit onvoorzichtigheid, niet uit overtuiging. Toch, als we al deze gegevens overlopen, kunnen we concluderen dat Walschap, tegenover de bezetting en in zijn omgang met de bezetter, zoals de Academie het stelde, zich altijd “als een goed vaderlander heeft gedragen”. Kees Snoek werpt nieuw licht op de “geschiedenis van een lijdensweg”, nl. de Franse vertaling van Het land van herkomst van E. du Perron. Bij de aanvang van de zesde jaargang werd Zacht Lawijd in een nieuw jasje gestoken (jg. 6, nr. 1, oktober-november-december 2006). In de rubriek “De kleine garnaal” publiceert Sjoerd van Faassen een bijdrage over Hans van Zijl (1910-1963). De “simpele pennelikster van het derde plan” krijgt een aandacht die omgekeerd evenredig is met de bescheiden rubricering. De lezer wordt geconfronteerd met een (overdreven) aantal (rijkelijk in kleur gereproduceerde) portretten van Hans van Zijl (voornamelijk van de hand van Otto B. de Kat). Depressie, ofte “leven zonder hoop op morgen”, staat centraal in het essay van Max Nord (vertaler met Ter Braak Hitlers eigen woorden, de beruchte vervalsing van Rauschning), waarin o.m. Nijhoff, Roland-Holst en vooral Vestdijk aan bod komen. Art deco en het werk van F.B. Hotz worden boeiend opgeroepen door André van Oudvorst. Het tijdschrift Leiding (1930-1931), dat onder redactie stond van P.N. van Eyck, F.C. Gerretson en P. Geyl en ook politieke bijbedoelingen koesterde, wordt in kaart gebracht door Willemijn Lindhout & Ilona Snijders. Zacht Lawijd is een uitgave van de Stichting ZL in samenwerking met het AMVC-Letterenhuis Antwerpen, en het Letterkundig Museum te Den Haag. ■ ZL, literair-historisch tijdschrift. Garant Uitgevers, Somersstraat 13-15, 2018 Antwerpen. Abonnementsprijs (4 nummers): 30 € (betaling na ontvangst acceptgirokaart). Abonnementsadministratie Nederland: Letterkundig Museum, Postbus 90515, NL 2509 LM Den Haag.

▲Grondleggende teksten, nieuwe of herijkte inzichten over het oeuvre van Herman Teirlinck lees je in het themanummer van Kunsttijdschrift Vlaanderen niet, wel op zich wel leuke bijdragen tot de plaatselijke geschiedenis. Veel schwung zit daar niet in. De monumentale en veelzijdige persoonlijkheid van Teirlinck verdient beter. Gelukkig brengt Jaak van Schoor een (informatieve) bijdrage over “Teirlinck en het toneel”, vestigt Geert Swaenepoel de aandacht op Teirlinck als illustrator en boekbandversierder en licht Manu van der Aa de Mijolclub toe, waarbij hij een (heel bescheiden) tipje van de sluier licht. In een bijzonder lezenswaard en grondig interview met Luc Decorte komt naamkundige Frans Debrabandere gevat en trefzeker over. ■ Kunsttijdschrift Vlaanderen, jg. 55, juni 2006, 192 p., ill. 10 €

▲In het nawoord van deel 8 van Boons Verzameld werk, dat begin dit jaar verschijnt, staat blijkbaar heel wat boeiends te vernemen over De bende van Jan de Lichte. Kris Humbeeck en Britt Kennis lichten alvast een tipje van de sluier in de jongste aflevering van Zuurvrij, het onvolprezen tijdschrift van het Antwerpse Letterenhuis. Het zelfverzekerde commentaar van An Paenhuysen over “het journal” van Paul Joostens getuigt van oppervlakkig onderzoek. Stellig geponeerde uitspraken kunnen de inhoudelijke armoede nauwelijks maskeren. Het inzicht in de chronologie van Joostens’

14 ontwikkeling is erg approximatief, de vertrouwdheid met zijn geschriften twijfelachtig en de contextualisering ondermaats. Dat alles maakt de flou artistique van Paenhuysen nog wolliger – en leidt de lezer tot verkeerde conclusies. Lies Wilmots publiceert een bijdrage over de bijeenkomsten in kasteel III Koningen te Beernem, steunende op het archief van Jan Vercammen. Gek genoeg geen spoor in haar bijdrage te vinden over de jarenlange verwikkelingen rond de uitnodiging van Gaston Burssens. Bij mijn bezoek had ik het voorrecht een lang (en melancholisch) gesprek onder vier ogen met gravin d’Hespel te mogen voeren – t.z.t. in de Mededelingen te lezen. Met deze jongste aflevering krijgen de lezers een dvd cadeau met een speciale opname: een interview van David Reybrouck met Tom Lanoye over Zuid-Afrika en Vlaanderen. ■ Zuurvrij. Berichten uit het AMVC-Letterenhuis, nummer elf, december 2006, 92 p., ill. Voor het symbolische bedrag van 15 € ontvangt u de volgende twee jaargangen (2007-2008): 4 nummers puur lees- en kijkplezier! Te storten op rek. 733-0083131-32 van Musea en Erfgoed Antwerpen. Voor het buitenland: BIN code: KREDEBB; IBAN code: BE90 7330 0831 3132.

▲Het samenwerkingsproject Eternelville van dichter Sébastien Vandenberghe en fotograaf Mira (alias Frédéric Chemama) wordt in de jongste aflevering van Connexion voortgezet. Pieter Fannes publiceert opnieuw enkele schetsen. Robin de Salle brengt een treffend portret van fotograaf Gilles Peetermans, die het taboe van de dood niet alleen in de kijker zet maar tevens conceptueel ensceneert. Sculpturen van Jean Claessens brengen onmiskenbaar de esthetica van de fifties van de vorige eeuw in herinnering. De Chileense schrijver en cineast Luís Sepúlveda (1949) was actief in de studentenbeweging ten tijde van de Volksregering van Salvador Allende en vluchtte na de staatsgreep van 1973 eerst naar Peru, Ecuador en Colombia, later naar Europa. Van zijn hand verschenen onder andere de verhalenbundel Desencuentros (1970), de romans Un viejo que leía novelas de amor (1989) en Nombre del torero (1994), het autobiografische reisverhaal Patagonia Express (1995) en het verhaal voor kinderen en volwassenen Historia de una gaviota y del gato que le enseñó a volar (1996). Een constante in al zijn boeken is zijn kritiek op de dictatuur en op de gevolgen daarvan in de huidige Chileense samenleving. Geïnspireerd door de roman van Sepúlveda publiceert Inti Le vieux qui lisait des romans d’amour, een strip die van een bijzondere beheersing van de zwart/wit vlakverdeling getuigt. Marie de Salle en Aurore Van Kerkhoven tekenen voor een statische en door haast beklemmende nostalgie gekenmerkte fotoroman met de passende titel L’insécurité de nos jours… De novelle Vive la guerre van Théophile Gobet wordt zwierig geïllustreerd door onze huistekenaar RodeS. Thomas Dewandre brengt in vogelvlucht een treffend portret van de (vergeten) romancier en dichter Lucien Solvay (1851-1950), wiens ontelbare artikels, vooral dan over schilderkunst, zonder meer gedenkwaardig blijven als uitdrukking van de conservatieve kritiek. Hij was op en top een man van de negentiende eeuw. Zijn “collaboratie” tijdens de Tweede Wereldoorlog (nl. de voortzetting van zijn vooroorlogse medewerking aan Cassandre) dient in dat perspectief gesitueerd te worden. Vanuit zijn geestelijke en intellectuele achtergrond was hij – net als andere exponenten van de behoudsgezinde (zoniet reactionaire) rechterzijde – totaal blind voor de ideologische dimensie van zijn medewerking aan een blad dat zich tijdens de bezetting ontpopte als spreekbuis van de nazistische wereldbeschouwing. Toen hij na de Bevrijding “uitgezuiverd” werd door de Académie Royale hield hij voet bij stuk dat hem niets te verwijten viel. Subjectief had hij nog niet eens ongelijk. Thomas Dewandre behandelt deze problematiek aan de hand van heel wat onuitgegeven documenten. Er vallen wel hier en daar wat nuanceringen aan te brengen. Het blijft echter de verdienste van Dewandre eindelijk een wetenschappelijk onderbouwde bijdrage te hebben geleverd over een man die geheel ten onrechte verwezen werd naar de vergeetputten van de (culturele) geschiedenis. ■ Connexion, no 3, janvier 2007, 36 p., ill., 3 €. Adres : 46/2 rue Blaes, 1000 Bruxelles. Abonnement (10 nummers): 30 € te storten op rek. 001-3244284-01.

▲Duitsland wil als EU-voorzitter het Duitse verbod op de ontkenning van de Holocaust in de hele Unie in voeren. Daaronder valt ook het afbeelden van de swastika, het symbool van het Derde Rijk. Europese

15 Hindoes zien zo'n verbod absoluut niet zitten. De swastika, een woord uit het Sanskriet dat “geluksbrenger” betekent, is het heiligste symbool van het hindoeïsme en het jaïnisme en komt ook in het boeddhisme voor. Maar het symbool bleef zeker niet tot de oosterse cultuur en religie beperkt. In Egypte en Zweden zijn swastika's gevonden van minstens veertienduizend jaar oud. En op het Griekse eiland Kreta kwam de swastika al rond 3.500 voor Christus voor. De swastika draagt sinds het nazi-tijdperk een duistere connotatie van haat, racisme en dood. Moet het symbool daarom in de hele EU worden verboden? “Je kunt dan net zo goed het kruis verbieden omdat de Ku-Klux-Klan het ook gebruikte”, zegt Parul Goel, een Indiase uit Antwerpen. “De swastika is een vredessymbool dat misbruikt wordt. Het hakenkruis nu verbieden biedt geen oplossing. We moeten eerder van die negatieve connotatie af en iedereen aan de oorspronkelijke betekenis van de swastika herinneren.” Het dagelijkse leven in India is doordrongen van de swastika, zegt Parul Goel: “Als je een nieuwe auto koopt of in een nieuw huis trekt, wordt de swastika als geluksbrenger ergens op getekend. En een bedrijfsleider tekent met nieuwjaar een swastika op de eerste pagina van het jaarboek.” ■ ▲In Antwerpen werd op 26 januari de allereerste 'Slechte seksprijs' uitgereikt aan Bart van Lierde voor een fragment uit Een sprong naar de hemel. De 'Slechtste seksprijs' heeft als doel om overbodige, vervelende en slecht geschreven seksscènes in de literatuur te ontmoedigen. De prijs wil de wildgroei van overbodige seksscènes aanklagen. Het is een initiatief van De nachten, Humo, de Nederlandse VPRO en Weerwoordfestival. Een grote eer is het niet om de prijs te krijgen, maar dat neemt niet weg dat er voor de auteur geen onaardige attentie aan verbonden is. Hij krijgt een magnumfles champagne en een bon voor een wellness-weekend. Het publiek kon kiezen uit zes fragmenten. De naam van de auteurs van de fragmenten werd er niet bij vermeld. De andere genomineerde fragmenten kwamen uit Koortsgloed (Marieke Groen), Feldman en ik (Abdelkader Benali), Dis (Marcel Möring), Jongens onder elkaar (Dré Steemans) en De laatste mammoet (Luc de Vos). ■ ▲Duitse dichters en vertalers uit het Duits komen wel degelijk aan bod in Inédit. Naast werk van de dicheres Christine Langer, wordt in de jongste aflevering o.m. ”Terezin, das Gräberfeld” in de oorspronkelijke taal en in de vertaling van Colette Rousselle opgenomen, het treffende, aan de surrealist Robert Desnos opgedragen gedicht van Bernd Jentzsch (1940). Treffende prozafragmenten van Guy Beyns (1943), Harold Dulait (1976), Charles d’Estève (1948), Marie Faivre (1950) JeanMichel Guyot (1958), Micheline Parmentier (1945) en Jean-Marie Piéri (1950) « Pour le plaisir du livre », zo luidt de titel van een redactioneel stuk van Paul Van Melle die zinnige dingen zegt over lezen en uitgeven. De kritische rubrieken vallen eens te meer op door hun verrassende veelzijdigheid. Naar aanleiding van de jongste aflevering van ça ira, waarin de aandacht gevestigd wordt op Henri Chopin en Pierre Garnier (cf Mededelingen, nr. 84, 26 december 2006, p. 19) noteert Van Melle: “ce sont encore les ‘poésies spatiales et visuelles’ qui furent et sont encore une des meilleurs visions d’avenir, loin des modes et du règne des conventions réputées correctes et mortes avant d’être nées. » ■ Inédit nouveau, no 209 (février 2007), 32 p., ill. 1 av. du Chant d’Oiseaux, 1310 La Hulpe. Jaarabonnement (11 nummers) : 35 € te storten op rek. 001-1829313-66 van Paul Van Melle.

Beestig ▲Mozart en zijn Toverfluitje. De leguaan Mozart herstelt goed van de amputatie van zijn ontstoken penis. De ellende begon zowat een week eerder. Ne een paring kon Mozart zijn geslachtsdeel niet meer intrekken, en leed aan langdurige erectie. Afzondering en zalfjes mochten niet baten. Om verdere infectie te voorkomen moest hij radicaal onder het mes. Zijn haremvrouwtjes Truus, Pepina, Bianca en Johnny (!) moeten niet wanhopen: Mozart kan namelijk nog een fluitje tevoorschijn toveren! Leguanen beschikken immers over twee geslachtsdelen. Vanaf nu nummer 1 in de mannelijke top 3 van favoriete dieren om in te reïncarneren: de leguaan.■

16 ▲De Amsterdamse stadsecoloog Martin Melchers heeft jarenlang mussen geteld: tien jaar geleden waren er nog 40.000, nu is het aantal uitgedund tot 5.400. Reden is de terugkeer van de sperwer die stadsmussen graag op het menu plaatst.■ ▲Nederland kampt met zwerfslangen. Door het warme weer kunnen verstekelingen uit ladingen groenten en planten overleven in parken en plantsoenen, ja zelfs in de spouwen van huizen passen ze zich gemakkelijk aan. De reptielenopvangcentra beleven dan ook drukke dagen.■ ▲De zwerfkatten die een stekje hadden gevonden in de vrouwengevangenis van Vermont, moeten allemaal weg. Toezichthouder Anita Carbonell is onverbiddelijk. Volgens haar past een dierenprogramma niet in het beleid van het detentiecentrum. Dit tot groot verdriet van de gevangenen, die de katten voeren en verzorgen. De gevangenis is eigenlijk een grote boerderij, waar vrouwen ook ontwennen van druggebruik. Wij wensen mw Carbonell dan ook spoedig een muizenplaag in de stallingen.■ ▲Een bejaarde Zweedse vrouw heeft zes jaar lang haar appartement gedeeld met elf volwassen zwanen. De vogels liepen vrij rond in de flat met een oppervlakte van slechts 25 vierkante meter. De vrouw beweert dat ze de zwanen al verzorgt sinds 2001. Toen ze de dieren aantrof waren ze gewond en besloot ze de vogels mee naar huis te nemen. De politie heeft de zwanen naar een asiel gebracht. De vrouw riskeert nu een boete wegens dierenmishandeling. ,,Het was een hele opdracht om de zwanen uit het appartement te halen'', zei een politieman. ,,Het waren niet de meest rustige beestjes.'' ■ ▲Michail Boelgakov schreef in 1925 De Eieren der Rampp-spoed. In dit verhaal heeft de Russische bioloog Persikov een bepaald soort rode straal uitgevonden waardoor eieren sneller uitgebroed worden. Ook worden de dieren veel groter. Op datzelfde moment heerst er een hoenderpest in de Sovjet-Unie. Het Centraal Comité van de Communistische Partij komt al snel de ontdekking van Persikov op het spoor en ziet mogelijkheden om het dreigende voedseltekort te verhelpen. Het Centraal Comité richt een Sovchoz op, waarin kippen moeten worden uitgebroed met de rode straal. Daarvoor bestellen de autoriteiten grote hoeveelheden kippe-eieren. Intussen heeft Persikov voor zijn studie reptieleneieren (krokodillen en slangen) besteld. Een onoplettende ambtenaar verwisselt de eieren, zodat de Sovchoz, onder leiding van commissaris Rampp, de reptieleneieren uitbroedt. De gevolgen laten zich raden. Overigens is de titel van het boek een woordspeling van Boelgakov. De Russische titel luidt: Роковые яйца (rokovie jaitsa) oftewel noodlottige eieren of eieren der rampspoed. De commissaris van de Sovchoz heet in het Russisch echter Рокк (Rokk). De vertaler Marko Fondse heeft deze woordspeling in het Nederlands weten te vangen in de titel Eieren der Rampp-spoed en de naam Rampp van de commissaris. ■

Agenda ▲Tintinnabuler: tekeningen en beelden van Daniel Nadaud in Le Salon d’Art, tot 24 februari. Munthofstraat, 81, 1060 Brussel. Open van dinsdag t/m vrijdag van 14 tot 18u30; zaterdag van 9u30 tot 12u en van 14 tot 18u. ■ ▲Lignes: tekeningen & prenten van Dan van Severen in Le Salon d’Art, van 26 februari tot 5 mei. Munthofstraat, 81, 1060 Brussel. Open van dinsdag t/m vrijdag van 14 tot 18u30; zaterdag van 9u30 tot 12u en van 14 tot 18u. Lentevakantie van 1 t/m 16 april. Vernissage op 26 februari te 19 uur. Bij die gelegenheid verschijnt een bibliofiele mini-plaquette met een tekst van Henri-Floris Jespers. ■ ▲In De Zwarte Panter, van 14 januari tot 23 februari 2007: Kleine misdaden aan de Vidourle van Pjeroo Roobje en The Beaten Track van Nic Andrews. Hoogstraat 70-72-74, 2000 Antwerpen. Donderdag tot en met zondag, 13u30-18 uur. Vernissage: zaterdag 13 januari om 17u. ■ ▲Van zaterdag 3 februari t/m zondag 25 maart is in Kunstencentrum Signe de tentoonstelling Does it help? te zien. De tentoonstelling is samengesteld door Frank Hendrickx (Arte Ventuno, Hasselt). Er

17 is werk van Jan L. Carlier, Mike Carremans, Frank J.M.A. Castelyns, Walter Daems, Nancy Slangen, Willy van Parijs en van de Nederlandse kunstenares Lou Loeber (+ 1983). Kunstencentrum Signe, Willemstraat 91a, NL 6412 AP Heerlen. Do 19.00 – 22.00 uur. Vr – za – zo 14.00-17.00 uur. www.kunstencentrumsigne.nl ■ ▲Nastja Madder stelt haar nieuwe collectie juwelen voor. Vrijdag 9 februari van 19 tot 22u30; zaterdag 10 februari van 13 tot 19 uur en zondag 11 februari van 14 tot 10 uur. Galerie arte e vie, Lange Leemstraat 23, 2018 Antwerpen (03 232 72 83). www.nastjenka.tk ■ ▲Van 1 maart tot en met 14 april exposeert Luc Boudens nieuw werk: Syncopes, in Galerie Punk’tum, Lange Leemstraat 94, 2018 Antwerpen. Opening door prof. dr. Willem Elias op 1 maart te 20 uur. De lezers van deze Mededelingen zijn hartelijk uitgenodigd de vernissage bij te wonen. Bezoek www.lucboudens.com ■ ▲Singhet ende weset vro wordt nog tweemaal opgevoerd: op zaterdag 3 en zondag 4 maart om 20u. KVS, Lakensestraat 146 te 1000 Brussel. Tijdig reserveren is aanbevolen: tel. 02-210.11.12, fax 02-210.11.05 ■ ▲Tentoonstelling Massimo Polello, laureaat van de IXde Internationale Grote Prijs Kalligrafie 2006, in het Kasteel Gemeentehuis te Westerlo, van 30 maart tot 15 april. Opening: vrijdag 30 maart 2007 om 20 uur, in aanwezigheid van de kunstenaar. ■

Dit is exemplaar nr.

bestemd voor

De volgende aflevering verschijnt gedateerd 19 februari. Indien u de Mededelingen verder wenst te ontvangen, gelieve uw bijdrage tijdig te storten op rekeningnummer 320 – 0084130 – 04 ten name van C. Lantsoght © Henri-Floris Jespers, Antwerpen, en de auteurs. © Illustraties : RodeS, Brussel.

1

Mededelingen van het Centrum voor Documentatie & Reëvaluatie Vierde jaargang, nr. 88

19 februari 2007

Redactiesecretariaat: Henri-Floris Jespers, Marialei 40, 2018 Antwerpen. [emailprotected]

Redactioneel Het wel en wee van Antwerpse bedevaarders naar Waterlo in 1865 kon blijkbaar op veel bijval rekenen. We tappen dus meer uit dit vaatje. De frontale

2

aanval van Boelvaar Poef, het tijdschrift van het Louis Paul Boon Genootschap, op de wetenschappelijke editie van het Verzameld werk maakt verder rimpelingen. De in Vlaanderen al te zeer onvolprezen dramaturg, romancier en essayist Paul Willems en de eigenzinnige, zich miskend voelende dichter en columnist Hendrik Carette krijgen aandacht. In de rubriek “Plastisch”krijgt u voortaan reacties op wat er zo te zien is op de kunstbeurzen. ■

Historisch Wel en wee van een Antwerpse bedevaarder (II) ▲ Wel en wee van een Antwerpse bedevaarder In Mededelingen nr. 86 de dato 18 januari werd een ingezonden stuk gepubliceerd over de wederwaardigheden van Antwerpse bedevaarders naar Waterlo, verschenen in het katholieke, Vlaamsgezinde en conservatieve Handelsblad van Antwerpen, nr. 145 de dato 21 juni 1865. In dezelfde aflevering van de katholieke, Vlaamsgezinde en conservatieve krant verscheen de redevoering die “Meneer van der Plassche” in Waterlo uitsprak en werd de bijdrage van de Brusselse correspondent van het Amsterdamsche Handelsblad opgenomen. De Antwerpse advocaat Edouard van der Plassche (1823-1895) vestigde zich in Brussel waar hij plaatsvervangend rechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg werd. Hij was voorzitter van het comité dat op 8 mei 1865 een oproep deed “namens de Vlaamse Beweging […] aan de mannen van Engeland, Duitsland, Nederland en België” om naar aanleiding van de herdenking van de slag van Waterlo een plechtig bezoek aan het slagveld te brengen, “en aldus de Dietse staatkundige levensprinciepen te verheerlijken”. Van der Plassche behoorde tot de Vlaamsgezinde liberalen als Karel Buls, L. Vanderkinderen en Gust. Jottrand die in Brussel, waar de Vlaamsgezinden in het politieke leven niet meetelden, aandacht trachtten te krijgen voor het Vlaamse streven. Op 30 maart 1864 pleitte Van der Plassche op een liberale meeting om begrip te doen vinden voor de Vlaamse Beweging. 1 Als reactie tegenover de vooruitgang van de verfransing vormden de flaminganten te Brussel een zeer radicale kern.2 (HFJ)

Op het Banket Redevoering uitgesproken door M. Van der Plassche, advokaat, voorzitter der Waterloo-kommissie, op het banket van 18 juni 1865. Waterloo is een heugelijke dag geweest, niet voor de Koningen, maar voor de volkeren. Beschaving, vooruitgang, recht, zijn de wetten van gansch de mensheid. De wereld zou in chaos vervallen, zoo deze wetten moesten verkracht blijven, en zulke verkrachting is een aanslag tegen het werk van God zelven. In 1815 dreigde de stroom van dwingelandij geheel Europa voor immer te overweldigen. De germaansche volkeren kregen den gevaarlijken last niet alleen, dien stroom te verbieden: - niet verder ! – meer eene gansche woedende zee te bedaren en machteloos te maken. De Koningen werden vernederd: tronen omgeworpen; kronen in het slijk gesmeten, en de natiën voor eenen oogenblik verpletterd.

1 Edouard VAN DER PLASSCHE, Exposé de la question flamande, Bruxelles, Decq, 1864, 60 p. Exemplaar in de Stadsbibliotheek Antwerpen. 2 H.J. ELIAS, Geschiedenis van de Vlaamse gedachte, Antwerpen, De Nederlandsche Boekhandel, 19712, III, 4&, 42, voetnoot 189, p. 343.

3 Eene enkele onder deze, zij die, sedert kort, hare vrijmaking zoo moedig had bewerkt en de rechten der menschheid zoo heerlijk ingehuldigd, was door eenen gelukzoeker verleid, die, omdat hij zich boven de menschheid had willen stellen, gedaald was beneden den mensch. Deze nieuwe Attila, deze gier, door sommigen adelaar geheeten, die vreemdeling in de XIXe eeuw, van welke hij beweerde het toonbeeld te zijn, werd door vuile, lage hovelingen vergood, door de verleide en verlokte menigte gevierd, en dorst, als een ante-christ der beschaving, de heiligschendende hand hand slaan aan goede zeden, onafhankelijkheid, recht, trouw, zedelijkheid, menschwaarde… aan alles wat ons boven het redelooze dier verheft. Den 18 juni 1815 hakken de germaansche volkeren de hand des alleenheerschers af, en vrijheid, zeden, goede trouw, gedacht, menschenwaarde, vroeger geschonden, verdrukt, ontheiligd, ontplooiden hunnen breede wieken en hernamen hunne vlucht. Ik breng eenen dronk aan de germaansche bevrijders; ik breng hem ook aan alle verloste volkeren, geene uitgezonderd – want de verdrukking is nooit eene euveldaad des volks geweest. Zoo ik drink ter eere der levenden, dat het mij toegelaten zij de dooden met eerbied gedachtig te zijn. Die dappere en edele strijders, welke rusten op het veld dat wij vandaag bezochten, hebben, zonder twijfel, van vreugd en fierheid getrild in hunnen graven, wanneer zij vernamen dat het groote werk, dat zij eens met zooveel zelfopoffering begonnen, is volbracht en heden bekroond. En ik maak geen onderscheid tusschen hen; het zijn noch overwonnenen noch overwinaars die te Waterloo rusten: - het zijn verlossers. Nogtans was er den 18 juni 1815 een zegepraal en eene nederlaag. In 1815 geloofde men dat de bloeddorstige roekeloosheid eens mans daar was verslagen, en dat een koningsbond had overwonnen. Neen! Eene halve eeuw heeft de oogen geopend en de geheimzinnige wegen der Voorzienigheid doen begrijpen. Te Waterloo werd vergruisd de haat tusschen de volkeren, de oorlog zelve. Wat heeft gezegevierd? de verbroedering tusschen de menschen, de onafhankelijkeid der natiën, de geest, welke met zijnen adem, wetenschappen, letteren, kunsten, handel, nijverheid doet leven, bloeien en groeien; de onderdrukking der stof aan den menschen wil, de vrije ontwikkeling dier vruchtbare verlichtende en goddelijke zaak, die men verstand noemt. Wat heeft gezegepraald? – De vrede in al hare heerlijkheid – Heil den levenden ! Eerbied dankbaarheid den gesneuvelden.

Ziehier hoe onder ander de brusselsche korrespondent van het Amsterdamsche Handelsblad zich uitdrukt over de manifestatie te Waterloo: Niettegenstaande de menigvuldige en moeilijk te rechtvaardigen aanvallen, waaraan het plan tot plechtige viering van den 50e verjaardag van den slag van Waterloo hier van verschillende zijden bloot stond, heeft dat feest gisteren onder zeer talrijke deelneming plaats gehad. De voorstanders der vlaamsche zaak, ten getalle van 5 a 600, hebben zich in optocht naar het slagveld van 1815 begeven. Verscheidene Nederlanders uit de provinciën Noord- en Zuid-Holland, Zeeland en Vriesland waren opzettelijk overgekomen, om zich bij hen aan te sluiten. De jongelings-Vereeniging van Brussel en de gijmnastie-vereeniging hadden ieder afzonderlijk een tocht naar Mont-Saint-Jean georganiseerd,

4 waarvan ook de dames niet waren uitgesloten. Men berekent dat er 6 a 8000 menschen op het slagveld waren vergaderd, dat zoodoende een hoogst eigenaardig schouwspel opleverde, vooral door de afwisseling die in de verschillende groepen door de geheel in wit linnen met eikenloof en de duitsche kleuren getooide gymnastie-beoefenaars werd gebracht. De toevloed was zoo groot, dat het spoorwegmaterieel ver van toereikend was, en des avonds ten 4 ure nog personen naar Waterloo moesten vervoerd worden. De verschillende redevoeringen en manifestaties zelfs in het voorbijgaan aan te stippen, ware eene onmogelijkheid. De gymnastie-vereeniging legde op ieder gedenkteeken een immortellen krans met een toepasselijk opschrift neder. ■

Draagbare dossiertjes Het lijden van de jonge Hendrik In de rubriek “De dingen der dagen” publiceert ’t Pallieterke (7 februari) een haast paginagroot gesprek met de dichter Hendrik Carette (°1946). 3 De interviewers stellen dat hij niet het type artiest is “dat zijn opwachting in tv-shows maakt.” Carette onderstreept dat hij, liever dan gedichten schrijven, zijn tijd wil “besteden aan het schrijven van columns en polemieken”. Gestolen lucht, zijn nieuwe bundel bevat trouwens geen nieuw werk. Stuk voor stuk betreft het gedichten die nog ergens op mijn computer rondhingen en in het verleden her en der gepubliceerd waren. De interviewers stellen dat Carette “ergens” een “poëzie van ruimtelijkheid” bedrijft, verwant met het werk van Hendrik Marsman, ook al had die niet de zin voor ironie die u wel hebt. Carette zou de reputatie hebben een einzelgänger te zijn, en de vraag naar de band met zijn vakgenoten wordt derhalve gesteld, waarop het typische, maar vooral revelerende antwoord luidt:: Het viel me op dat tijdens de voorstelling van mijn jongste bundel erg weinig collega’s aanwezig waren. […] Ik wijd dit aan een zekere “jalousie de métier”. Maar het moet gezegd, ik ben niet zomaar iemand die zich in goedkope vakjes laat plaatsen. Dat ik in zowel bladen als Meervoud of Tekos4 publiceer, zorgt voor een zekere verwarring. Doet men daar moeilijk over, dan is dit enkel te wijten aan het feit dat men een stok zoekt om de hond – lees: uw onfortuinlijke dienaar – te slaan. […] Ooit stuurde ik enkele gedichten naar het vermaarde Nederlandse tijdschrift Maatstaf. Zonder hoop, maar ook zonder vrees. Dat ze zonder enig lobbywerk drie van mijn gedichten publiceerden, was voor mij een belangrijke erkenning. […] Hoe staat hij tegenover wat hij zelf bestempelt als “de steeds groter wordende kloof tussen Noord en Zuid”? Die kloof is een spijtige realiteit. Ik zal u daar een treffend voorbeeld van geven. Onlangs vernam ik dat een Vlaamse uitgeverij het plan opgevat heeft een bloemlezing van enkel Zuid-Nederlandse dichters te publiceren. Dat was vroeger gewoonweg ondenkbaar. Carette zinspeelt hier op de aangekondigde bloemlezing van Dirk van Bastelaere. Vroeger gewoonweg ondenkbaar? Dat klinkt wel, maar klopt niet. Om zich daarvan te overtuigen volstaat het enkele literair-historisch belangrijke bloemlezingen ter hand te nemen.5 3

PmM/W.G., Hendrik Carette: de vrijheid van de dichter, in: ’t Pallieterke, 7 februari 2007, p. 5. Meervoud afficheert zich als Vlaams, links en progressief maandblad en publiceert vaak interessante marxistische analyses. Over de ideologie van TeKos, cf. Sofie DELPORTE, Nieuw Rechts in Vlaanderen. Het gedachtegoed van het Nieuw Rechtse tijdschrift ‘Teksten, Kommentaren en Studies’, scriptie voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, voor het behalen van de graad van Licentiaat in de Geschiedenis. Academiejaar: 2001-2002, Universiteit Gent. Promotor: Prof. Dr. Bruno De Wever. 5 Jan WALRAVENS, Waar is de eerste morgen?, Brussel, Manteau, 1955, 95 p. Jan WALRAVENS, Vijfde kolom, Brussel, Manteau, 1957, 96 p.; tweede vermeerderde druk, ib., 1960, 233 p. Ivo MICHIELS, 13 Vlamingen, Amsterdam/Antwerpen, De Bezige Bij/Ontwikkeling, 1961, 165 p. Karel JONCKHEERE, Uit het nest geroofd, Amsterdam/Antwerpen, De Bezige Bij/Ontwikkeling, 1962, 142 p. Erik VAN RUYSBEEK, Waar is de eerste morgen?, Brussel/Den Haag, Manteau, 1967, 128 p. Minder belangrijk, maar toch vermeldenswaard: 4

5 & Carette zou nog graag zijn “beste en scherpste essays” bundelen alsook een bloemlezing brengen uit zijn “columns” in Meervoud. Hij is minder een einzelgänger dan wel een geval. Terwijl hij in zijn gedichten, ook wanneer hij minder geïnspireerd is, toch altijd een herkenbare en geheel eigen, verleidelijke thematiek haast motorisch weet te verwoorden, vormen wat hij zijn “columns” noemt veelal een impliciet verweer tegen een gevoel van miskenning waar hij – geheel zonder objectieve redenen – kennelijk zwaar aan tilt. Carette’s columns en “essays” vertonen bovendien al te vaak een irritante ideologische inslag. Estheten refereren graag aan Baudelaire die pleitte voor “le droit de se contredire et le droit de s’en aller”. Carette eist vooral het recht te publiceren waar hij maar een kans krijgt: in Meervoud en TeKos, in het partijblad van de NV-A of in het jaarboek van het Joris van Severen Genootschap. De politieke fantasieën die Carette plechtstatig poneert (denk aan zijn DDR, Diets Democratische Republiek) dragen impliciet een nostalgisch getint, rechts-anarchistisch ideeëngoed met zich mee, geheel doortrokken van paternalistische en elitaire waandenkbeelden. De grens tussen ernst en ironie is flinterdun, en Carette past voortdurend de reviaanse pseudo-dialectiek toe die hem in staat stelt alles en het tegenovergestelde te verkondigen. Sommigen beschouwen het recht zich tegen te spreken als inherent aan het schrijverschap. Daar is iets voor te zeggen. Maar de verhullende techniek van het geveinsd veinzen, zo vaak doorzichtig aangewend door Carette, stemt vaak onbehaaglijk. Hij flirt wellustig met ideologisch geladen en beladen gedachtegoed, maar wanneer hij daar de consequenties van moet aanvaarden, trekt hij zich met een al dan niet sierlijke pirouette terug. (HFJ) (wordt vervolgd)

Van het Louis Paul Boonfront veel nieuws ▲In de vorige aflevering werd de brief opgenomen die het L.P. Boon-documentatiecentrum / Universiteit Antwerpen, de Vakgroep Nederlands Universiteit Gent, Uitgeverij De Arbeiderspers en de Erven L.P. Boon aan de leden van het Louis Paul Genootschap in België hebben gestuurd. De frontale aanval tegen de editeurs van het Verzameld werk van Boon in Boelvaar Poef, het tijdschrift van het Genootschap, was de rechtstreekse aanleiding tot dit schrijven, waarin gepleit wordt voor een nieuwe grote vereniging, “De Vrienden van De Kapellekensbaan”. Deze brief is bedoeld als uitnodiging en als intentieverklaring. Wij verklaren dat we de intentie hebben om deel uit te maken van en zelfs constructief bij te dragen aan een grote Boonvereniging, waarin op een vriendelijke en opbouwende manier wordt gewerkt aan het in de belangstelling brengen van het werk van Louis Paul Boon. Deze brief is dus een uitnodiging aan het positieve deel van het L.P. Boongenootschap om te gaan werken aan een eensgezind Genootschap met een goed ledenblad, boeiende (jaar)boeken en interessante activiteiten. 5 februari ontvingen we de bijzondere editie van de BoonBerichten, waarin Willem M. Roggeman, voorzitter van het Louis Paul Boon Genootschap, op het voorstel reageert. Refererend aan het artikel van Arne Op de Weegh – dat nota bene als ondertitel draagt: “Waarom de uitgave van het Verzameld werk moet worden gestaakt”- stelt hij vast: Het Louis Paul Boon Genotschap staat inderdaad eindelijk eens in het nieuws. Ondanks al de activiteiten en publicaties van het Genootschap wijdt de pers doorgaans hier geen aandacht aan. Maar zodra er een rel ontstaat staan de bladzijden van vele kranten en weekbladen ter beschikking. Over de rechtstreekse aanleiding van de rel, nl. de bewuste bijdrage van Op de Weegh, luidt het relativerend: Was dit artikel dan zoveel beter dan alle andere artikelen, die sedert jaren in dit blad verschijnen? Nee, maar de pers rook sensatie en dat is belangrijker dan literatuur of literatuurwetenschap. Ondanks de felle aanval op de editeurs van het Verzameld werk (“mensen die het vak niet verstaan”, aldus Op de Weegh), stelt voorzitter Roggeman dat er “een goede verstandhouding” bestaat met het L.P. Boon-documentatiecentrum / Universiteit Antwerpen, zodat de droom om een algemeen verenigd Boonfront te vormen, waarin iedereen zijn plaats innemen, binnen handbereik bleek.

Werner CRANSHOFF, Klavesimbel, z.p., Het Nieuw Tweemaandelijks Tijdschrift, nr. 3 en 4, november 1964januari 1965, [133 p.] Werner CRANSHOFF, Pijn en puin verdwenen, Brussel/ Den Haag, Manteau, 1966, 89 p. Harry VAN TIENEN, Een Vlaams eiland, Baarn, Hollandia literair, 1982, 118 p. Voorwoord: Freddy de Vree.

6 Hij wijst erop dat Matthijs de Ridder zal meewerken aan Boelvaar Poef en een “uitvoerig artikel” zal inzenden, “dat wij maar al te graag zullen publiceren”. Dat deze samenwerking gebeurt in de vorm van een polemiek juich ik met enthousiasme toe. Polemieken brengen eindelijk wat leven in het duffe ingedommelde wereldje van de Nederlandse literatuur. Roggeman deelt mee dat er in het bestuur van het Genootschap een kwaliteitszetel voor een vertegenwoordiger van het L.P. Boon-documentatiecentrum voorbehouden wordt“ en dat deze ook nu kan ingenomen worden”. Niemand zal dan ook het Genootschap van kwade wil of van tegenwerking kunnen beschuldigen. Wij bouwen voort aan een breed Boonfront, waar alle Boonfanaten deel van kunnen uitmaken. Roggeman verzoekt wel het L.P. Documentatiecentrum in de toekomst geen gebruik meer te maken van de ledenlijst van het Genootschap, “om de goede verstandhouding te bewaren”. Hoewel ik een overtuigd voorstander ben van samenwerking moeten wij ook in de mogelijkheid verkeren kritiek op elkaar uit te oefenen. […] Intussen is het Boongenootschap nieuwe ideeën aan het uitwerken, die wij nog niet allemaal meteen zullen verklappen. […] Het is de bedoeling dat het Boongenootschap het meest dynamische literaire genootschap in de Nederlanden blijft. Wij rekenen dan ook op de medewerking van eenieder, die Boon op de goede plaats in zijn borst meedraagt, dit is de linkerzijde waar het hart zich bevindt. & Voorzitter Roggeman verheugt er zich over dat Boelvaar Poef “eindelijk eens in het nieuws” staat. Het klinkt haast alsof alle middelen goed zijn om dit doel te bereiken, ook het denigreren van het verzameld werk van de schrijver waar het uiteindelijk om gaat. Wat er ook van zij, concreet gezien wordt dus in het bestuur van het Louis Paul Boon Genootschap een kwaliteitszetel voorbehouden aan een vertegenwoordiger van het L.P. Boondocumentatiecentrum en zal Matthijs de Ridder meewerken aan Boelvaar Poef, waarin het verweer van de editeurs opgenomen zal worden, aldus Roggeman. Dat klinkt allemaal wel erg rooskleurig. De uitnodiging een nieuwe, grote Boonvereniging op te richten wordt stilzwijgend afgewezen. Wat blijkt nu? Ten eerste: De Ridder heeft nooit zijn medewerking aan Boelvaar Poef beloofd (en heeft trouwens zijn onvrede over deze weergave al kenbaar gemaakt); ten tweede: het aangekondigde verweer van de editeurs geldt als recht op antwoord, niet als polemiek – “geen polemiek met iemand die alleen kwaad wil”, aldus De Ridder. & Twee dagen later, 7 februari, staat volgende lezersbrief in Knack te lezen: In Knack van 17 januari wordt gemeld dat het blad Boelvaar Poef een bom onder het Verzameld Werk van Louis Paul Boon heeft gelegd. In werkelijkheid blijkt het slechts om een natgeregend rotje te gaan, namelijk een artikel dat bol staat van innerlijke tegenspraak en dure woorden. Van de ene spijker op laag water naar de andere huppend, heeft de auteur ervan zich vastgebeten in de terminologie van de editiewetenschap. Maar tegen de basisregels van diezelfde editiewetenschap in stelt hij intussen wel voor om bij het uitgeven van literaire teksten de zogenaamde intentie van de schrijver te reconstrueren en op grond van die hypothetische reconstructie Bons teksten links en rechts aan te vullen en te corrigeren. Dat zou betekenen dat tekstbezorgers in feite coauteurs worden. De tekstbezorgers van Bons Verzameld Werk willen zich ook in de toekomst echter liever beperken tot het presenteren van betrouwbare én controleerbare teksten ten behoeve van een zo breed mogelijk publiek. Daarbij willen ze maar al te graag rekening blijven houden met constructieve kritiek. Intussen vragen ze zich samen met de uitgever en de erven Boon af wat de driekoppige redactie van een Boonblad bezield kan hebben om een dergelijk bijdrage af te drukken. Het is hoog tijd dat de liefhebbers van Boon een redelijk alternatief voor Boelvaar Poef wordt geboden en daar willen ondergetekenden samen met een aantal partners binnenkort graag voor zorgen. L.P. Boondocumentatiecentrum (Universiteit Antwerpen) Ex Jansen, directeur Uitgeverij De Arbeiderspers (Amsterdam) Erven L.P. Boon & (De “drie” redacteurs van Boelvaar Poef zijn wel zoals de Musketiers van Alexandre Dumas met z’n vieren: Geert Goeman (redactiesecretaris), Jos Muyres, Gerard Raat en Willem M. Roggeman.)

7 Resumerend: het Boon-Genootschap ziet geen heil in een nieuwe, grote Boon-vereniging (“De Vrienden van de Kapellekensbaan”) en het L.P. Documentatiecentrum overweegt blijkbaar de publicatie van een nieuw tijdschrift, een alternatief voor Boelvaar Poef. ■ (wordt ongetwijfeld vervolgd)

Plastisch Art Rotterdam (I): Erwin Olaf Art Rotterdam, de beurs op het gebied van actuele, hedendaagse kunst, heeft een vaste positie verworven tussen andere toonaangevende internationale kunstbeurzen. De achtste editie vond plaats (van 8 t/m 12 februari) in de Cruise Terminal in Rotterdam. Meer dan zeventig galeries uit tien verschillende landen waren geselecteerd op grond van mentaliteit, kwaliteit en drang naar vernieuwing. “Kunst in de periferie” stond centraal. Art Rotterdam bevindt zich aan de voet van de Erasmusbrug op de Kop van Zuid, aan de Wilhelminakade. Het toeval wil dat we al meteen bij aankomst geconfronteerd werden met een natuurlijk kleurenspel van licht en lucht, een indrukwekkend vormenspel van wolken en brug – een voorsmaak inderdaad van wat de bezoekers te wachten staat. Bij het binnentreden van de beurs zie je meteen in een speciale ruimte het werk van de genomineerden en van de laureate van de illy Prize 2007, een aanmoedigingsprijs ten bedrage van 10.000 € voor het meest veelbelovende talent. Wegens de vele, kwalitatief hoogstaande inzendingen werden dit jaar geen vijf maar zes genomineerden gekozen door de jury, bestaande uit Rein Wolfs (curator museum Boijmans van Beuningen), Robbert Roos (hoofdredacteur Kunstbeeld), Carlo Bach (creative director illycaffe) en verzamelaar Jeroen Princen. De prijs ging naar Lisa Oppenheim (Galerie Juliette Jongma, Amsterdam). Oppenheim (°New York, 1975), maakt in haar werk geb ruik van woord en beeldmateriaal, dat afkomstig is uit archieven en met name uit Amerikaanse archieven. De verplaatsing van verleden naar heden en van realiteit naar representatie verwijzen naar de betekenis van de visuele en beschreven gearchiveerde geschiedenis. Voor het bekroonde werk The Sun is Always Setting Somewhere Else heeft Lisa Oppenheim foto’s van internet verzameld van zonsondergangen die gemaakt zijn door Amerikaanse soldaten in Irak. Deze foto’s heeft ze vervolgens opnieuw gefotografeerd tegen de achtergrond van zonsondergangen in New York. Waren verder genomineerd: Shaun Doyle en Mally Mallinson (Keith Talent Gallery, UK), Michael Samuels (Rokeby, UK), Barbara Broekman (Flatland Gallery, Utrecht), Zeger Reyers (Maurits van de Laar, Den Haag) en Carolina Raquel Antich (Florence Lynch, NY).

& Ik kwam echter onmiddellijk opnieuw in de ban van het werk van Erwin Olaf (Erwin Olaf Springveld, (°1959, Hilversum), dat ik zowat vijftien jaar gele den leerde kennen, toen ik les volgde op het conservatorium, vooral dan via zijn affiches voor het Zuidelijk Toneel. Later kon ik mij in zijn werk verdiepen, dank zij de bibliotheek van fotograaf Marc Drofmans. Olaf is bovendien de auteur van de bekende naaktfoto met pluim van Luc Boudens. De werelden die Olaf creëert zijn de mijne niet, maar bijna elk werk dat ik tot nu toe van hem zag, liet een diepe indruk na – en dat is belangrijk.

8 In Rotterdam was op de stand van de Utrechtse galerie Flatland 6 een overrompelende installatie van Erwin Olaf te zien, Le dernier cri (vorig jaar tentoongesteld in Gallery Rabouan-Moussion te Parijs 7), bestaande uit een flatscreen video-opname van drie minuten, een grote foto en vier kleinere. Parijs in de lente in 2019. Een jaren 60 aandoend huis, heel fijn en netjes ingericht. De camera zoemt in op deuren en de tafel. De atmosfeer bouwt zich tergend traag maar spannend op. Plots gaat de bel… Je ziet vrouwenbenen die een stofzuiger uit de jaren vijftig, zestig uit doen... De vrouw daalt de trap af. Je ziet alleen haar rug. Zonder dat je haar gezicht ziet, kijkt ze of haar haar wel goed zit, en schikt dan de bloemen wat bij. Dat alles gebeurt met de meest intens-sensuele vrouwelijkheid. Ze doet de deur open en dan zie je plots twee gezichten. Beide vrouwen zijn volledig vermink door de meest absurde piercings en onderhuidse toestanden. Door een soort paardengebitbeugel zijn de mondhoeken pijnlijk hard omlaaggetrokken. In bekakt Frans zeggen ze tegen elkaar dat ze er onwaarschijnlijk goed uitzien. En inderdaad, hoezeer ze ook onderhuids (letterlijk dan) toegetakeld zijn, de make-up is perfect, het haar ligt genadeloos goed. De gastvrouw nodigt ( ook hier weer zonder enige gezichtuitdrukking ) haar ”vriendin” (want de ontvangst balanceert tussen vriendelijk en vals) uit binnen te komen. Ze raken elkaar even aan, sensueel en erotisch, en gaan dan koffie drinken. Naast het tv flatscherm die de video toont hangt de foto van de twee personages. Je ziet heel goed hoe de onderhuidse attributen zijn aangebracht. Piercings en krassen in de huid zijn al geheel ingeburgerd, net zo gewoon als een ring dragen – in mindere mate het aanbrengen van vreemde lichamen onder de huid. Erwin Olaf parodieert en projecteert die mode in de toekomst, tot in het absurde toe. Wanneer een vrouw een doosje, zo groot als een mobieltje, onder de huid van haar voorhoofd heeft verwerkt, en haar vriendin zegt hoe geweldig ze er wel uitziet, dan laat dat de kijker niet onberoerd. De reactie van het publiek liegt er niet om. Ik bezocht de installatie tot driemaal toe, en telkens mocht ik vaststellen dat het publiek spontaan glimlachte of het gewoon uitproestte. Olaf toont ook vier kleinere foto’s van attributen uit zijn videohuis. Hij benadert die stillevens op de meest klassieke wijze, maar door zijn kennis als fotograaf en zijn haast schilderkunstige inzicht ontkracht hij moeiteloos het klassieke van het stilleven, juist omdat het gebonden is aan wat je voordien te kijken en te verwerken kreeg. Je kan het werk zien als een satire op de mode en op de blinde invloed van het modebeeld op mensen - of hoe absurd of zelfs belachelijk dit alles kan overkomen… Erwin Olaf streeft sinds jaar en dag naar ten minste één vrije productie per jaar. De hoge kosten die daarmee zijn gemoeid, hebben veel te maken met zijn ideeën en vooral ook met de perfectie die hij in zijn werk beoogt, en die een intense, arbeidsintensieve voorbereiding eist. In Eyemazing (december 2005)8 onderstreepte Marc Floor: 6

Flatland Gallery (opgericht in 1982), lid van de NGA (Nederlandse Galerie Associatie) is gevestigd aan de Lange Nieuwstraat 7 te Utrecht.Open van woensdag t/m zaterdag van 12 tot 18u en op afspraak. Tel.: 030-2315181. Fax: 030-2368424. Email: [emailprotected]. www.flatlandgallery.com 7 Galerie Rabouan-Moussion, 21 rue Vieille du Temple, 75003 Paris. [emailprotected] 8 Eyemazing is een fotomagazine voor internationale hedendaagse fotografie, verschijnt vier maal per jaar. Het magazine, feitelijk een vakblad, is zowat een ‘moving gallery’ waarin tien tot vijftien fotografen hun werk tonen. Bekende en minder bekende, nationale en internationale fotografen geven hun visie op kunstfotografie, autonome fotografie, mode en architectuur. ISSN: 1572-3119. Een los nummer kost25 €.

9 Olaf states he’s interested in film en video-art because “it drags people deeper into the experience”. In reality his films and photos are reports of the same world. They’re both about aesthetics, atmosphere, eccentricity and accepting the unconventional as the ordinary. More important, they have the same quality. Dit jaar exposeert Erwin Olaf in het fotografiemuseum van Antwerpen en Praag. Jan SCHEIRS (wordt vervolgd)

Poëtisch ▲Uittreksel uit de lezing over de Franstalige Vlaamse schrijvers die Paul Willems op 12 maart 1981 in het ICC (International Cultureel Centrum) te Antwerpen hield. (Bron: Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift, XXste jg., nr. 75, zomer 2002, pp. 17-20). ■ De poëzie van Paul Neuhuys (1897-1984) ontsnapt aan elke mode. Zij is wonderlijk fris gebleven. Of ze nu van 1923 is of van vandaag, zij schittert als een decalcomanie, nog nat van het inkt. Hij publiceert zijn eerste bundel op zijn zestiende, La source et l’infini. De reactie laat niet op zich wachten: hij wordt van school gezonden. Er stonden in de bundel erg onschuldige gedichten, die in die tijd echter als ongeoorloofd werden beschouwd. “La poésie, tout au moins au départ, fut pour moi un délit”, heeft hij gezegd. Maar zijn werkelijk debuut dateert van na de oorlog 1914-1918. Hij publiceert Le zèbre handicapé in 1923 bij de uitgeverij Ça ira, waarvan hij de stichter is. “Je suis malheureusem*nt un poète du bonheur,” zal hij later beweren met zijn typische humor en zuurzoete glimlach, “un poète du bonheur, à qui la gloire et l’amour n’ont souri qu’à moitié et pour qui les éditions Ça ira n’auront été surtout que les éditions « ça n’a encore une fois pas marché ».” Poëzie is een gevecht met de nachtegalen, met de engel, met de maatschappij of met de dood. Men kan frontaal vechten, ofwel al dansend of zingend. Neuhuys vecht al goochelend met woorden die ontsnappen aan de zwaartekracht. La joueuse d’ocarina (1947), L’herbier magique d’Uphysaulune (1949). U hebt geraden dat wij ons in een heel andere wereld bevinden, dan die van Elskamp. In een andere tijd ook, de tijd ontstaan uit de oorlog 14-18. Nieuwe hoop, nieuwe wanhoop, extremistische bewegingen zoals het dadaïsme. In 1918 publiceert Tristan Tzara in Zurich het Dada-manifest, dat de start moest worden van een revolutie. Een soort nihilisme van de gedachte, dat als een ware donderslag in heel Europa aankwam. Ook in Antwerpen, waar mensen zoals Van Ostaijen en Paul Neuhuys, zonder dadaïst te zijn, zich openstelden voor de internationale bewegingen. Men heeft beweerd dat Neuhuys de eerste dichter van het absurde is, een helave eeuw voor het officiële “absurde” en zijn hogepriester Ionesco. Ik geloof veeleer dat hij een dichter van de vrijheid is, vrijheid van geest, van worden, van alle logische betekenis in de poëzie. Maar steeds met humor, een bijzondere humor van bij ons, vaak een verdediging tegen angst en tragiek. Ook dichters verdrijven door hun woorden de dreiging van de dood. Hij publiceerde een twintigtal bundels, waaronder Septentrion (1967), Octavie (1977) waarin hij schrijft:

10 J’entends dire que la poésie devient tellement exigeante qu’on n’ose plus l’écrire alors qu’elle nous défend contre le sérieux de la vie. De laatste L’agenda d’Agenor (1984) verschijnt het jaar van zijn overlijden. Wreedheid, geweld en verschrikking verschijnen elke dag op het televisiescherm. De enige verdediging is wellicht wat Neuhuys suggereert in zijn gedichten: vrijheid van taal en humor, geen vlucht maar een levenshouding, een manier om angst en pijn te verdragen. Onze Franstalige Vlaamse schrijvers verwoorden de sensibiliteit van dit land, zij zijn zelden abstract en onderwerpen zich niet aan een denksysteem. Zij vangen rechtstreeks de signalen van de wereld op: een onmiddellijke registratie, zoals bij Marie Gevers, een vertraagde, zoals bij Max Elskamp, of een weerbarstige, zoals bij Neuhuys. Het grote probleem is een taal, een schriftuur te vinden. Gezien zij in hun omgeving een andere taal horen spreken, kunnen zij niet putten uit de steeds hernieuwde reserves van de gesproken taal. Ieder van hen ziet zich gedwongen een eigen creatieve taal op te bouwen. Wij schrijven niet zoals onze collega’s uit Frankrijk. Ik beweer niet dat wij minder goed schrijven. Wij schrijven anders. Misschien is dat onze rijkdom. Het is ook ons drama. Paul WILLEMS

Sneeuw Sneeuw is liquid paper kwistig gepenseeld over de errata in het landschap. Sneeuw is witte corrector op de bezoedelde bodem en wist de sporen uit van mensen. Sneeuw verhult zo lang de sluikstort en het gelekte gif tot zij smelt. Herman J. CLAEYS

Misdaad loont ▲Esther Verhoef en echtgenoot Berry Verhoef vormen nu een schrijversduo van harde actie onder de naam ESCOBER. Es co Ber, simpel, maar een naam die klinkt als een klok, en ook mooi meegenomen mochten er vertalingen volgen, want het is echt een debuutthriller met internationale allure. Het verhaal start ijzerhard met een scène wat later een mislukte rip-deal had moeten zijn. Filmisch, razendsnel tempo, en je wil als lezer niet meer lossen. Het hoofdpersonage Alex Fisher, vertelt zijn verhaal vanuit de ik-persoon: Gevlucht naar Mexico leert hij er Angela kennen, maar zij lokt hem in een val. Met flash-backs komen we te weten wat van hem die doorgedraaide, aan alcohol verslaafde en zwaar getraumatiseerde mens hebben gemaakt. In Liverpool liet hij zijn vrouw achter om als 22-jarige uitgezonden te worden naar Bosnië. De hel van de oorlog maakten hem tot een gewetenloze moordenaar. Eenmaal terug, kan hij zich niet meer aanpassen, en zijn demonen en geweldsuitbarstingen drijven hem en zijn vrouw, Helen, uit elkaar.

11 Twaalf jaar later, op vlucht voor zichzelf, vindt hij nog steeds geen rust. Er wordt jacht op hem gemaakt, hij wordt ontvoerd en gemarteld, maar wie zit daar achter? Angela kruist weer zijn pad, en samen vluchten ze naar Spanje, via Madrid naar Baskenland. Maar steeds weer weten zijn belagers hem op te sporen. Speelt Angela opnieuw dubbel spel? In elk geval kan ze zeer goed met wapens overweg, ze is scherpschutter. Raar, voor een meisje dat eerst beweerde danseres te zijn. Uiteindelijk bekent ze dat haar ‘vriend’, een zekere Carl, drugsdealer, er achter zit. Alex lijkt namelijk als twee druppels water op deze gangster. Een gelijkenis die hem het leven had moeten kosten. Ha! Te mooi om waar te zijn: de lezer kwam al aan de weet dat Alex een vondeling was, en geadopteerd door de brave Fishers. Zou Carl zijn broer kunnen zijn? Gebruik makend van zijn harde training als militair past hij zijn overlevings- en killertechnieken toe, geholpen door zijn oude strijdmakker Mark. De laatste strijd wordt uiteindelijk in Engeland gestreden. Dat scènes in heden en verleden elkaar afwisselen, is geenszins verwarrend, integendeel, je raakt als lezer volledig opgeslorpt door de ontrafelingen. De enige kritiek is misschien de al te toevallige toevalligheid. Maar dat ligt misschien ook aan mezelf; een geroutineerde thrillerlezer ontwikkelt op de duur ook een speurneus, die z’n belletje gaat al sneller rinkelen. ■ ESCOBER, Chaos, Amsterdam, Rothschild & Bach, 2006, 319 p., 18,95 €.

▲Tijdens een opgraving in de buurt van Rome wordt de Nederlandse archeoloog Arnold Meijer vermoord. De politie vermoedt dat de moord te maken heeft met een wetenschappelijke controverse tussen Meijer en professor Hartman, de leider van de opgraving. Maar de leden van de archeologische expeditie geloven niet dat Hartman in staat zou zijn om Meijer met een pikhouweel de schedel in te slaan. Arnold Meijers neef Emiel Blasco, een overwerkte kerkhistoricus, neemt ook deel aan de archeologische opgraving. Rome herinnert hem aan zijn jeugd, toen hij er regelmatig op bezoek was met zijn ouders. Eenmaal op de opgraving kan Blasco moeilijk zijn draai vinden. Tussen de opgeschoten studenten en nerveuze wetenschappers voelt hij zich niet erg gelukkig. Maar als Blasco verliefd wordt op studente Anna Esdee voelt hij nieuwe energie door zijn aderen stromen. Met Anna brengt hij een romantisch weekend door in Rome. De bizarre moord op zijn neef is voor Emiel het begin van een even onvoorspelbare als verrassende tocht door Rome en omgeving, waarbij het verre verleden en de recente geschiedenis in elkaar vervlochten zijn. In het Romeinse pied-à-terre van Arnold vinden Emiel en Anna enkele scherven aardewerk die op een prehistorische vondst lijken te wijzen. Was Arnold misschien een spectaculaire ontdekking op het spoor? En heeft hem dat zijn leven gekost? Niet veel later blijkt dat elders in Rome ook Meijers vriendin Giovanna Licosa is vermoord. Zij hield zich bezig met de bestrijding van kunstroof, kunstsmokkel en corrupte kunstambtenaren. Alle reden dus voor Emiel Blasco om zijn onderzoek in die richting uit te breiden. Het masker van Aeneas is een breed uitwaaierende misdaadroman met een groot gevoel voor couleur locale. Het boek bevat verschillende thema’s. De hoofdpersoon Emiel Blasco maakt deel uit van de opgraving om te `genezen’ van een crisis in zijn persoonlijke en professionele leven (hij is net gescheiden en op de universiteit is een leerstoel aan zijn neus voorbijgegaan). Een ander thema is de wetenschappelijke controverse tussen de archeologen over de aard en betekenis van de opgravingsplaats. Dit staat in relatie tot de recente geschiedenis van Italië alsook de oudste geschiedenis van de Myceense cultuur. Een ander thema is kunstroof, zowel tijdens de Tweede Wereldoorlog als in de naoorlogse periode. Het aan kunst zo rijke Italië wordt door corrupte ambtenaren en geheime diensten van het Oostblok vakkundig geplunderd. Anthony van Dijk (volledige naam Willem Anthony van Dijk) studeerde kunstgeschiedenis en klassieke (mediterrane) archeologie in Groningen, Zürich en Rome, en verbleef langere tijd in Italië. Hij werkt tegenwoordig als uitgever. Als wetenschapscorrespondent heeft hij voor verschillende dag- en weekbladen geschreven, waaronder NRC Handelsblad. Het masker van Aeneas is zijn eerste roman. Hij is bezeten van boeken (lezen, maken, uitgeven, kopen, schrijven). Voor hem zijn boekhandels letterkundige gebedsruimtes, kleine tempels boordevol grote en kleine schatten waar uren in kunnen worden doorgebracht. Zijn boekenkasten thuis staan vol met boeken over Nederlandse en Engelse literatuur, filosofie, veel geschiedenis, kunst en archeologie. Een deel bestaat, uiteraard, uit thrillers. ■

12 Anthony VAN DIJK, Het masker van Aeneas, Breda, De Geus, 2006, 416 p., pb., 19,90 €. ISBN 9789044507829.

▲In de streekkrant Tubantia schrijft Anneke Stoffelen een aardig artikel over de enorme prijzenregen die Nederland momenteel teistert. Daarbij laat zij ook gerenommeerde schrijvers aan het woord, onder wie Tomas Ross die altijd goed is voor een pittige uitspraak. In het artikel zegt Ross dat wat hem betreft De Gouden Strop al geruime tijd afgeschaft had mogen worden omdat toch steeds dezelfde schrijvers genomineerd worden. Toch vindt hij de Gouden Strop niet helemaal overbodig. “Er komt zoveel troep uit in het thrillergenre, van die Bouquet-achtige romannetjes van Saskia Noort of Simone van der Vlugt. Dat maakt de prijs weer nuttig als kwaliteitsmeting.” ■ ▲Op 20 maart verschijnt een heel apart soort historische thriller van het duo Kisling & Verhuyck. In Het leugenverhaal wordt op een vernuftige wijze het verhaal Van de vos Reynaerde verweven. Verder beoogt het boek een vette knipoog te geven naar de Da Vinci Code van Dan Brown en De slinger van Foucault van Umberto Echo. Het boek gaat over uitgever Lucia Minus die een bescheiden erfenis krijgt. Zijn hulp wordt ingeroepen door zijn oude leermeester Ronsel, een bejaarde monnik die in de problemen is gekomen doordat hij een artikel over Greineert en de graal heeft gepubliceerd. ■

Door de leesbril bekeken ▲Het is soms verbazingwekkend hoe goed voorwerpen uit de oudheid de tand des tijds doorstaan. Nog opmerkelijker wordt het als het om, toch al breekbaar, glas gaat. Rijksmuseum van Oudheden in Leiden toont ruim 450 nog steeds mooie glazen objecten. Glasmakers uit de oudheid waren uitzonderlijk bedreven in het maken van glas met de fraaiste vormen en kleuren. De bekers, schalen en kommen stammen uit het oude Egypte, Griekenland en het Romeinse Rijk. Het oudste voorwerp is een Egyptisch cosmeticaflesje uit 1400 voor Christus. Het valt op door de verschillende kleuren. Blikvanger is het luxe glaswerk dat de Romeinen als servies gebruikten voor feestelijke banketten. Op de expositie wordt uitgelegd welke productietechnieken glasmakers uit de oudheid gebruikten. Een aantal daarvan stelt hun moderne collega’s nog steeds voor een raadsel. ■ Schitterend Glas, t/m 4 maart in Rijksmuseum van Oudheden, Rapenburg 28, 2311 EW Leiden

▲De 77-jarige vertaler Jan Deloof uit Zwevegem krijgt de cultureel-literaire prijs Roparz Hemon 2007. De prijs is een initiatief van de Raad van de Bretonse Taal en de uitgeverij Coop Breizh. Deloof wordt geprezen voor zijn activiteiten en inspanningen om het Bretons en de cultuur van Bretagne overal bekend te maken. Deloof vertaalde heel wat Bretonse verhalen en gedichten naar het Nederlands, onder meer de bundel ‘N’em eus lec’h all ebet/Ik heb geen ander land’, waar ook de cd ‘Mouezhioù bev/Levende stemmen’ bij hoorde. De Bretonse prijs is genoemd naar Roparz Hemon, Bretons taalpaus en bij momenten begenadigd dichter, die tijdens de bezetting enthousiast met de Duitsers collaboreerde. Jan Deloof krijgt zijn prijs in juli, naar aanleiding van het Interkeltisch Kamp van Bretonssprekenden. ■ ▲Het tijdschrift Het Liegend Konijn (de titel is aan een groteske uit Diergaarde voor kinderen van nu, 1926, van Paul van Ostaijen ontleend) publiceert uitsluitend nieuwe, ongepubliceerde gedichten ‘uit het nest geroofd’ (allusie op de bloemlezing van Karel Jonckheere, in 1962 als Literaire Pocket no 91 uitgegeven door De Bezige Bij). Het tijdschrift viert zijn vijfde verjaardag met een dubbelnummer. 85 dichters van alle leeftijden en met heel uiteenlopende poëtica’s schreven in totaal 365 gedichten over het door redacteur Jozef Deleu voorgeschreven thema, Veranderlijk. ■ Het Liegend Konijn, tijdschrift voor hedendaagse Nederlandstalige poëzie onder redactie van Jozef DELEU, Leuven/ Amsterdam, Van Halewyck/ Meulenhoff, jg. 5, nr. 1, januari 2007, 431 p., 17,5 €.

▲In april verwelkomt Brussel een nieuw literair festival, het Passa Porta Festival. Het vierdaagse evenement zal afgesloten worden met de zesde editie van Het Groot Beschrijf.

13 Het Passa Porta Festival zal tweejaarlijks georganiseerd worden en is uitgesproken meertalig en internationaal van opzet. "Het wordt een auteursfestival dat zowel bekende namen als te ontdekken schrijverstalent uit binnen- en buitenland te gast heeft", zeggen de organisatoren. Het festival loopt van 19 tot 22 april op verschillende plaatsen in Brussel. Het thema van de eerste editie is "van de andere kant". De Spaanse auteur Antonio Muñoz Molina zal een van de eregasten zijn. Het festival is een initiatief van Passa Porta, het literatuurhuis dat in 2004 zijn deuren opende in Brussel. ■ ▲De VRT bevraagt de bezoekers van vrtnieuws: Vrachtwagenchauffeurs houden vaak te weinig afstand, erkent transportorganisatie Febetra. En ze blijken ook het nieuwe inhaalverbod niet altijd te respecteren. Wie treft het meeste schuld?  De overheid, omdat ze niet genoeg over de verkeersregels communiceert.  De vrachtwagenchauffeurs, omdat ze hun rijgedrag onvoldoende aan de regels aanpassen. Wie treft het meeste schuld? De werkgevers van de vrachtwagenchauffeurs, die onmogelijke eisen stellen. Wanneer gaat men er eigenlijk mee stoppen alles op de overheid af te schuiven? Binnenkort zal de overheid beslissen hoe we nog een omelet mogen/ moeten bakken… ■ ▲In 1960 werd Ernesto ‘Che’ Guevara wereldberoemd door een foto van Alberto Korda: “Guerrillero Heroicoé. Zeven jaar later werd Che geëxecuteerd door het Boliviaanse leger, maar de foto maakte hem ‘onsterfelijk’. De afbeelding is tegenwoordig terug te vinden op menig gadget, poster, vlag of T-shirt. Geïnspireerd door dat shirt liet in Nederland het CDA tijdens de afgelopen campagne T-shirts maken met het portret van premier Balkenende. Het Tropenmuseum te Amsterdam laat in de expositie Che! Een commerciële revolutie zien hoe Guevara tot icoon heeft kunnen uitgroeien. Er worden 200 objecten getoond, waaronder originele foto’s, posters, kunstwerken, banieren en memorabilia uit onder meer Cuba en Rusland. Deze geven een beeld van het gebruik én ‘misbruik’ van een foto die ooit een politieke lading had, maar nu deel uitmaakt van de populaire cultuur. ■ Che! Een commerciële revolutie, t/m 6 mei in de Parkzaal van het Tropenmuseum, Amsterdam ▲Philip Hoorne bekent dat het hem zwaar te moede wordt als hij het recentelijk verzameld werk van Leonard Nolens ter hand neemt: “Kwaliteit bedolven onder kwantiteit”. De gedichtendagbundel, Een fractie van een kus, bestempelt hij echter onomwonden als “Nolens op zijn best”. (Knack, 24 januari 2007, p. 77.) Elke week dwaalt De Standaard Letteren met “een bekende mens” door haar of zijn boekenkast. Van kardinaal Danneels vernemen we: “Nolens, Claus, Garcia Lorca, hun literatuur bezit een diepte, toont me wat achter de schijn en de voorgrond ligt.” (DSLetteren, 2 februari 2007) ■ Leonard NOLENS, Een fractie van een kus, Rotterdam/ Amsterdam, Poetry International/ Querido, 2007, 18 p., 2,- €. ▲De Amerikaanse dichter en performance-kunstenaar Emmett Williams is op 13 februari in Berlijn overleden. Williams werd in 1925 geboren in South Carolina. Hij was begin jaren 60 samen met onder anderen kunstenaar Joseph Beuys, muzikant John Cage en videokunstenaar Nam June Paik de oprichter van Fluxus. Fluxus ijverde voor een samenvoeging van "actiekunstvormen", poëzie en muziek tot Gesammtkunstwerke. De kunststroming wilde kunst en het dagelijks leven bij elkaar brengen. In 1992 verscheen My life in Flux - and vice versa, de autobiografie van Williams. Hij werkte onder anderen samen met de popart-kunstenaar Claes Oldenburg. ■ ▲In het Theaterhotel te Antwerpen organiseerde de Management Assistants Club op 15 februari een literaire avond over Hubert Lampo. Heiko ter Horst, voorzitter van het Hubert Lampo Genootschap, belichtte via verscheidene invalshoeken zijn relatie tot het oeuvre van Lampo, waar hij al mee

14 vertrouwd was voor hij met de mens Hubert vriendschap sloot. Tot slot werd Jan Lampo geïnterviewd door Henri-Floris Jespers.■ MANAS vzw, Postbus 125, B 2170 Merksem 1. WW.hubertlampogenootschap.org/ ▲Het overlijden van Paul Willems (1912-1997) bleef destijds zogoed als onopgemerkt in de Vlaamse pers. Nochtans was hij Antwerpenaar en familie van Jan Frans Willems, stichter van het Willemfonds en “vader van de Vlaamse Beweging”. La Libre Belgique wijdde terecht geheel haar tweede pagina aan de internationaal bekende toneelauteur, wiens rijk literair oeuvre getuigt van een leven tussen verscheurdheid en verrukking, tussen twee talen ook. Bovendien drukte hij een onuitwisbare stempel op het cultuurleven. Paul Willems was immers vanaf 1947 tot 1984 eerst secretaris-generaal, daarna directeur-generaal en gedelegeerd bestuurder van het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel (thans vulgair herdoopt tot Bozar). Met baron Franz de Voghel stichtte hij in 1969 Europalia. Zijn literair een theatraal werk schreef hij geheel onafhankelijk van alle literaire modes. Il pleut dans ma maison (1958; Cahiers du Rideau de Bruxelles, 1962 ; Het regent in mijn huis, 1966; het stuk werd eerst gecreëerd in het Duits te Wenen en te Keulen) is zijn meest gespeelde stuk en Warna het meest wrange (Warna ou le poids de la neige, 1962; Brepols, 1963; nieuwe versie: 1984). Met La ville à voile (Gallimard, 1967; De stad aan de mast ,1971) en Les miroirs d’Ostende (1974; Jacques Antoine, 1979) bereikte hij zijn grootste maturiteit. Het toneel van Paul Willems werd vertaald (en gespeeld) in o.m. het Engels en het Duits, en kreeg in vakkringen internationale belangstelling. In eigen land verdienen alleszins Le monde de Paul Willems (teksten, gesprekken en studies verzameld door Paul Émond, Henri Ronse en Fabrice van de Kerkchove, Brussel, Éditions Labor, 1984) en Lectures de Paul Willems (nummer 5 van Textyles, november 1988, onder directie van Pierre Halen en Michel Otten) alle aandacht. Afgezien van vier jaar in Brussel (1942-1946) woonde Paul Willems op Missembourg 9 te Edegem bij Antwerpen, het landgoed dat zo’n determinerende rol speelt in het oeuvre van zijn moeder, Marie Gevers (1883-1975), de eerste vrouw die werd verkozen (1937) tot lid van de Académie royale de langue et de littérature françaises de Belgique. Ook de onlangs verschenen brieven van Paul Willems aan Jacques Ferrand zijn geheel doordrongen van die genius loci. “Lettré” en tekenaar Jacques Ferrand (1911-2003) maakte zijn intrede te Missemburg in 1934 met illustraties geïnspireerd op Marie Gevers’ roman La Comtesse des Digues (Paris, Attier, 1931; talrijke herdrukken bij meerdere uitgevers; Nederlandse vertaling: De dijkgravin; door Frans Verschoren, Marcinelle, 1934; door Stefaan van den Brempt, Antwerpen, Manteau, 1996). In de haast zeventig daaropvolgende jaren breidde zijn vriendschap en genegenheid voor Marie Gevers zich uit tot de elkaar opvolgende bewoners van het domein, dat hij tot aan zijn dood bleef bezoeken. Hij illustreerde werk van Madame de Sévigné, Daniel Defoe, Charles Nodier, Gérard de Nerval, Sacha Guitry, Francis Jammes, Léon-Paul Fargue en Valery Larbaud, maar ook boeken over astronomie, oenologie, gastronomie en banketbakkerij, La Cuisine au fil des Mois en La Cuisine au fil des saisons. Hij werkte geheel in de anti-modernistische, typisch Franse traditie van zogeheten “verfijning en goede smaak” (zijn illustraties van de Fables van La Fontaine liggen zowat de in lijn van André Hellé, 1871-1945). In het woord vooraf tot de brieven van Paul Willems schetst Francis Willems een treffend en subtiel portret van de wat excentrieke maar kennelijk erg innemende persoonlijkheid van Ferrand, “bibliophile, amateur éclairé de l’exceptionnel et de l’inutile, proustien jusqu’au bout des ongles, […] bruyamment rebelle au modernisme”. De meesterlijke, soms met calligrammen geïllustreerde brieven van Paul Willems, waarin zowel de banaliteiten van het dagelijkse leven als begenadigde momenten van bezinning en begeestering spontaan aan bod komen, illustreren ten volle de warme medeplichtigheid tussen de twee vrienden. Wat jammer dat Ferrand de publicatie verbood van zijn eigen brieven, ”une attitude que lui dictait sa modestie ou plutôt son mépris de l’opinion que pourraient se former des inconnus sur son style, ses idées ou ses affections”...

9

In de reeds in de Mededelingen verschenen afleveringen memoires van Henri-Floris Jespers komt Missembourg aan bod. Cf ook: Henri-Floris JESPERS, De dichter behoort tot een minderheid in ballingschap, in: Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift, XXste jg., nr. 75, zomer 2002, pp. 43-55.

15 In een mededeling, uitgesproken tijdens de zitting van de Académie royale de langue et de littérature françaises de dato 4 november 1989, onderstreepte Paul Willems: Toute la vie contemporaine tend à éloigner, à éliminer le style de vie qui existe à Missembourg depuis 1968, et qui existait dans tant d’autres maisons déjà disparues. C’était un essai de civilisation du livre, du jardin et de la poésie. Dat is dan ook de geur die we dankbaar opsnuiven uit die brieven die, dankzij de inzet van tekstbezorger Francis Willems, bijgestaan door Mw Elza Willems-De Groodt en Fabrice van de Kerckhove, nu beschikbaar zijn en een voor velen nieuw en verhelderend licht werpen op, niet alleen op Paul Willems als mens, maar ook als schrijver. ■ Paul WILLEMS, Lettres à Jacques Ferrand 1946-1994. Édition présentée, établie et annorée par Francis Willems, Bruxelles, Le Cri/ Académie royale de langue et de littérature françaises, 2005, 99 p., 9,5 €. ISBN : 2-87106-390-7.

Televisioneel Debby & Nancy’s Happy Hour, Eén, zondagavond. Debby en Nancy zijn nu niet bepaald dames om op theevisite te vragen. Eigenlijk zijn het ook geen vrouwen, maar de alter ego’s van acteurs èn brave huisvaders Peter Van den Begin en Stanny Crets. In het dagelijks bestaan, de wrede werkelijke wereld, zijn travestieten meestal een minder gunstig lot beschoren, beschimping en hoongelach zijn hun deel. Deels ook omdat het veelal flink behaarde exemplaren betreft, vaak niet kleiner dan één meter tachtig en met schoenmaatje 45. Maar als een man een damespruik opzet op de scène of op televisie is het lachen geblazen. De BBC schonk ons in de loop der jaren Danny La Rue,

John Innman en de

onvolprezen vuilbekkende camp-vamp Dame Edna Everidge (Australische acteur Barry Humphries) met een verzameling maffe brilmonturen en lila pruik. Als duo waren er de sopranen (!) Hinge & Bracket, die ons met spervuur aan spitse dialogen meevoerden door hun vermeende blitse zangcarrière... Bij onze noorderburen zag het ‘damesduo’ Snip en Snap al het levenslicht in 1937, en wel in AVRO’s “Bonte Dinsdagavondtrein”. Willy Walden en Piet Muyselaar toerden en teerden meer dan dertig jaar lang op deze praatzieke burgerjuffrouwen met hun ‘Snip en Snap-Revue’s’. Hun rechtmatige erven waren dan ook Kees van Kooten en Wim de Bie, die in de loop der jaren in hun talrijke tv-programma’s dames van allerlei slag opvoerden. Allemaal pareltjes aan hun volgeregen veelgedragen dito snoer, het symbool bij uitstek van de burgertut. Dan kwam Paul Haenen ons verblijden met zijn Margreet Dolman, een prettig gestoord vrouwmens van middelbare leeftijd. Blonde Pruik Margreet had het over liefde en de kleine dingen des levens. Gewapend met de ‘vingerette’, een vingercameraatje, zond ze krantenartikels de woonkamer in, uiteraard voorzien van de nodige snedige commentaar. En hier hebben we nu Debby en Nancy; eerst op VTM met Laid Knight; heel wat BV’s en prominenten kregen het hard te verduren bij deze dolle dellen. In Happy Hour zien ze er nog steeds uit als een stel animeermeisjes op hun retour, met een kleerkast vol aftandse glitterjurken en pluimenboa’s. De blonde Debby (Peter) lijkt een kruising tussen Pascale Platel en een opgetutte tante Sidonia. Stanny haalt als rosse Nancy voordeel uit zijn kleine gestalte: hij lijkt een kittig katje, evenwel niet aan te pakken zonder handschoenen. Die draagt hij zelf, ellebooglang. Wellicht geen zin om voorarmen te scheren; je moet als acteur ook grenzen stellen aan een rol. Zo vernamen we al dat hij in een korset wordt gesjord om wat taille te creëren. Debby en Nancy zijn nog steeds niet op hun mondje gevallen, hoewel toch iets te vaak met zeep gespoeld: ze zitten dan ook in prime-time, en al bij al is het een feel-good programma voor het hele gezin. Debby en Nancy maken gewone mensen gelukkig, alleen de BV’s krijgen het vuur aan de schenen. Zo werd in de aflevering van zondag 10 februari filmmaker-presentator Erik van Looy onderworpen aan een blind date: achter het scherm zaten actrice Veerle Dobbelaere, politica Mieke Vogels en droogkomiek Marc Reynebeau, die met vervormde

16 stem antwoord gaven op voorgeschreven vragen. Op de vraag: “Als welk dier zou je willen reïncarneren, en waarom?”, sprak Veerle met piepstem “In Mozart de Leguaan, want hij heeft twee piemels”. Lag dit mopje voor de hand, of leest de scenarist Mededelingen? (zie nr 87, rubriek Beestig, eerste alinea) Uiteindelijk bleek de ‘perfect match’ voor Van Looy… Reynebeau. Ze verdwenen hand in hand via de hoge showtrap. Koen Crucke kreeg een meterslange verjaardagstaart; hij werd 55 jaar. In Laid Knight zouden Debby en Nancy wellicht allusies hebben gemaakt in de trant van ‘een taart voor een oude taart’, maar nu in Happy Hour bleef het happy; Crucke bewees zijn longinhoud als operazanger door de kaarsjes in één ademstoot uit te blazen, waarna het publiek mocht meesmullen. Koen Crucke kreeg ook nog een boeketje van…400 rozen. Waar dat getal symbool voor stond is mij niet duidelijk geworden. Zijn leeftijd plus afgevallen kilo’s, plus zijn huidig BMI, plus zijn stembereik in decibels ? We zullen het nooit weten. Het publiek staat dus ook centraal, er worden wensen vervuld, er worden reizen en prijzen weggegeven:

Een man werd door zijn vrouw in de bloemetjes gezet omdat hij zo goed voor zijn koeien zorgt. Zie verder rubriek ‘Beestig’.

Een leraar zijn fiets bleek gestolen aan de Groenplaats. Zijn klas legde samen voor nieuwe fiets, maar rondgehaald bedrag bleek onvoldoende; Walter Godefrood, oud-wielerlegende, legt rest bij en schenkt peperdure fiets uit zijn stal.

Drie meisjes vinden vriend na speeddating.

Belle Perez laat meisje Flamenco meedansen.

Twee gelukkige bezitters van Spaanse euromunt verzamelen om ter snelst sokken van aanwezigen, de buit wordt aangereikt in goudgespoten plastic mandjes, klatergoud met neusknijpers:de sokken worden geteld. De winnaar mag gaan pootje baden aan een Canarisch strand.

Zo op papier lijkt de show wat banaal, maar wie zijn wij om de mensen een lekker oubollig uurtje amusem*nt te ontzeggen? Integendeel, ik ga er ook graag voor zitten. ■

Beestig ▲De koe Felonka werd uitgebreid in de bloemetjes gezet in Debby & Nancy’s Happy Hour, Eén, zondag 10 februari. Boer Marcel, eigenaar van Felonka, viel ook in de prijzen: zijn trouwe melkkoe is immers kampioen melkgever, maar liefst 100.000 liter liet ze zich al gewillig aftappen. Felonka gooide zich met smaak op haar feestboeket: een ruiker samengestelde grassen, en liet de champagne aan zich voorbij gaan. ■ ▲De koeien van Darren Pluess, een landbouwer uit het Engelse Cornwall daarentegen, kunnen wel stevig hijsen. Per dag krijgen ze veertig pintjes bier (en dan hopen dat het niet om Engelse inhoudsmaten gaat, want dan zijn dat halve liters per pint). Ze krijgen ook massage. Dit alles ter verbetering van hun kwaliteitsvlees. Darren stelt dit dagelijks bierfestijn ook voor als gezondheidstherapie.”Bier is uiteindelijk niet meer dan water, hop, granen en gist, ingrediënten die perfect passen bij hun dieet…” De koeien drinken graag bier. Zijn echtgenote verklapt: ”Als ze niet genoeg krijgen, worden ze wild en beginnen ze te stampen…Maar van hun pintjes kunnen ze zeker genieten” Oeioei, als dat maar geen Engelse koeligans worden…■ ▲2007 is in Azië ‘Het Jaar van het Zwijn’. De nieuwste rage in China is mini-varkentjes houden als huisdier. Eens volwassen zijn ze maar dertig centimeter lang, en wegen ze slechts vijf kilogram. Deze snoezige krulstaartjes worden gehouden als geluksbrenger, en eindigen dus niet als Babi-Pangang. Helaas wordt de hond er nog niet beschouwd als huisdier, en belandt ‘onze’ trouwe viervoeter er nog in de pan. ■ ▲Op het Zuidzee-eiland Tonga treft men dan weer vissende varkentjes aan. De dieren werden er ooit achtergelaten door voorbijvarende kolonisten, en leven er in het wild. Hun menu bestond vooral uit kokosnoten, maar de slimme dieren doorwoelden het zand, en kregen de smaak te pakken van mosselen, kreeften en algen. Zo krijgen ze ook meer proteïnen binnen. ■

17 ▲Janssen Animal Health, de afdeling dierengezondheid van Janssen Pharmaceutica, heeft een wereldprimeur: de vermageringspil voor de hond. Het geneesmiddel dient voor behandeling van overgewicht en obesitas bij honden. België en Nederland zijn de eerste landen waar de pil op de markt komt. Nu nog even de baasjes overtuigen dat suikerklontjes, gebak, koekjes en fast-food niet op het hondenmenu horen. ■ ▲Een bejaarde man en zijn vrouw uit Tielt zijn vrijdag door de rechtbank in Veurne elk veroordeeld tot het betalen van 143 € boete voor het dumpen van hun hondje. Een getuige zag hoe de 71-jarige man en zijn 75jarige vrouw op 1 augustus 2006 hun hondje "Fifi" in Kortemark uit hun wagen zetten en wegreden. "Mijn cliënten konden echt geen weg met hun hondje. Komt daarbij dat ze geboren en opgegroeid zijn in een periode toen men zich echt niet veel van het dierenwelzijn aan trok. Het was de tijd dat wanneer men kattenjongen te veel had, men ze tegen de muur doodsloeg", voerde advocaat Kris Vincke aan. Dat het hondje nu bij de zoon van het echtpaar verblijft, stemde de rechter tot enige mildheid. ■

Citaat Mijn hart klopt nog aardig op het ritme van de samba. Vroeger leek ik links omdat ik spotte met het rechtse gezag. Wel, nu is dat gewoon omgedraaid. De rechtse linkadoors werden uit het paleis verdreven en vervangen door linkse kwispedoors. Ze hebben een andere hoed op, maar evenveel zakken in hun vest. Ik word nu als rechts bestempeld omdat ik niet als een blinde vink meekweel in het allochtonendebat. Mensen die een straatje omlopen bij het zien van een groepje allochtonen, omdat ze al zeven keer zijn lastiggevallen, worden in dit land als racisten beschouwd. Zou die argwaan misschien het gevolg kunnen zijn van het feit dat 85 % van onze gevangenissen bevolkt wordt door allochtonen? De spanningen die er zijn, liggen volgens mij niet aan de onverdraagzaamheid van de Vlamingen maar aan de criminele feiten gepleegd door een 'kleine' groep allochtonen. Ook het niet aflatende misbruik van onze gastvrijheid valt de mensen zwaar. Edoch, ik staar mij daar niet onnozel op. Ik vind deze toestand vooral zeer onrechtvaardig tegenover de overgrote meerderheid van vreemde mensen die hier hun best doen om te overleven en niemand een strobreed in de weg leggen. Zij worden hierdoor onterecht scheef bekeken en benadeeld. Ik sta er voor 200 % achter dat die mensen geholpen en beschermd worden. Dat intussen het al even onrechtvaardige vooroordeel dat elke Vlaams Belanger een slecht mens is, die het niet waard is om een hand naar uit te steken, welig blijft tieren, daar heeft men hier blijkbaar minder problemen mee. Niet dat iemand er zaken mee heeft, maar ik heb nooit op het VB gestemd, zo ver ben ik nog niet heen. Ik heb op dit moment maar één idool en dat is Brahim 10. Wat die jongen voor het imago van de allochtone gemeenschap doet, is duizend keer efficiënter dan alle antiracistische stukjes in De Morgen. Mijn hart hangt nog steeds links, maar het bloedt hevig door ‘friendly fire’. URBANUS Lorsque ce mythe nordique s’effondre après 14-18, les contacts entre les langues se maintiennent. Elles coexisteront quelquefois dans les colonnes des périodiques d’avant-garde, et une poignée d’écrivains les cultiveront de front : critiques comme André De Ridder, inlassable propagandiste des peintres expressionnistes flamands, ou Michel Seuphor qui débuta en néerlandais sous son vrai nom de Berckelaers, poètes comme P.G. Van Hecke et Marc Eemans, enfin plus près de nous, Freddy De Vree et Henri-Floris Jespers. Cas exceptionnels, bien sûr, mais, comparables à Yvan Goll et à Hans (Jean) Arp, ils illustrent bien les flottements auxquels sont sujettes les provinces frontière. Un pays ouvert aux quatre vents. Prof. em. dr. Jean WEISGERBER (VUB/ULB) 10

De Belgisch-Algerijnse zanger Brahim Attaeb (°Torhout, 24 februari 1984).

18

Bibliografisch ▲Bert BEVERS, Onaangepaste tijden, met tekeningen van Ron Scherpenisse, 110 bladzijden, ISBN 987-90-76543-09-3, € 12,50, te bestellen via [emailprotected] (géén verzendkosten). Bert BEVERS, Uit de herinneringen van een souffleur, honderd genummerde en door dichter en kunstenaar gesigneerde exemplaren met prenten van Gerrit Westerveld, 30 bladzijden, ISBN 978-90-76644-34-9, € 18 te bestellen via [emailprotected] Hoor aan de overkant de holle ernst van ouderlingen in hun kamergrote gemeenten. Zij putten geloof uit het spieden in vergeten spraken. Door hun ruiten zien zij eenvoudige lieden passeren, en geschoren schapen tegen dijken lopen. Ginder beginnen, van nabijheid verstoken, golven traag te kolken. Krabben kruipen hoog het strand op: er is zwaar weer op komst, zwaar weer. ■

Agenda ▲Tintinnabuler: tekeningen en beelden van Daniel Nadaud in Le Salon d’Art, tot 24 februari. Munthofstraat, 81, 1060 Brussel. Open van dinsdag t/m vrijdag van 14 tot 18u30; zaterdag van 9u30 tot 12u en van 14 tot 18u. ■ ▲Zondag 25 februari 2007 om 20 uur wordt Omdat, de nieuwe bundel van Roger J.M. de Neef, voorgesteld in galerie De Zwarte Panter, Hoogstraat 70-72 te 2000 Antwerpen. Inleiding door de auteur zelf en met voordracht door acteur/poëziekenner Hubert Damen. Drink aanbgeboden van 20 tot 22 uur. ■ ▲Lignes: tekeningen & prenten van Dan van Severen in Le Salon d’Art, van 26 februari tot 5 mei. Munthofstraat, 81, 1060 Brussel. Open van dinsdag t/m vrijdag van 14 tot 18u30; zaterdag van 9u30 tot 12u en van 14 tot 18u. Lentevakantie van 1 t/m 16 april. Vernissage op 26 februari te 19 uur. Bij die gelegenheid verschijnt een bibliofiele mini-plaquette met een tekst van Henri-Floris Jespers. ■ ▲In De Zwarte Panter, van 14 januari tot 23 februari 2007: Kleine misdaden aan de Vidourle van Pjeroo Roobje en The Beaten Track van Nic Andrews. Hoogstraat 70-72-74, 2000 Antwerpen. Donderdag tot en met zondag, 13u30-18 uur. Vernissage: zaterdag 13 januari om 17u. ■ ▲Van zaterdag 3 februari t/m zondag 25 maart is in Kunstencentrum Signe de tentoonstelling Does it help? te zien. De tentoonstelling is samengesteld door Frank Hendrickx (Arte Ventuno, Hasselt). Er is werk van Jan L. Carlier, Mike Carremans, Frank J.M.A. Castelyns, Walter Daems, Nancy Slangen, Willy van Parijs en van de Nederlandse kunstenares Lou Loeber (+ 1983). Kunstencentrum Signe, Willemstraat 91a, NL 6412 AP Heerlen. Do 19.00 – 22.00 uur. Vr – za – zo 14.00-17.00 uur. www.kunstencentrumsigne.nl ■

▲Van 1 maart tot en met 14 april exposeert Luc Boudens nieuw werk: Syncopes, in Galerie Punk’tum, Lange Leemstraat 94, 2018 Antwerpen. Opening door prof. dr. Willem Elias op 1 maart te 20 uur. De lezers van deze Mededelingen zijn hartelijk uitgenodigd de vernissage bij te wonen. Bezoek www.lucboudens.com ■ ▲Van 3 maart tot 27 mei exposeert Gabriel Belgeonne recente schilderijen in International Art Gallery S.A., Bois Lionnet 16, 1380 Lasne. Alle dagen van 14 tot 19 u en op afspraak. Gesloten op woensdag. ■

19 ▲Singhet ende weset vro wordt nog tweemaal opgevoerd: op zaterdag 3 en zondag 4 maart om 20u. KVS, Lakensestraat 146 te 1000 Brussel. Tijdig reserveren is aanbevolen: tel. 02-210.11.12, fax 02-210.11.05 ■ ▲Tentoonstelling Massimo Polello, laureaat van de IXde Internationale Grote Prijs Kalligrafie 2006, in het Kasteel Gemeentehuis te Westerlo, van 30 maart tot 15 april. Opening: vrijdag 30 maart 2007 om 20 uur, in aanwezigheid van de kunstenaar. ■

Dit is exemplaar nr.

bestemd voor

De volgende aflevering verschijnt gedateerd 5 maart. Indien u de Mededelingen verder wenst te ontvangen, gelieve uw bijdrage tijdig te storten op rekeningnummer 320 – 0084130 – 04 ten name van C. Lantsoght © Henri-Floris Jespers, Antwerpen, en de auteurs. © Illustraties : RodeS, Brussel.

1

Mededelingen van het Centrum voor Documentatie & Reëvaluatie Vierde jaargang, nr. 89

7 maart 2007

Redactiesecretariaat: Henri-Floris Jespers, Marialei 40, 2018 Antwerpen. [emailprotected]

Redactioneel Na het vernederende politieke getouwtrek rond het bezoek al dan niet van de vorst aan Congo, kregen we het even beschamende verhaal rond het eredoctoraat voor Kabila te verteren. Ondertussen zorgde de zingende senator Margriet Hermans voor een hartverheffend intermezzo: ze wil verslaafden castreren. We moeten gevangenissen voor drugsverslaafden bouwen en die mensen behandelen en opsluiten tot ze volledig genezen zijn. En hen tijdelijk onvruchtbaar maken, zodat ze zich niet meer kunnen voortplanten. De tijd dat we verslaafden als patiënten zien, is voorbij. Deze mensen moeten behandeld worden als waanzinnigen. Dat liet de artieste, die er kennelijk van uitgaat dat waanzinnigen gecastreerd moeten worden, optekenen in het staatkundige weekblad TV-Familie. Ze zette haar uitspraken achteraf kracht bij in enkele kranten. Haar partij reageerde gegeneerd, maar senator Hermans was blijkbaar niet onder de indruk, want ze deed op het VTM-nieuws haar uitspraken dunnetjes over. In TV-Familie bekloeg Vlaams Parlementslid Hermans er zich ook over dat ze te veel gezien wordt als ‘Margriet de zangeres’. Ik ben al jaren politicus en ik heb me al voor veel zaken ingezet. Ik hoop dat dit ook bij het grote publiek bekend wordt… Hopelijk zullen haar recente uitspraken daartoe bijdragen. & Mw Hermans is een politiek wonder, ontdekt door Bert Anciaux (VU, VU-ID, ID, Spirit). In 1999 werd ze met het etiket VU-ID verkozen in het Vlaams parlement. In 2002 liep ze over naar de VLD, thans Open VLD. Als gemeenschapssenator gaat mw Hermans er prat op dossiers “op te volgen”“rond” volksgezondheid (CVS, diabetes, voeding, aspartaam, plastische chirurgie…) en sociale zaken (eenheidsstatuut arbeider/bediende, uitkeringsfraude). Fijnzinnige diplomate en diepzinnige denker, zetelt zij eveneens – je gelooft het of niet – in de commissie voor Buitenlandse Zaken en Landsverdediging. Als vice-voorzitter van de Commissie Gelijke Kansen heeft zij diverse wetsvoorstellen ingediend: partnergeweld, gelijke verloning en het imago van de vrouw in de media (daar moet ze nu wel dringend iets aan gaan doen). Haar belangstelling kent geen grenzen, zodat ze uiteraard ook zetelt in de commissie voor Financiën en voor de Economische Aangelegenheden, in de commissie Globalisering, in de werkgroep Ruimtevaart, enzovoort, enzoverder.

2

De zingende politica is “holebi-meter” voor de VLD in de senaat – wat dit ook moge betekenen. In het Vlaams Parlement stelt mw Hermans haar deskundige inzichten ten dienste van de Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, van de commissie Welzijn,Volksgezondheid en Gezin en van de commissie voor Onderwijs,Vorming, Wetenschap en Innovatie. Kortom, geen enkel domein van het openbaar leven ontsnapt aan de wakende arendsblik van mw Hermans. Als femina universale verdiende ze uiteraard een ruimere armslag: sinds 18 oktober 2006 zetelt ze dan ook als vast lid van de Parlementaire Assemblee van de Organisatie voor de Veiligheid en de Samenwerking in Europa. De uitspraken van de politiek correcte mw Hermans haalden even de pers – daarna kwam er windstilte. Misschien is het beter zo – maar je kan je wel voorstellen dat de koppensnellers al op oorlogspad zouden gaan indien mw Hermans lid was van, zeg maar, de partij waarvan zelfs de naam taboe is. Overigens is het niet de eerste keer dat de veelzijdige deskundige mw Hermans haar mond beschamend voorbijpraat (denk maar aan de Johnny Loganhetze). En het achterste van haar tong laat zien. Zo weten we wat voor vlees we in de kuip hebben. Je kan dat alles afdoen als misplaatste toogpraat – maar het zegt wel veel over de ravages van het populisme binnen de Vlaamse politieke klasse – en meer bepaalde binnen de Open VLD. In een scherpe analyse van “het geval Slangen” aarzelt cultuurfilosoof Johan Sanctorum niet te spreken van “postmodern fascisme, gebaseerd op een pervers concept van ‘politieke marketing’.” 1 & Twee columns verdienen een ruime verspreiding, zij het dan om geheel tegengestelde redenen: “Stroop tegen verzuring” van Johan Sanctorum (Visionair België, 25 februari) en “Fok Jou” van Peter Kuijt, ( Hollands Kwartier, 18 februari). ■

Europa The European Commission has just announced an agreement whereby English will be the official language of the European Union rather than German, which was the other possibility. As part of the negotiations, the British Government conceded that English spelling had some room for improvement and has accepted a 5- year phase-in plan that would become known as "Euro-English". In the first year, "s" will replace the soft "c". Sertainly, this will make the sivil servants jump with joy. The hard "c" will be dropped in favour of "k". This should klear up konfusion, and keyboards kan have one less letter. 1

Johan SANCTORUM, Het geval Slangen. De verborgen agenda van een reclamemakelaar komt eindelijk boven water, in: Meervoud, 15de jg., nr. 124, februari 2007, pp. 10-11.

3 There will be growing publik enthusiasm in the sekond year when the troublesome "ph" will be replaced with "f". This will make words like fotograf 20% shorter. In the 3rd year, publik akseptanse of the new spelling kan be expekted to reach the stage where more komplikated changes are possible. Governments will enkourage the removal of double letters which have always ben a deterent to akurate speling. Also, al wil agre that the horibl mes of the silent "e" in the languag is disgrasful and it should go away. By the 4th yer people wil be reseptiv to steps such as replasing "th" with "z" and "w" with "v". During ze fifz yer, ze unesesary "o" kan be dropd from vords kontaining "ou" and after ziz fifz yer, ve vil hav a reil sensibl riten styl. Zer vil be no mor trubl or difikultis and evrivun vil find it ezi tu understand ech oza. Ze drem of a united urop vil finali kum tru. Und efter ze fifz yer, ve vil al be speking German like zey vunted in ze forst plas. ■

Vrije tribune Stroop tegen verzuring De Vlamingen hebben gekozen voor de stoomstroopfabriek van Borgloon, als monument dat de 500.000 € restauratiesubsidie mag opstrijken. Niet Van de Velde’s boekentoren dus (het enige monument met internationale allure), of de Gallo-Romeinse tumuli te Tienen (‘molshopen’ volgens Standaard-hoofdredacteur Peter Vandermeersch). Het zegt veel over de Vlamingen, en vooral over de Limburgers die vanuit hun bronsgroen eikenhout kropen om massaal aan deze feel-good-show deel te nemen. Want dat is het natuurlijk weer: een mediashow

waarin

Vlamingen

als

kleuters

behandeld

worden

en

via

sociale

heropvoedingsprogramma’s van hun ‘verzuring’ moeten afgeraken. Dat idee irriteert me mateloos en kwam weer uitvoerig op de proppen in de VRT-finaleshow. Na de stille dood van Fata Morgana zijn er blijkbaar nog altijd weldenkende lieden die menen dat Vlamingen met hectoliters stroop van een fundamenteel gebrek moeten genezen worden, dat hen bv. in groten getale op een ‘foute’ partij doet stemmen. Weer krijg ik het ongemakkelijke gevoel dat deze versuikering vooral het kritisch instinct moet bezweren van een weerbarstig volkje waar politici maar geen vat op krijgen. Het bekroonde monument had dus een opmerkelijke, zij het ongewilde symboolwaarde, en mocht er zijn als product placement: nu weet iedereen dat Vlaams begrotingsminister Dirk van Mechelen ook bevoegd is voor ‘onroerend erfgoed’. Handig gezien van Dirk: in plaats van binnen zijn kabinet te moeten bakkeleien over het besteden van een (krap) restauratiebudget en ingewikkelde dossiers te moeten bestuderen: gewoon de Vlamingen laten SMS-en. Hebben die weer iets om handen, en hoeft het beleid zich weer iets minder bezig te houden met datgene waar het voor dient, namelijk... een beleid voeren. Er zit overigens aan dit stroop-event nóg een wrang kantje: als de helft van een subsidiebudget uitbesteed wordt aan een mediaspektakel, waarin per definitie de meest populaire, best in beeld gebrachte, door de tofste BV gepatroneerde ruïne een opknapbeurt krijgt, dan is de boodschap natuurlijk wel dat wie het hardste roept, het eerst bediend wordt. Daarmee krijgt het gelijk-kansenprincipe weer een nieuwe, postmoderne invulling: niet de intrinsieke prioriteit telt, volgens welk

4 kwaliteitscriterium dan ook, maar wel de beeldwaarde en de gevoerde marketing. Sorry voor de gehandicapten en hun Begijnhof te Diksmuide: niet sexy genoeg. Want ja, men zou in heel deze monumentale komedie nog kunnen stellen dat het slechts om een hoop stenen gaat. Maar wat als het idee wegens groot succes navolging krijgt, en bijvoorbeeld mevrouw Vervotte, minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, haar budget voor de dagcentra als prijsgeld zou gebruiken, - waarbij de gehandicapte kindjes om ter zieligst in de TV-camera moeten kijken? ‘De ‘strijd der instellingen’, ik zie het al helemaal voor me, weer met een klad BV’s die hun beste beentje voorzetten om hun favoriet en vooral zichzelf goed in beeld te brengen. Oppassen dus met deze kruisbevruchting tussen emo-cultuur en neoliberale competitiedwang. Veel erger dan de ‘verzuring’, lijkt de verstroping van de Vlaamse samenleving een gevaarlijke evolutie... Johan SANCTORUM

Losse flodders; Fok Jou! Het kan geen toeval zijn. In de week dat een rechter in Groningen een boete van 220 € oplegde aan een onverlaat die ‘f*ck you!’ riep tegen een agent, werd ons tevens duidelijk dat in het regeerakkoord, de Heilige Schrift van het nieuwe kabinet, het Nederlands in bescherming wordt genomen. Sterker nog, het Nederlands wordt in de Grondwet verankerd als bestuurs-, cultuur- en zeker als omgangstaal. Wat een gevolgen zal dat hebben! Effe vet cool chillen is voortaan uit den boze. Schiphol kent geen gates meer, alleen nog maar pieren. Direct gevolg is natuurlijk dat we Bill Gates ook tegemoet gaan treden met ‘Meneer Pieren, hoe maakt u het?’. Een lat-relatie wordt een wonen-apartsamenverhouding. ‘Talent scout’ Henkjan Smits zien we gelukkig nooit meer terug, want ‘Idols’ houdt op te bestaan. Mag niet meer van het kabinet. De boeken van Nicci French en Marco Books komen straks onder andere auteursnamen uit, zeker weten. Suzanne Vermeer zal nog spijt krijgen dat ze haar thriller All-inclusive heeft genoemd. Maar voor Esther Verhoef is het nog niet te laat. Die kan voor haar op stapel staande boek Close-up alvast een andere titel gaan verzinnen. Wat te denken van ‘Filmopname

van

nabij’?

En

hoe

gaat

Crimezone

in

het

vervolg

door

het

leven?

Maar het grootste slachtoffer van deze taalvernieuwing is toch wel ons aller Appie Baantjer. Nooit meer zal hij mogen schrijven over de grijze rechercheur met die eigenlijk toch wel ranzige achternaam… Wie gaat hier overigens op toezien? Wordt er een politiemacht ingesteld van taalfundamentalisten die je op de bon slingert als je ‘sh*t!’ roept, nadat je over een hondendrol bent uitgegleden? Je vraagt je af wat de drie onderhandelaars aan de ronde tafel van informateur Wijffels zal hebben bewogen om zo scherp op het Nederlands in te zetten. Tien tegen een dat het te doen is om Geert Wilders de wind uit de zeilen te nemen die zijn zo blanke top der duinen bedreigd weet door invloeden van niet-westerse komaf. Wilders zal het vast te druk hebben met het in het gareel houden van zijn nieuwe fractie dat hij niet in de gaten heeft dat het wel meevalt met die taalvervuiling door 'buitenstaanders'. Al jaren geleden gaf het duo Koot en Bie in een perfecte sketch weer hoe het gesteld was in Nederland. De Bie speelde een groenteman die over ‘blote apies’ sprak tegen de gastarbeider Van Kooten, terwijl deze laatste

5 een magnifieke volzin voltooide waarin de Gelderse rookworst werd opgehemeld. Een voorbeeld van recentere datum: laatst was in het tv-programma Puberruil te zien hoe een jongen van het platteland uit logeren ging bij een Iraans gezin. Op zijn beurt ging de jonge Iraniër een paar nachtjes slapen bij de boerenfamilie. De boerende, schransende en fluimende plattelandspummel werd constant ondertiteld, de jonge Iraniër niet…. Het moet gezegd: het kan wel een half onsje minder met dat Engels in het Nederlands. Met name door de hier verschijnende ‘chicklit’ mag wel eens een bezem worden gehaald. En de ondernemer die op de voorpagina van NRC Handelsblad gegadigden oproept om te solliciteren op de functie van ‘executive search adviseur’ moet zich vooral gaan afvragen of zijn boodschap nog wel overkomt. Maar echt rampzalig is het hier nog niet. ‘What the f*ck!’ klinkt niet netjes, maar ‘Wat de fok!’ klinkt écht nergens naar. Een gelukje: in Lelystad mag je van de rechter nog wel ‘f*ck you!’ roepen. Peter KUIJT

Plastisch Het proces A structural thema deserves to be ordered, to become a message, because of what it says about man and world. Rudolf ARNHEIM, Entropy and art, 1971 Alle plastische kunsten zijn in eerste instantie een aangelegenheid van het “kijken”, van het “zien” (“retinaal”, zoals Duchamp het smalend noemde). De toeschouwer-waarnemer kijkt, bekijkt het hem voorgehouden kunstproduct.

De kunstenaar levert en manipuleert slechts, vrijblijvend, een open voorstel, realiseert een uniek gefixeerd beeld, een visuele projectie van zijn boodschap, van zijn individuele visie. Wat hij voorhoudt, abstract of figuratief, is het product van wat men gemeenzaam en gemakkelijkheidshalve “inspiratie” noemt, de finaliteit van een onderzoek, van een selectief werkproces. De geconfronteerde toeschouwer kan vrij ingaan op het voorstel of het afwijzen. En de appreciatie zal afhankelijk zijn van de voorafgaandelijke informatie of het persoonlijk inzicht en de bereidheid tot ontvankelijkheid. Maar eens het voorstel aanvaard, ontwikkelt de toeschouwer eigen parameters waarlangs hij het kunstwerk assimileert, in zich opneemt: het kunstwerk ontstaat via de interpretatie van de toeschouwer, die zodoende een belangrijke schakel wordt in het ontstaan van het kunstwerk.

In de loop van het werkproces onderzoekt de kunstenaar mogelijkheden van verscheidene plastische en technische parameters die hem een gestructureerd inzicht aanreiken om te komen tot een resultaat dat zijn vooropgesteld concept benadert. Tenslotte zal hij de diverse elementen, producten van zijn onderzoek, samenvoegen, ordenen tot wat het eindproduct (kunstwerk) wordt. Het is mogelijk dat tijdens dit proces wijzigingen optreden en het werk een totaal andere en soms onverwachte richting ingestuurd wordt, tot in het chaotische toe. Er

6 zijn geen garanties in de kunst. Er zijn geen wetten en geen regels, er is geen veilige weg. L’art naît, schreef Michel Seuphor. Kunst ontstaat ergens in de schemerzone tussen intuïtie en intellect. Mark VERSTOCKT

De ruimte Wanneer we het hebben over de ruimte om ons heen, “de ruimte”, (het heelal), trachten wij ons, met ons beperkt menselijk bevattingsvermogen, een ideale, ideële, abstracte voorstelling te vormen van een kosmisch, maar in feite niet te omvatten, bovenmenselijk en virtueel concept, imaginair et immaterieel, en dus enkel te beschouwen als een platonisch, metafysisch begrip. Wij manipuleren het, praktisch, als een mistige constructie van de geest, door geen geometrie te vatten. Maar de wetenschap is even onbekwaam dit te doen of er een theoretische formule aan te knopen. La géométrie de l’espace est une convention (Henri Poincarré). Of zouden we het begrip “ruimte” moeten benaderen op dezelfde wijze als het godsbegrip?

In een artistieke context zeggen we dan wel: “De ruimte omheen dit beeld, omheen dit object.” Wat bedoelen we hiermee? Wij beweren eveneens dat het immateriële veld eromheen net zo belangrijk en bepalend is voor het kunstwerk als de vormgevende, tastbare materialiteit: positieve en negatieve vorm. Trachten we dan toch ons, relatief, zoiets als de onstoffelijke, lichtdoorlatende, ongelimiteerde ruimte, voor te stellen, te manipuleren als een “conventie”?

Wanner we het kunstwerk/object in een absoluut donkere ruimte plaatsen, waar elk licht totaal afwezig is, bestaat visueel het beeld niet meer, bestaat ook de ruimte niet meer. Het beeld ontstaat, bestaat dank zij het licht. Licht maakt ons tegelijk bewust van de vorm en van de lege ruimte er omheen. Dus vorm en ruimte, het stoffelijke en het onstoffelijke, het volle en het lege, bestaan voor de toeschouwer in feite enkel bij de gratie van het op het beeld reflecterende licht en de bewustwording van de omgevende ruimte die door het licht wordt gegenereerd.

In het ontstaansproces van het kunstwerk ontneemt de plastische kunstenaar door toevoeging van materiaal, ruimte aan de omgeving en door afname ervan voegt hij ruimte toe. Soms penetreert de ruimte de materiële vorm. Ervaring van ruimtelijke vormen is een resultaat van de complementariteit van de tastbare en visueel waarneembare vorm en de immateriële ruimte. Ying/yang. Bergson heeft het over de oppositie van materie en ruimte. Mark VERSTOCKT

Art Rotterdam (II): Koreaanse kunst Op de stand van Canvas International Art was contemporaine Koreaanse kunst te zien. Ik werd onmiddellijk getroffen door een spectaculaire, monumentale sculptuur van de animalier Ji Yong-Ho (°1978). Met verknipte autobanden creëert hij een b eest, een “mutant” die kenmerken vertoont van een tijger. De souplesse waarmee de spiermassa’s van die fabelachtige dieren gevat en getoond worden, getuigt van een indrukwekkend vakmanschap. De geloofwaardigheid van die sculpturen heeft niets te maken met anatomisch realisme, verre van, maar wel met de manier waarop die fictieve spierpartijen, opgebouwd uit onbruikbaar materiaal, op en naast elkaar liggen en vanzelfsprekend in

7 elkaar vloeien. Je bent er haast verbaasd over dat het beeld er staat, niet omvalt; je kan er niet naast kijken en kijkt gefascineerd naar een imaginair beest dat een uitermate natuurlijke schoonheid uitstraalt. Verknipte autobanden en nageltjes blijken voldoende om een spel tussen licht en donker tot stand te brengen dat een monumentaal beeld laat ontstaan die in het geheugen gegrift blijft. De beelden van Chun Sung-myung (°1971) brengen mij onweerstaanbaar de grijze-zwar te wereld van Tim Burton’s Corpse Bride (2005) in herinnering. Burton’s animatie, die nostalgische romantische gevoelens opwekt, is prettig macaber en toch zoet. Maar dat laatste kan allerminst gezegd worden van het universum van Chun Sung-myung, dat echter wel in hetzelfde coloriet baadt als dat van Burton’s films. De beelden van Chun Sung-myung zijn net poppen, ongeveer ter grootte van een romp. Ze overvallen je, opgehangen aan de wand, maar lager dan je verwacht, ter hoogte van een kind, en je verschiet, net of je plots een rat ziet. Ze boezemen angst in, verwekken een diffuus akelig gevoel. Je denkt aan strafkampen of toch minstens aan een droeve en kwetsbare wereld, een waarlijk grijs universum waar lachen verboden is en elke vorm van genot uit den boze. Je merkt op het eerste gezicht dat de haast magische figuren van Chun Sung-myung met hun vreemde verhoudingen irreëel zijn, hoe realistisch ook het gehalte van hun blik en de impact van hun aanwezigheid. Ze zijn immers organisch verbonden met de installatie, vertellen een verhaal en verkennen de aliënatie en het verlies identiteit. Bovendien wekken ze verborgen herinneringen op in de geest van de toeschouwer.2 Lifelike, little grey people are the focus of sculptor Chun Sung-myung’s works. Chun’s works are dramatic and evoke emotional scars. His eccentric creativity is divided into three parts at this special exhibit, each part presented in chronological order, telling a story without words. His human figures are black, white, and shades in between, the discoloration communicating to viewers the surreal setting of his pieces, despite their realistic depictions.3 Tot 17 maart is bij Canvas International Art een groepstentoonstelling te zien van Koreaanse kunstenaars.4 De Koreaanse regering levert een belangrijke financiële inspanning om de eigen kunst wereldwijd te promoten (cf The Korean Times, 15 februari 2007). Jan SCHEIRS

Poëtisch De Muzeval 2

Laagdrempelig Toegankelijk Interactief Maatschappelijk relevant.

Aldus Lee Dae-hyung, curator van de tentoonstelling Korean Contemporary Art, in de catalogus uitgegeven door Canvas International Art, Amstelveen, 2006. 3 www.clickkorea.org 4 Canvas International Art, Fokkerlaan 46, Amstelveen (NL). www.canvas-art.nl

8 Dit zijn de sleutelwoorden voor de dichtavonden die sinds meer dan zeven jaar maandelijks plaatsvinden te Antwerpen onder de naam “De Muzeval”. Met een beproefd “format”: telkens een gastdichter – een bekend of minder bekend auteur uit Vlaanderen of Nederland – gevolgd door een begeleid Vrij Poëziepodium met een tiental gegadigden – jong of oud, debutant of gevestigd, met uiteenlopende stijlen en thema’s. Laagdrempeligheid door de bescheiden, populaire, gezellige locaties en de gratis toegang. Voorheen in “De Muziekdoos”, nu in ‘Bazilikum” in de Antwerpse museumwijk. Toegankelijkheid door de voorkeur voor doorzichtige, klaar verwoorde en ingeoefende voordraagpoëzie. Interactiviteit door de betrokkenheid van de toehoorders bij de creatieve act, de wisselwerking zowel met de gastauteur als met de deelnemers aan het vrije podium. En in de marge daarvan de informele contacten. Maatschappelijke relevantie door de herkenbare thematiek en de actuele onderwerpen, vaak bewogen, soms bevlogen, vaak ook satirisch verwoord of lichtvoetig aangezet. En niet zelden een aanklacht, een protest, als een mene-tekel aan de wand van het wereldgebeuren. Anders dus dan elitaire of hermetische poëzie, anders dan plechtige of grootschalige performances in salons of paleizen, anders dan ivoren-torendichters die op een ongenaakbaar voetstuk staan. De Muzeval: een poëtisch laboratorium, een trefplaats voor dichtkunst als gezamenlijke beleving, dichtkunst als experiment, dichtkunst als uiting van maatschappelijke betrokkenheid. Zoals elke mens in wezen kunstenaar is bezit elkeen ook dichterlijk talent. De rijping en de uitwerking daarvan is een kwestie van aan te leren vakmanschap, van oefening, van métier. Voor wie eens in de val van de Muze is getrapt is er geen ontkomen meer mogelijk aan de wonderlijke aandrang om zijn of haar impressies dichterlijk te verwoorden. De Muzeval werd in januari 1999 gestart door Stichting Pipelines vzw, die in 1992 werd opgericht in de marge van de jaarlijkse vernieuwende artistieke evenementen buiten het galeriecircuit die begonnen waren in 1988. Van meet af aan kreeg vzw. Pipelines de steun van het Masereelfonds, een ongebonden landelijke organisatie van progressieve mensen voor wie “cultuur géén eigendom is van een sociale elite” en wie “de democratisering van het cultuurgebeuren nauw aan het hart ligt.” Voor de getrouwen van De Muzeval geldt dat des te meer voor de woordkunst bij uitstek: de poëzie. Herman J. CLAEYS

Misdaad loont ▲De thriller De twaalfde man verscheen twee weken na de finale van het WK Voetbal (midden juli 2006). Jac. Toes en Arnold Jansen op de Haar schreven een boek over een op handen zijnde terroristische aanslag tijden de WK. De 24-jarige rechtenstudent Heleen Akkerslag krijgt tijdens haar onderzoeksstage bij de Arnhemse recherche meteen haar vuurdoop: uit de Waal bij Tiel zijn twee lichamen opgedregd. De schok is groot als ze haar eigen hoogleraar, de bekende criminoloog Karle Bosselaar, en haar medestudente Fatima Ansloo herkent. Haar begeleider rechercheur Manzo Gorzak (43) vermoedt zelfmoord en wil het dossier snel afsluiten. Nederland is namelijk in de ban van het WK Voetbal. Dagelijks reizen tienduizenden supporters naar de stadions in Duitsland. De Nederlandse politiediensten beschikken over aanwijzingen dat er een terroristische aanslag op het supportersvervoer dreigt, maar besluiten dit niet publiek te maken. Als echter blijkt dat Bosselaar en Fatima zijn vermoord, starten Manzo en Heleen hun eigen onderzoek. Ze ontdekken dat Bosselaar op het punt stond uiterst vertrouwelijk materiaal over terrorismedreiging en –bestrijding te publiceren. En ze ontdekken ook dat Karle en Fatima een cel op het spoor waren gekomen die zich voorbereidde op een terroristische actie. Arnold Jansen op de Haar (Nijmegen, 1962) was gedurende dertien jaar beroepsofficier en onder andere actief in Bosnië. Na enkele jaren Engels gestudeerd te hebben, besloot hij zich aan het schrijven te wijden. In 1996 debuteerde hij als dichter in Maatstaf. Hij publiceerde de

9 roman De Koning van Tuzla (De Arbeiderspers, 1999) en de dichtbundel Soldatenlaarzen (J.M. Meulenhoff, 2002). Arnold is tevens columnist bij dagblad De Gelderlander. Jac. Toes (Den Haag, 1950) wijdt zich sinds 1995 geheel aan het schrijven van misdaadliteratuur en scenario’s. Hij kreeg twee Gouden Strop-nominaties voor de Benter&De Wacht trilogie op en won de prijs met Fotofinish. Toes doet veel research: zo drong hij voor Coup Zéro diep door in de illegale casinowereld en de financiële manipulaties ter plekke. Daarna bezocht hij enkele malen Argentinië om er De vrije man te schrijven, de eerste Nederlandse tangothriller. In januari 2006 verscheen De kleine leugen (De Geus), een geëngageerde misdaadroman waarin Nederlandse politiediensten het dierenrechtenactivisme gebruiken als proeftuin voor de strijd tegen het terrorisme. ■ Jac. TOES en Arnold JANSEN OP DE HAAR, De twaalfde man, Breda, De Geus, 2006, 160 p., 12,45

€ ▲Bob Mendes heeft het aanbod in overweging genomen van het Nederlandse productiehuis Rocket.Com om voor de televisie een serie te schrijven. Het betreft een 13-delige serie met veel interactie met de kijkers, die iedere week een clou moet verwerken, met als titel The Link, niet toevallig de titel van een van Mendes’ bestsellers. Op vraag van de producent werd de naam van de (Nederlandse) zender voorlopig niet meegedeeld, omdat er twee kandidaten (zouden) zijn. Uiteindelijk ging Mendes op het aanbod niet in. Ik heb deze beslissing genomen omdat ik me niet wil binden. De vele jaren dat ik nog van plan ben actief te blijven, wil ik dagelijks mijn partijtje golf kunnen spelen, een stukje aan een nieuw boek schrijven, en af en toe op reis gaan, alles op het eigen tempo en naar eigen "goesting", zonder aan iemand verantwoording te hoeven afleggen. Het productiehuis betreurt deze beslissing en heeft Mendes gevraagd om als het project toch zou doorgaan als hun crime/plot adviseur te willen optreden. Hij overweegt nog of hij daar op zal ingaan. Gevolg van dit alles? Het productiehuis overweegt nu ernstig Bloedrecht, Dirty Dancing en andere Sam Keizerverhalen te verfilmen. In de loop van deze zomer of begin september zal Overspel, het nieuwe boek van Bob Mendes, van de persen rollen. ■ ▲Op 25 januari mocht een dolgelukkige Esther Verhoef de Zilveren Vingerafdruk in ontvangst nemen voor haar boek Rendez-vous. Deze publieksprijs voor de beste thriller van het jaar 2006 werd voor het eerst in haar 5-jarige geschiedenis uitgereikt aan een Nederlandse auteur. Op de feestelijke bijeenkomt zagen uitgevers, pers en enkele Crimezone-recensenten hoe de plaquette in rood, zwart en zilver plus een fles Armagnac uit Esther’s geboortejaar aan de prijswinnares werd overhandigd. Omdat de Zilveren Vingerafdruk een publieksprijs is voor beste thriller van het afgelopen jaar, was er dan ook geen juryrapport. Maar Kees de Bree, hoofdredacteur van Crimezone had echter in de archieven gesnuffeld en wat rond gebeld om uit de eerste hand de mening van het publiek te kunnen optekenen. De lovende bewoordingen van de lezers waren op een oorkonde gekalligrafeerd. In zijn speech prees Kees de veelzijdigheid van Esther die voor haar thrillercarrière al een grote naam verwierf met haar boeken en encyclopedieën over dieren. Joviaal en breed lachend onderhield Esther zich met de aanwezigen, onder wie enkele van haar vrienden uit de schrijverswereld. Simon de Waal, Theo IJzermans, Ton Theunis en het duo Tupla Mourits (Atie Vogelenzang en Wendela Vos), waren enkele van de aanwezige auteurs. Omdat van oudsher de Zilveren Vingerafdruk een uitgeversprijs was, waren er ook

10 veel uitgevers aanwezig. Met de bekroning van haar boek Rendez-vous kwam een einde aan Esther’s vooroordeel dat de Nederlandse lezer buitenlandse thrillers hoger waardeert dan spannende boeken van eigen bodem. Met champagne en een toost werd de avond in stijl afgesloten. ■

Door de leesbril bekeken ▲De Library of Congress in Washington bezit een aantal boeken van leden van de raad van toezicht van het CDR: Luc Boudens (5 titels), Wilfried Adams (4 titels), Herman J. Claeys (4 titels), Hendrik Carette (één titel). Redactiesecretaris Henri-Floris Jespers is aanwezig met 7 titels. Ook betalende leden/abonnees van het CDR zijn aanwezig: Lucienne Stassaert en Bob Mendes (beiden met 13 titels), Piet Tommissen (10 titels), Rik Lanckrock (5 titels), Jan d’Haese+ (4 titels), Liane Bruylants (2 titels), Werner Spillemaeckers (één titel en het tijdschrift Artisjok). En hoe zit het met schrijvers en schilders van wie inedita in de Mededelingen gepubliceerd werden? Michel Seuphor : 48 titels, Paul van Ostaijen 25, Gaston Burssens 23, André de Ridder 21, Paul Neuhuys 8, Paul Joostens 4, Floris Jespers 2. ■ ▲Lucien Gerke publiceert in het zoals steeds voortreffelijk geïllustreerd tijdschrift Waterloorama een boeiende historische studie over de “Maison Paris”, thans te Waterlo beter bekend als “Château Tremblant”, hoofdkwartier in 1815 van Lord Uxbridge, tweede in bevel na Wellington en commandant van de Britse, Duitse en Hollandse cavalerie. Hij roept ook de nagedachtenis op van boekbinder-vergulder Camil Lejeune (1920-2006), wiens privé museum Le Creuset geen enkele bibliofiel met belangstelling voor de technische en artisanale aspecten van het boek onberoerd kan laten. Henri-Floris Jespers brengt de Franse vertaling van het ingezonden stuk over de wederwaardigheden van Antwerpse bedevaarders naar Waterlo, verschenen in Het Handelsblad van Antwerpen de dato 21 juni 1865 (opgenomen in Mededelingen nr. 86 de dato 18 januari 2007). ■ Waterloorama. Revue de la Société d’Études historiques et folkloriques de Waterloo, Braine-l’Alleud et environs, no 9, 4e trimestre 2006, 28 p., ill. Adres : 218 chaussée de Bruxelles, 1410 Waterloo. Secrétaire de rédaction : Robin de Salle.

▲“Motivering voor een links nationalisme”, zo luidt de titel van het artikel in Meervoud waarin Jef Turf5, ooit boegbeeld van het communisme in Vlaanderen, zich bekent tot het Vlaams-nationalisme. Ik ondervind, zelfs bij mijn naaste vrienden en geestesgenoten, verwondering om niet te zeggen onbegrip, wanneer ik zeg dat ik, als overtuigde linkse, Vlaams-nationalist ben. Nationalisme, dat is toch een rechtse aangelegenheid, nietwaar? Mij verwondert dit onbegrip bij de meeste linksen, al besef ik dat het veelal gevoed wordt door een triest stuk Vlaamse geschiedenis en door een (misvormde) opvatting van solidariteit. Nationalisme kan zowel rechts als links ingevuld worden. Rechts beschouwt de belangen van het eigen volk als tegengesteld aan die van de andere

5

Cf. Susan DE CONINCK, Jef Turf. Een politieke identiteit van een communist, scriptie voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte voor het behalen van de graad van Licentiaat in de Geschiedenis, academiejaar: 2001-2002, Universiteit Gent. Promotor: Prof. Dr. Gita Deneckere; Commissarissen: Dr. Hendrik Defoort en Dr. Jan Dumoulyn.

11 volkeren. Links beschouwt die belangen als gelijkwaardig, vandaar hun internationalisme. De verwondering van mijn linkse vrienden is des (te vreemder, gezien heel wat nationalistische bewegingen, in Europa en in de rest van de wereld, zich nadrukkelijk links profileren. […] De tijd brengt een wereldwijd reveil van nationalisme als drijvende maatschappelijke kracht. Dat moet ons niet verwonderen: het globaliserend neoliberalisme wil de grenzen tussen de naties afschaffen, met als dubbel, doel: 1. vrije circulatie van kapitalen en goederen en 2. liquidatie van de democratische spelregels om vanuit supranationale, ondemocratische centra zijn belangen te behartigen. Het enige niveau om daartegen te reageren, bestaat in de verdediging van de nationale soevereiniteit. (Zie de referenda in Frankrijk en Nederland en de opiniepeilingen elders.) Turf houdt het niet bij een louter theoretische beschouwing. Hij stelt dat na de verkiezingen er geen nieuw overleg moet komen over staatshervorming, “wel overleg over de modaliteiten en het temp van de scheiding”. De splitsing van het land, de onafhankelijkheid van Vlaanderen ziet hij als de enige oplossing om België te behoeden voor “chaotische desintegratie”. ■ Meervoud, Links Vlaams-nationaal maandblad, jg. 15, nr. 124, februari 2007, 2,50 €.

▲De haast legendarische Duitse kunsthandelaar en -verzamelaar Heinz Berggruen (93) is vrijdag 23 februari overleden. Hij geldt als de belangrijkste verzamelaar van werken van Pablo Picasso, die hij persoonlijk kende, net als Henri Matisse, Georges Braque, Joan Miró en Alberto Giacometti. ■ ▲De Isengrimus 2007, de prijs van het Louis Paul Boon Genootschap voor mensen die zich bijzonder verdienstelijk hebben gemaakt voor de studie en verbreiding van het werk van Boon, gaat naar Ger van Bork, vroeger wetenschappelijk medewerker Nederlandse letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam en vanaf het begin vele jaren secretaris van het Louis Paul Boon Genootschap. Vroegere prijswinnaars zijn Jeanneke Boon (2001), Paul de Wispelaere (2003) en Bert vanheste (2005). ▲Paul van Melle vestigt de aandacht op de uitspraak van Sébastien Fumaroli, die onomwonden stelt dat het beste in de literaire kritiek dicht staat bij de gedegen politieke journalistiek omdat ze de literatuur gebruikt als geheime toegang tot de hartstochten die de mens beheersen. Fumaroli is de auteur van het pas verschenen Tempête sous un crâne. L’Amérique en guerre – 2003-2006 (Paris, Fallois, 320 p., 20 €), een genadeloze afrekening met de geheel mislukte Midden-Oostenstrategie van Verenigde-Staatse neo-cons. Naar goede traditie publiceert Inédit nouveau uitsluitend onuitgegeven teksten, in Franse vertaling én in de oorspronkelijke taal. In de jongste aflevering worden o.m. Duitse (Michaël Krüger, Utz Rachowski), Japanse (Dai Takano) Venezolaanse (Reynaldo Perez So), Braziliaanse (Malu Ribeiro), Franse (Jean-Michel Tartayre, Anne Mounic) en Belgische (Francis Chenot, Louise-Anne Verdickt) dichters onder de aandacht gebracht. De kritische en informatieve aantekeningen van de onvermoeibare Paul Van Melle verschaffen een waar intellectueel genot… ■ Inédit nouveau, no 210 (mars 2007), 32 p., ill., 1 av. du Chant d’Oiseaux, 1310 La Hulpe. Jaarabonnement (11 nummers): 35 € te storten op rek. 001-1829313-66 van Paul Van Melle.

▲De boeiende studie van Thomas Dewandre over de (vergeten) romancier en dichter Lucien Solvay (1851-1950; cf. Mededelingen nr. 87 de dato 5 februari, p. 14) wordt thans gecompleteerd met een treffend en secuur geadstrueerd portret van de vooral op het vlak van

12 de plastische kunsten ronduit reactionaire criticus Solvay. G#rom publiceert L’évasion, een pakkende expressionistische strip. Robin de Salle brengt verder informatieve portretten van plastische kunstenaars (Raymond Delvax en André Barthélémy). Henri-Floris Jespers wijdt een beschouwing aan het oeuvre van Dan van Severen. ■ Connexion, no 3, janvier 2007, 50 p., ill., 3 €. Adres : 46/2 rue Blaes, 1000 Bruxelles. Abonnement (10 nummers): 30 € te storten op rek. 001-3244284-01.

▲Plastische kunstenaars (Luc van Malderen en Mark Vertockt), cartoonisten (Benoît en RodeS), verzamelaars (Marie-Jeanne Dypréau, Luc & Madeleine Neuhuys en Geert Verbeke) schrijvers (Henri-Floris Jespers en Raoul Vaneigem) en cultuurambtenaren (Carine Bienfait en Michel Bodson) werden door Jean Marchetti (Le salon d’art) verwelkomd tijdens de vernissage van Lignes, in bijzijn van Dan van Severen en zijn familie. ■ ▲Het recente werk van Luc Boudens, te zien in de expositieruimte [Punk’tum] te Antwerpen, kan op veel bijval bogen. Syncopes werd donderdag 1 maart met veel verve geopend door prof. dr. Willem Elias, in bijzijn van een talrijk publiek, waaronder plastische kunstenaars (Martin uit den Bogaard, Paul Boudens, Guy Commerman, Patrice de Maeyer), schrijvers (Ludo Abicht, Mathias Danneels, Yves Jansen, Bart van Loo en Boris Rousseeuw), componisten (Wim Henderickx en Lucas van Hove) en verzamelaars (Martin van Blerk, Axel Daeseleire, Christel de Loos, Robert Lowet de Wotrenge en Geert Verbeke. Victor Perdieus (sax), Lotte de Blieck (bas) en Hans Dockx (drums) zorgden voor de syncopes. Het Centrum voor Documentatie & Reëvaluatie was goed vertegenwoordigd, zowel door leden van de raad van toezicht (Jean Emile Driessens, Kris Kenis, Dirk Maeyens, Renaud, Jan Scheirs – verhinderd: Robin de Salle) als door het (redactie)secretariaat en abonnees (Frank van den Auwelant, Pruts Lantsoght, Karin Lebacq, Henri-Floris Jespers, Marga, Paula Mortelmans, Luc en Thierry Neuhuys – verhinderd: Magali Uytterhaegen en Dimitry Pas).■

Televisioneel Even dacht ik dat Chris Van den Durpel weer in een vertrouwd typetje was gekropen, maar neen: Jan Hoet parodieërt zichzelf in een reclamespotje voor Hatap Keukens ter gelegenheid van Batibouw. In zijn gekende stijl bespreekt hij omstandig het kleurenpalet van wat uiteindelijk Gentse waterzooi à la Hoet blijkt te zijn, bereid op een Hatapfornuis. Smakelijk Tip: vanaf donderdag 8 maart op Vitaya, 21.10u: Rosemary & Thyme. Blij deze dames terug te zien in de derde reeks ‘tuinthrillers’. De titel van de eerste aflevering, jaargang drie luidt: ‘In a Monastery Garden’. De titel van de reeks is geleend van het oude Engelse gedicht ‘Scarborough Fayre’, bekend uit het album van Simon & Garfunkel ‘Scarborough Fair’, eerste twee zinnen ‘..are going to Scarborough Fair, Parsley, sage, rosemary and thyme…’. De instrumentale versie van dit lied is ook de hoofdmelodie van de reeks. Zoet en fijntjes. De twee hoofdrolspeelsters Rosemary Boxer (Felicity Kendal) en Laura Thyme (Pam Ferris) komen elkaar tegen op een cruciaal moment in hun leven. Rosemary gaf botanische les, maar zag zich in haar academische carrière gefnuikt, en Laura was politievrouw, maar net in de steek gelaten door haar man voor een jonger exemplaar. De dames sluiten vriendschap en zetten een groen-bedrijfje op. Struinend door het Engelse landschap lappen ze verzuurde grond op, restaureren oude

13 kloostertuinen, etc... Maar steeds weer worden ze ongewild in misdaden betrokken. De ene keer stoten ze op een skelet , dan weer lossen ze een moord op via de taal (betekenis) der bloemen. ’t Is duidelijk dat groene vingers en speurneuzen hand in hand gaan. In de tweede reeks waagden de dames de sprong naar het vasteland, en zaten ze in Europese tuinen en misdaad te graven. Want alle geheimen worden bovengespit, en de kijker krijgt een gratis rondleiding door betoverende landschappen. Deze Rosemary and Thyme wordt door hardboiled-fans wel eens lacherig verfilmde ‘boeketreeks’ genoemd. Maar ik kan zo’n tuiltje wel smaken. Op naar de derde reeks! ■

Beestig ▲In vijf jaar tijd is het aantal asielen in België met 40% gestegen. Ook het aantal dieren dat er wordt achtergelaten en nadien afgemaakt wordt, is toegenomen. In 2004 belandden net geen 22.000 honden, en bijna evenveel katten in een asiel. Zo vernam Kamerlid Guido de Padt van minister Rudy Demotte. Ruim de helft van de honden vindt een nieuw baasje, maar bij katten is dat maar 1 op de 20. De asielcentra moeten ieder jaar noodgedwongen meer dieren afmaken. In 2004 kregen 6.353 honden en 15.580 katten een spuitje. In 2005 steeg het aantal tot 6.799 honden en 15.671 katten. Voor 2006 had de minister nog geen cijfers.■ ▲De Senaat heeft unaniem het wetsontwerp definitief goedgekeurd dat de strafmaat verhoogt voor dierenmishandeling, en seks met dieren verbiedt. De tekst bepaalt dat niemand handelingen mag plegen waardoor een dier zonder noodzaak omkomt, of zonder noodzaak een verminking, een letsel of pijn ondergaat. Seksuele betrekkingen met dieren wordt expliciet verboden. De wet voorziet straffen tot zes maand en boetes tot duizend €. Bij recidive worden de boetes verdubbeld. De rechtbank kan ook de tijdelijke of definitieve sluiting van de inrichting waar de misdrijven gepleegd werden bevelen. Koebeulen-pardon-veehandelaars van Anderlecht vrijgesproken? Ongewenste SM toch?■ ▲Australische onderzoekers hebben ontdekt waarom het zo moeilijk is om koala’s te kweken in gevangenschap: de vrouwtjes worden namelijk lesbisch als ze uit het wild worden genomen. Wetenschappers van de universiteit van Queensland onderzochten 130 vrouwelijke koala’s in dierentuinen. Ze stelden met camera’s vast hoe er bij drie op vier stoeipartijtjes in de kooien, er geen mannetjes aan te pas kwamen. Ook lesbische orgieën zijn blijkbaar schering en inslag. Zo werd een partijtje gefilmd met vijf deelnemende lady-koala’s. Een verklaring voor het fenomeen is er nog niet. Bij mannelijke koala’s werkt het niet zo; die worden niet hom*oseksueel in een kooi. Voor hen is er één lichtpuntje: bij de 1 op 4 keer dat ze er wel bij mogen, duurt het liefdesspel dubbel zo lang als bij koala-lesboseks.■ ▲Nog bijzondere vriendschap: in een dierentuin in Indonesië zijn twee Sumatraanse tijgerwelpen Dema en Manis van één maand oud onafscheidelijk van Nia en Irma, twee vijf maanden oude babyorang-oetans. Omdat de vier vlak na hun geboorte door hum moeders werden verstoten, weren ze samen in een ruimte gezet om elkaar wat gezelschap te houden. Dat bleek zo goed te klikken dat ze met elkaar stoeien, elkaar plagen, en tegen elkaar aankruipen om een dutje te doen. Volgens de verzorgster is er tot hiertoe geen sprake geweest van enig geweld. Helaas zijn deze aandoenlijke taferelen van korte duur: voor hun natuurlijke instincten goed en wel ontwikkeld zijn, zullen de diertjes van elkaar worden gescheiden. Tijgers beginnen namelijk op drie maand vlees te eten. Zowel de Sumatraanse tijger als de Orang-Oetan zijn bedreigde diersoorten.■ ▲De lente hangt vroeg in de lucht dit jaar. Niet alleen de plantengroei heeft felle voorsprong: in het asiel van Anderlecht is een mezenjong binnengebracht. Twee maanden te vroeg uit het ei! Mijn merels en meesjes zijn nog volop aan de nestbouw bezig. Veel insecten hebben de winter overleefd, dat wordt menu à la carte voor de jongen.■

Bibliografisch

14 ▲Mark VERSTOCKT, Scriptures [1] [2] [3] [4], Liège, Percept éditions, collection à ciel ouvert, no 05, 2006. 100 exemplaires. ■ ▲Mark VERSTOCKT, Holland-Belgium 2-2, Woudrichem, Stichting Yellow Fellow, 2006. ■ ▲Henri-Floris JESPERS, Dan Van Severen. Lignes, Bruxelles, Le Salon d’Art, 2007. 50 exemplaires sur vergé, numérotés de 1 à 50 et signés par les auteurs. ■ ▲SIMON DE SAMARIE, La Révélation de La Grande Puissance, avec une préface de Raoul VANEIGEM et un frontispice de Dan VAN SEVEREN, Bruxelles, La Pierre d’Alun, Collection Haute Pierre, 2007. 333 exemplaires. ISBN 2-87429-065-3. ■ ▲Guy VAN HOOF, Bekentenissen, Antwerpen, Litera Este, 2006. ■

Agenda ▲Lignes: tekeningen & prenten van Dan van Severen in Le Salon d’Art, van 26 februari tot 5 mei. Munthofstraat, 81, 1060 Brussel. Open van dinsdag t/m vrijdag van 14 tot 18u30; zaterdag van 9u30 tot 12u en van 14 tot 18u. Lentevakantie van 1 t/m 16 april. ■ ▲Van zaterdag 3 februari t/m zondag 25 maart is in Kunstencentrum Signe de tentoonstelling Does it help? te zien. De tentoonstelling is samengesteld door Frank Hendrickx (Arte Ventuno, Hasselt). Er is werk van Jan L. Carlier, Mike Carremans, Frank J.M.A. Castelyns, Walter Daems, Nancy Slangen, Willy van Parijs en van de Nederlandse kunstenares Lou Loeber (+ 1983). Kunstencentrum Signe, Willemstraat 91a, NL 6412 AP Heerlen. Do 19.00 – 22.00 uur. Vr – za – zo 14.00-17.00 uur. www.kunstencentrumsigne.nl ■

▲Van 1 maart tot en met 14 april exposeert Luc Boudens nieuw werk: Syncopes, in Galerie Punk’tum, Lange Leemstraat 94, 2018 Antwerpen. Bezoek www.lucboudens.com ■ ▲Tot 6 mei: Het verboden rijk. Wereldbeelden van Chinese en Vlaamse meesters. Commissarissen: Yu Hui en Luc Tuymans. Paleis voor Schone Kunsten, Koningsstraat 10, 1000 Brussel. Open van dinsdag tot zondag van 10 tot 18 uur. Op donderdag tot 21 uur. ■ ▲Tot 14 mei hangt in Nudes Gallery een selectie olieverfschilderijen en potloodtekeningen van Louis Paul Boon die doen denken aan Félicien Rops. Ajuinlei 12, 9000 Gent. Op donderdag, vrijdag, zaterdag & zondag. ■ ▲Tot 27 mei exposeert Gabriel Belgeonne recente schilderijen in International Art Gallery S.A., Bois Lionnet 16, 1380 Lasne. Alle dagen van 14 tot 19 u en op afspraak. Gesloten op woensdag. ■ ▲Van 3 maart tot 29 april exposeert Daniel Locus opnieuw foto’s op groot formaat, Piège à conviction in De Zwarte Panter, Hoogstraat 70-72-74, 2000 Antwerpen. Donderdag t/m zondag 13u30 – 18u. Gesloten van 19 t/m 22 april: “Pelgrimstafel”. In dezelfde periode exposeert Guy Leclercq schilderijen. ■ ▲Van 8 maart tot 20 mei 2007: Kijk op Europa. Europa en de Duitse schilderkunst in de 19e eeuw. Paleis voor Schone Kunsten, ingang Ravensteinstraat 23, 1000 Brussel. Open van dinsdag tot zondag van 10 tot 18 uur. Op donderdag tot 21 uur. ■ ▲Van 23 maart tot 1 juli 2007: Hedendaagse kunst uit Duitsland. Selectie uit de verzameling hedendaagse kunst van de Bondsrepubliek Duitsland. Cultuurcentrum ING, Kunstberg-Koningsplein 6, 1000 Brussel. Open van dinsdag tot zondag van 10 tot 18 uur. Op donderdag tot 21 u. ■

15 ▲Tentoonstelling Massimo Polello, laureaat van de IXde Internationale Grote Prijs Kalligrafie 2006, in het Kasteel Gemeentehuis te Westerlo, van 30 maart tot 15 april. Opening: vrijdag 30 maart 2007 om 20 uur, in aanwezigheid van de kunstenaar. ■

Dit is exemplaar nr.

bestemd voor

De volgende aflevering verschijnt gedateerd XX maart. Indien u de Mededelingen verder wenst te ontvangen, gelieve uw bijdrage tijdig te storten op rekeningnummer 320 – 0084130 – 04 ten name van C. Lantsoght

© Henri-Floris Jespers, Antwerpen, en de auteurs. © Illustraties : RodeS, Brussel.

1

Mededelingen van het Centrum voor Documentatie & Reëvaluatie Vierde jaargang, nr. 90

26 maart 2007

Redactiesecretariaat: Henri-Floris Jespers, Marialei 40, 2018 Antwerpen. [emailprotected]

Redactioneel De Soedanese regering wordt er door de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties van beschuldigd de gruweldaden in Darfoer “georkestreerd” te hebben en wordt aan de schandpaal genageld. De roep om interventie weerklinkt steeds luider. Om humanitaire redenen, of om de “islamitische dreiging” in de regio te bezweren? Vastgesteld moet worden dat grootmachten zich blijkbaar straffeloos te buiten gaan aan schending van de mensenrechten: China in Tibet, Rusland in Tsjetsjenië en de VS in Irak. Je moet maar de middelen van je politiek hebben. & Van middelen gesproken. De vier miljard personen die wereldwijd in armoede leven, hebben samen een koopkracht van 5.000 miljard $. Daarmee vormen ze een onderschatte doelgroep op de wereldmarkt, stelt de Wereldbank in een rapport. Kortom, een markt die te vaak over het hoofd wordt gezien…

2

& “De rechters in de hoven van beroep hebben een onverklaarbaar lage productiviteit”, zegt SP.A-minister Renaat Landuyt. Met een gemiddelde van 2,5 uitspraken per week is de output van een rechter aan een hof van beroep ondermaats, aldus de justitiespecialist van de Vlaamse socialisten. Recht spreken is blijkbaar bijkomstig. Het gaat om “output” en “rendement”. & Macht, markt, rendement, de nieuwe dogma’s. Voeg er de politiek-correcte scholastiek aan toe, en je krijgt onthutsende krantenkoppen. Bijvoorbeeld: Dat vrouwen betere bazen zouden zijn dan mannen is een mythe! Zo blijkt uit een onderzoek van het Center for Creative Leadership. Vrouwen zijn niet noodzakelijk betere leiders dan mannen. Wie heeft ooit beweerd dat vrouwen over betere leiderschapskwaliteiten beschikken? Stof voor een nieuw, duur onderzoek? & Wat ten onrechte de vijftigste verjaardag van de Europese Unie wordt genoemd, gaf aanleiding tot groots opgezette feestvieringen. In De Standaard (24 maart) formuleerde barones Mia Doornaert daar wel enkele bedenkingen bij. De grote vraag van vandaag is die van de identiteit van Europa, van zijn waarden, zijn ziel. Zijn veelbesproken “multiculturalisme” is te zeer gaan lijken op een hol, en vaak laf, waarderelativisme. Dat bleek uit de zeer gebrekkige steun die Denemarken kreeg tijdens de storm over de Mohammedcartoons. Dat blijkt nog bijna elke dag, zoals deze week uit de uitspraak van een Duitse rechter dat een Marokkaanse man zijn vrouw mag slaan omdat dat in de Koran staat en omdat dat zijn “cultuur” is. Europa moet zijn vijftigste verjaardag aangrijpen om zich te herbronnen, om zijn waarden van vrijheid en gelijkheid en solidariteit te herbevestigen. Als het schip zonder kompas vaart, helpt het niet het op te kalefateren met nieuwe regels of een nieuwe grondwet. Op 24 maart kon je op de VRT de verslaggever van dienst in alle ernst horen verklaren: “De euro is de belangrijkste verwezenlijking van de afgelopen halve eeuw”.Daar is alles mee gezegd. Hij sprak ongewild waarheid. En voor het overige blijft The Aachen Memorandum (1995) van Andrew Roberts onverminderd actueel. & Wie de nieuwe dogma’s in twijfel trekt wordt in de ban geslagen van de enige zaligmakende politiek-correcte kerk. Matthias Storme bijvoorbeeld, of Koenraad Elst. Alleen al daarom laten we hen graag aan het woord in de rubriek “Vrije Tribune”. ■

Journaal

3 Zoektocht Wegens allerhande omstandigheden kan ik pas nu volgende overwegingen neerschrijven. Met een heel eigenaardig gevoel heb ik in De Standaard van 5 januari een interview gelezen met Ida De Ridder, de 88-jarige dochter van Willem Elsschot. Als ik dat vraaggesprek zou dienen te typeren, dan zou ik durven gewagen van een getuigenis van wijsheid, mildheid, luciditeit, relativeringskracht, begrip, afstandelijk en toch scherp inzicht in het bestaan en het wezen van de mens. Op een dergelijke wijze kan men niet reageren als men jong is, evenmin als men op een verbitterde wijze oud werd en zeker niet als men niet helder en kritisch meer kan nadenken. Oud-zijn – en ik weet wat dit betekent – kan ook, benevens pijnlijke nadelen, enkele positieve aspecten vertonen. Dat geeft mij een bemoedigend gevoel. Ik vertrok van de figuur van voornoemde bedachtzame vrouw om mediterend mezelf te toetsen, zonder evenwel toe te geven aan het zo verleidelijke zelfbedrog als men zichzelf wil portretteren. Het resultaat was niet denderend, maar toch niet volledig negatief. Onwillekeurig dacht ik aan het tot op de draad versleten versje van Alice Nahon: ’t is goed in ’t eigen hart te kijken. Tevens ging volgende wrange regel van Willem Elsschot mij door het hoofd: want tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren. Hij schreef dat op 28-jarige leeftijd… nauwelijks te geloven. Meteen zat ik tussen sentimentaliteit met ethische ondergrond en keihard realisme met verrassende nuchterheid. En tussen die uitersten trachtte ik mezelf te ontdekken, d.w.z. klaar te zien in mijn eigen ‘zijn’. Belangrijk hierbij is vooral het durven erkennen van de gevaarlijke bochten, zoals John Boynton Priestley het formuleerde in zijn verbazend knap toneelstuk Dangerous Corner. Om die te kunnen vermijden –en dat wil toch ieder weldenkend mens – moet men weten waar ze te vinden zijn. Men kan niet aan zichzelf werken als men niet ongenadig in de spiegel durft kijken. Dat is de basisvoorwaarde, maar niet het einde. Als men immers fouten vaststelt, maar de kracht mist om eraan te verhelpen, staat men nergens en kan men mogelijk beter afzien van het voornemen om van de ruwe steen een volmaakte kubieksteen te maken, om het in vrijmetselaarstermen uit te drukken. En ik wil nog eventjes op die metafoor van de maçonnerie ingaan. Wie niet onverpoosd durft werken aan de ruwe steen (zichzelf) zal er ook nooit in slagen het licht in de duisternis te vinden (de ultieme opdracht van de zoekende mens). Uiteraard zijn dat grote idealen, maar die zijn er nodig om een relatief evenwicht te verwerven. Voor mij werkte bedoeld interview van Ida De Ridder als een zweepslag om andermaal diep door te dringen in mijn eigen mens-zijn. Dus maar op zoek naar de voor mij gevaarlijke bochten zonder angst te voelen om iets te ontdekken dat ikzelf niet zo bijster fraai vind. Gemakkelijk is anders, maar als men het per se wil, lukt het wel. Men hoeft geen psycholoog of pedagoog te zijn om te weten dat het persoonlijkheidstype in aanzienlijke mate bepalend is voor de gebreken en hoedanigheden van de mens. Een dikhuid zal minder last dan iemand met een broze psychische structuur, maar hij zal ook de vervoeringen niet kennen van meer kwetsbare lui. En dan zijn er ook de genetische determinatie, de opvoeding, het onderwijs, de ervaring, enz.

4 Onlangs kreeg ik weet, hoe men tegenwoordig mensen zoals ik typeert: high sensitive person (HSP), kwetsbaar en soms te gevoelig, beter nog: hooggevoelig. Er bestaat zelfs een Vlaamse vereniging van hooggevoelige mensen. Ik ben er lid van geworden. Let wel, HSP is geen ziekte, maar een karaktereigenschap. Dus op zoek naar mijn eigenheden en/of fouten, al kunnen gebreken in bepaalde omstandigheden eigenlijk hoedanigheden zijn. Bijgevolg zoeken naar een aantal belangrijke facetten van mijn menszijn. Ik heb een lange lijst opgesteld van die eigenheden. Duidelijk bleek dat ze in aanzienlijke mate kunnen ondergebracht worden onder de noemer ‘kwetsbaarheid’. Laat mij toe er lukraak een aantal op te sommen: eigenzinnigheid die geen tegendraadsheid is, maar het gevolg van mijn grote behoefte om een eigen zin aan mijn bestaan te geven. Verder vernoem ik mijn vele goede voornemens die al te dikwijls niet gerealiseerd worden, afkeer voor vooringenomenheid en domheid, afschuw voor mensen die uit hun nek kletsen en zich voortdurend bezondigen aan toogpraat, al te weemoedige natuur, nochtans gepaard aan een sterke cholerische karaktertrek, ongeduld, neiging tot depressieve gedachten, vechten tegen verbittering omdat er mij zoveel niet ligt in onze op zovele gebieden waanzinnige wereld, al te veel belang hechten aan de ondankbaarheid en de onverschilligheid van de mensen, vaak obsessieve gedachtegang, principeruiterij, weerzin voor langdradigheid en het debiteren van overbodige details, besef van uitgeteld te zijn na een leven boordevol activiteiten, radicalisme als het gaat om het verdedigen van voor mij waardevolle normen en regels, ergernis over gebrek aan authenticiteit en overdreven vedettisme (BV, VIP en konsoorten), walg voor schijnheiligheid, gewichtigdoenerij en allerhande vormen van geweld, terreur, fanatisme, criminaliteit e.d., gruwel voor leugenachtige publiciteit, verzadiging van sensatiezucht en roddelzucht, neiging tot spotten, ironie of zelfs sarcasme, te vinnig repliceren, teleurstelling over het falen op zovele gebieden van beleidsmensen en politici, zowel in ons land als in de hele wereld, ondanks de uitzonderlijke mogelijkheden die er momenteel bestaan op wetenschappelijk en technologisch vlak, allergisch voor buitensporige hebzucht. Dat alles en zoveel meer maakt mij kwetsbaar, vooral omdat ik soms te onstuimig van leer trek. Ik tracht afstandelijkheid te bereiken, maar slaag daar niet in op een bevredigende manier. Ik poog ‘wijs’ te zijn zoals men dat zo pittig in het Gents dialect zegt, maar de resultaten voldoen mij niet. Ik voel mij vaak als een Don Quichot die wanhopig vecht tegen windmolens en windbuilen. Vandaar dus mijn bewondering voor alles wat Ida De Ridder over haar vader vertelde. Zonder enige boosaardigheid benijd ik haar sereniteit, een sereniteit die eerder zeldzaam is in onze ikjes-wereld. Over mijn hoedanigheden zal ik best zwijgen. Ik laat dat over aan de anderen, denkend aan wat Sartre over die anderen schreef. Op zichzelf zijn het niet de anderen die de hel zijn. Het is de wijze waarop de anderen je zien. Dat beeld is veelal beslissend in onze maatschappij, maar rechtvaardig is dat meestal niet. Dus zwijg ik maar over wat ik positief vind aan mezelf. Ik doe dit geenszins uit nederigheid. Dat soort modestie beschouw ik als fel misplaatste hoogmoed. Ik reken niet op een eensgezind oordeel, want eensgezindheid is overal ver te zoeken. Dat kan en mag ook niet anders. Verscheidenheid is een gezonde basis voor echte democratie.

5 Door al dat hardnekkig zoeken in ‘klamme kloof en kromme krocht’, zoals Nico van Suchtelen dat formuleerde in zijn boeiende roman De stille lach, was ik zeer moe geworden, maar toch wil ik nog even kwijt dat ik het ontzettend jammer vind dat in onze samenleving van vandaag zovele schitterende en zelfs meesterlijke schrijvers nauwelijks nog aan bod komen, op de boekenmarkt niet, in de schouwburg en televisie evenmin. Spijtig tot en met, een ware verarming en zeker onrechtvaardig. Maar ik geef toe aan mijn vermoeidheid die mij belet een passend slot neer te pennen. De lezers zullen derhalve maar zelf besluiten moeten trekken uit het voorgaande. Rik LANCKROCK Maart 2007

Poëzie Lucienne Stassaert (°1936) gaat vaak de dialoog aan met figuren die haar boeien, neen, die onlosmakelijk existentieel met haar verbonden zijn (Hadewijch, Aphra Behn, Emily Dickinson, Edvard Munch, Sylvia Plath, Rachel Baes…). In het najaar verschijnt bij P te Leuven haar nieuwe bundel, In de laai van het vuur, die rond Camille Claudel cirkelt. In 2008 verschijnt Keerpunt, waaruit hier twee gedichten uit de cyclus “Krimp”. 10 We raken elkaar nooit anders dan bijna, draaien als een dubbelster om elkaar heen. Zo valt mijn ziel nooit anders dan bijna met mij samen, is zij het die op springen staat – Een donkere begeleider in een gesloten lichaam nooit anders dan zonder uitweg als in die beenderenmolen met niets van een engel haar vleugels worden gekraakt. 11 In bruikleen: al wat je ziet, het leven dat je leidt. In overeenstemming: al wat je vreest, modus vivendi van wat je bemint. In tegenstelling: ieder woord veroverd op de leegte van dit niemandsoord tot je voorgoed de dood in bruikleen krijgt.

Vrije tribune

6 De fabeltjeskrant van Marc Reynebeau en Misjoe Verleyen Marc Reynebau, de kampioen van de demythologisering als het op Vlaamse of Belgische "mythes" aankomt (en ik erken ruiterlijk dat hij zowel Vlaamse als Belgische beelden probeert te deconstrueren) presteert het in de islâm-bijlage van De Standaard (6 maart) het sprookje over het ontstaan van de islâm zonder één kritische bedenking voor waar te presenteren. Misjoe Verleyen doet hetzelfde in een extranummer van Knack. Dat dit uit onwetendheid geschiedt, kan ik me alvast bij Reynebeau moeilijk voorstellen: wie een klein beetje de wetenschappelijke literatuur volgt, zelfs nog maar via de kwaliteitskranten en daarmee bedoel ik natuurlijk niet de Fabeltjeskrant Standaard maar kranten zoals Trouw (een indrukwekkende reeks historisch-kritische artikelen over "het ontstaan van de islam"), de Frankfurter Allgemeine (bv. de bijdrage van Ohlig), Die Welt ("Der Koran erklärt die Bibel auf Arabisch"), Die Presse, Die Zeit ("Keine Huris im Paradies"), The Guardian ("Virgins? What virgins?") of de Neue Zürcher Zeitung ("Wie aramäisch ist der Koran") weet dat de hedendaagse historische wetenschap en hulpwetenschappen van het klassieke verhaal over de vroege islâm nauwelijks iets heel laten. De Standaard gaat nog steeds zonder enige kritische bedenking uit van de sirat an-nabi, verhalen die vanaf het begin van de IX e eeuw geschreven zijn over een profeet die meer dan 150 jaar voordien zou geleefd hebben (namelijk tussen 570 en 632 nC) en de naam Muhammad zou gedragen hebben. Die verhalen strekten er op de eerste plaats toe om de teksten van de Korân, die in vele gevallen voor de Arabieren van de vroege 9e eeuw onbegrijpelijk waren, te proberen te verklaren (de meeste Korânteksten bestonden inderdaad reeds in de VIIe eeuw, daarover is er wetenschappelijk geen twijfel). In functie van de Korânteksten werden allerlei verhalen opgesteld die de duistere teksten probeerden te verklaren op basis van het leven van de persoon aan wie die verzen zouden zijn gedicteerd en die deze zou hebben doorgegeven (Dit is duidelijk aangetoond in het boek De historische Mohammed van prof. Hans Jansen). Een van de grote vergissingen die men daarbij volgens de hedendaagse taalwetenschappelijke studie van de Korân beging, is dat men ervan uitging dat Muhammad (woord dat in de Korân viermaal voorkomt) een persoonsnaam was, terwijl het in het Arabisch van de VIIe eeuw naar alle waarschijnlijkheid enkel een adjectief was, namelijk "gezegend". Juister nog: het was een Aramees woord, dat overeenkomst met het Latijnse adjectief "benedictus". Als de Korân enkele malen schrijft "Muhammad is de gezant van God" betekent dat dus gewoon "gezegend is de gezant van God". De kans is zeer groot dat met de gezant van God gewoon Christus werd bedoeld. Talloze andere passages van de Korân hebben trouwens in de recente dissidente taalwetenschappelijke studies een heel andere en ook veel zinvoller betekenis gekregen dan in de klassieke tafsir of Korâncommentaren van de IXde eeuw en latere eeuwen - het beruchtste voorbeelden daarvan zijn natuurlijk de ho*ris die de vrome moslims en moslimas zouden ontvangen bij hun aankomst in het paradijs en die helemaal geen maagden maar wel witte druiven blijken te betekenen (heeft voordien niemand gemerkt dat het toch wel zeer vreemd is dat ook een moslima als beloning voor haar vroomheid bij aankomst in het paradijs 72 maagden zou krijgen?). De Standaard gaat er nog steeds van uit dat de islâm in de VII e eeuw zou zijn ontstaan in Mekka en Medina als een nieuwe godsdienst gesticht door de profeet Muhammad, en dat vandaaruit Syrië en Irak/Perzië werden veroverd. De moderne geschiedwetenschap gaat ervan uit dat Mekka nog niet

7 eens bestond in die tijd (Medina wel) en dat de islâm in de VII e eeuw niets anders was dan een christelijke secte die intern de macht veroverde in Syrië en Irak/Perzië en zich pas langzamerhand (vanaf de VIIe eeuw) sterker ging afzetten van het mainstream christendom. De Korân bestaat grotendeels uit Syrisch-christelijke teksten van monofysitische christelijke secten (de Syrische Jacobieten). Het monofysitisme wordt in de islaam geradicaliseerd tot een anti-trinitarische leer (Christus was niet letterlijk de zoon van God, er is maar één God in plaats van een Drievuldigheid). De Korân was een reciteerboek, een lectionarium (dat is ook de betekenis van het woord Qurân), dat zeer grote gelijkenissen vertoont met het diatessarion (ook diatessaron genoemd) of Syrisch-christelijke evangelieharmonie van Tatianus, een lectionarium bestaande uit aangepaste bijbelteksten in de Aramese taal) en dus allicht een vroeg-Arabische vertaling van dat diatessarion en aanverwante teksten (de volledige naam van de Korân betekent letterlijk "een lectionarium in het Arabisch"). Rémi Brague (in Phronesis) vat Luxenbergs revolutionaire conclusie als volgt samen: “Le Coran était ce que son nom dit très précisément, une fois qu'on le comprend à partir du syriaque : un lectionnaire (L, 56, 79), c'est-à-dire une anthologie de passages tirés de livres saints préexistants et adaptés en langue vernaculaire, anthologie faite pour la lecture liturgique (L. 275). C'est ce qu'affirme le début de la sourate XII, qui raconte l'histoire de Joseph (Genèse, 37-50), si on la traduit comme le fait Luxenberg : «Voici les versets de l'Écriture expliquée ; nous l'avons fait descendre comme un lectionnaire arabe, afin que vous puissiez comprendre. » (XII, 1-2) (L, 80s.) Ou encore XLI, 3 : «Écriture que nous avons traduite comme un lectionnaire arabe» (L, 96). Ou enfin LXXV, 17- 18 : «il nous incombe de le (le Coran, le lectionnaire) compiler (à partir d'extraits de l'Écriture) et de l'exposer (en enseignant). Si nous l'avons exposé (en enseignant), suis son exposé (c'est-à-dire la façon dont il t'a été enseigné)» (L, 97)”. Een Vlaamse oriëntalist (Jan van Reeth) heeft voor die stelling recent bijkomende argumenten gevonden: van het Syrische diatessarion bestaan er immers maar stukken meer in het origineel. Maar in het archief van de abdij van Sint-Truiden in Luik bevindt zich een Middelnederlandse bewerking van het diatessarion, dat door Van Reeth met de Korân werd vergeleken (gepubliceerd in Acta Orientalia Subisidia III). De Standaard presteert het bovendien als belangrijkste bron voor de geschiedenis van de islâm een boek van de uitgetreden non Karen Armstrong te noemen. Nu kan het wel zijn dat die over islamitische spiritualiteit zinnige dingen geschreven heeft, maar historisch heeft haar werk de waarde van een sprookjesboek. Knack geeft een zestal boeken aan, maar al evenmin één wetenschappelijk historisch werk. Geen spoor van de massa kritisch-wetenschappelijke literatuur van de laatste 30 jaar: de boeken van de islâmhistorici John Wansbrough, Michael Cook, Patricia Crone, de filoloog Christoph Luxenberg (Die Syro-Aramäische Lesart des Koraan, 2e uitgave, Hans Schiler Verlag, 2004; zopas ook in het Engels verschenen:The Syro-Aramaic reading of the Koran), de archeoloog Gerd Puin die afwijkende oude Korânteksten uit archeologische opgravingen in Jemen analyseerde en samen met de godsdienstewetenschapper Karl-Heinz Ohlig het boek Die dunklen Anfänge publiceerde, de muntendeskundige Volker Popp, enz.

8 Het contrast met de informatie die een krant als Trouw ons geeft kan niet groter zijn. Het gaat mij niet om de vraag of deze wetenschappers gelijk hebben; zij zijn het ook onderling niet eens (volgens sommigen hebben Muhammad en de vier eerste kaliefen werkelijk bestaan, volgens anderen niet; voor sommigen is er inderdaad vanuit Medina een verovering geweest van Syrië en Perzië, volgens anderen niet en ging het om een interne machtsovername; volgens sommigen waren de Umayyadenkaliefen in Damascus in de tweede helft van de VIIe eeuw nC christenen, volgens anderen had de islâm zich dan reeds volledig tegen het christendom afgezet). De vraag is wél waarom De Standaard en Knack ons dit alles verzwijgen en van hun islâm-bijlagen dus een fabeltjeskrant maken. Zou het werkelijk enkel domheid zijn? Of is het de schrik van de dhimmi om ook maar iets te zeggen, hoe wetenschappelijk ook, dat het zelfbeeld van de islâm over zijn historische grondslagen zou kunnen verstoren? Prof. dr. Matthias STORME Weblog van Matthias Storme, 9 maart 2007.

De echte Mohammed Het weekblad Knack wil, in het woord van Rik Van Cauwelaert, de “angsten en vooroordelen” over de islam wegwerken. Daarom verblijdt het ons met de Historia-bijlage “Achter de sluier van de islam”. Naast

de

voorspelbare

inleiding

tot

de

basisbegrippen,

de

moslimkalender

en

de

integratieproblematiek, bevat zij enkele opmerkelijke bijdragen. […] Minder aanbevolen is de bijdrage “De historische Mohammed”. Het onderwerp is belangrijk genoeg en kan op twee niveau’s benaderd worden. De spitsfilologische benadering, die hier helemaal niet aan bod komt, stelt de bronteksten van de islam radicaal in vraag. Tot voor kort nam iedereen aan dat Mohammed “in het volle licht van de geschiedenis” geleefd heeft. Maar de oudste biografieën (Sira) en collecties aan overleveringen (Hadieth) van de profeet dateren van meer dan een eeuw na zijn dood. Mochten dat slechts vrome heiligenlevens zijn, dan zou men die meteen als onhistorisch afwimpelen. Maar inhoudelijke elementen wijzen op hun historiciteit, ondermeer het feit dat zij vele politiek en theologisch nutteloze details bevatten, en vooral dat zij ook problematische en weinig flatterende feiten vermelden. Anderzijds is een eeuw een lange tijd, en mogelijks zijn allerlei gegevens over andere mensen met die over Mohammed vermengd geraakt, zodat deze eerder als een literaire composietfiguur in de overleveringen verschijnt. Een handvol geleerden, vooral in Duitsland (maar we moeten ook de Nederlander Hans Jansen en de Vlaming Jan van Reeth vermelden), stellen de overlevering daarom volledig in vraag. Sommige van hun hypothesen zijn nogal verbluffend, bv. dat de zuiver religieuze delen van de Koran eigenlijk gearabiseerde christelijke hymnen uit het Aramees of Syrisch zijn. Eén voorbeeldje heeft inmiddels de media gehaald, nl. de suggestie van Christoph Luxenberg dat de 72 maagden die de djihaadstrijder in de hemel opwachten eigenlijk witte druiven zijn, een stomme vertaalfout. Een heel radicaal denkspoor is dat Mohammed helemaal niet bestaan heeft, en dat men achteraf dat personage afgeleid heeft uit het slecht begrepen zinnetje “mohammed rasoel Allah”, “geprezen is de gezondene van God”, wat eigenlijk over Jezus ging. Men zou hem dan een biografie bijeenverzonnen hebben zodanig dat zij de talloze onduidelijke passages in de Koran begrijpelijk maakt.

9 Het volledig nieuwe perspectief dat deze denkschool geopend heeft, en dat de grond onder de voeten van de hele islam weghaalt, is bij moslims nog praktisch onbekend. “De historische Mohammed” betekent daar, en ook bij onze opruimers van vooroordelen, gewoon de wetenswaardigheden over het leven van de profeet die vermeld zijn in de Hadieth en onrechtstreeks ook in de Koran. En die leveren al genoeg stof voor controverse. Zoals aan onbevangen lezers welbekend, komt Mohammed eruit naar voren als een man die van zichzelf geloofde dat hij goddelijke boodschappen doorkreeg, en die stapsgewijze heel Arabië dwong om dit geloof te onderschrijven, daarbij ook gewelddadige middelen niet schuwend. Voor belanghebbenden is het dus zaak, aan dit minder sympathieke relaas een witwassende draai te geven. Niet-moslims gebruiken daartoe een aantal beweringen die bij moslims in veertien eeuwen nooit opgekomen waren. De Knack-redactrice beweert bijvoorbeeld dat in Mohammeds tijd sociale vernieuwers opstonden om de onrechtvaardigheden van de nieuw-rijke Mekkaanse burgerij te verhelpen: “Mohammed was een van hen. Maar hij werd wel de grootste. In 611 kreeg hij zijn eerste visioen. De aartsengel Gabriël bracht hem boodschappen, die Mohammed plechtig voordroeg.” Let op de klakkeloze overname van de geloofsuitspraak dat Gabriël aan Mohammed boodschappen bracht, wat zijn onbevangen tijdgenoten als een hallucinatie beschouwden. Er is weinig hoop voor de integratie van moslims tenzij die gezonde sceptische zienswijze opnieuw gemeengoed wordt. Maar merk vooral de raamvertelling op: dat Mohammeds profeetschap nodig was in antwoord op de sociale onrechtvaardigheid in Mekka. De onbewezen implicatie dat de Arabische maatschappij na Mohammeds machtsgreep rechtvaardiger was dan ervoor, laten we even buiten beschouwing. Het punt is: hier schiet de vrijzinnige Knack-redactrice de islam te hulp met een wereldse verklaring die op de Westerse lezer moet inwerken maar aan moslimgelovigen totaal niet besteed is. En die op de feiten past als een tang op een varken. Bij sociale onrust staan wereldse hervormers op, een Jacob van Artevelde bijvoorbeeld, daar is geen goddelijke openbaring voor nodig, laat staan een nieuwe religie. Als iemand Gods stem meent te horen, dan heeft hij doorgaans grootsere ambities dan een beetje sleutelen aan de maatschappijstructuren. Hier en daar maakt Mohammed eens een smalende opmerking over de Mekkaanse burgers, polemisten zetten immers altijd graag mekaars gebreken in de verf. Maar het refrein dat in Koran en Hadieth duizend keer herhaald wordt, heeft niets met sociale wantoestanden te maken. Het is een aanval op de ongelovigen, de polytheïsten en atheïsten en ook op de monotheïsten die Mohammeds zelfbeeld van profeet niet aanvaarden. Wat Mohammed in beweging bracht, was niet een meningsverschil over de maatschappij-ordening, maar de aan God toegeschreven eis tot totale onderwerping in gedachte, woord en daad. Dr Koenraad ELST (Brussels Journal, 24 maart 2007) Koenraad Elst (1959) studeerde wijsbegeerte, sinologie en oriëntalistiek. Hij haalde zijn doctoraat aan de KUL met een verhandeling over Hindutva, een Indiase beweging die het hindoeïsme nieuw leven in wil blazen. Hij verwierf zich naam als columnist in diverse Belgische en Indiase kranten. Daarnaast bleef hij zich verdiepen in diverse aspecten van de etnische, religieuze en politieke constellatie van India. Hij interviewde een scala aan Indiase intellectuelen en Indiase religieuze leiders. Hij schreef boeken en artikelen over multiculturalisme, taalpolitiek, geschiedenis van de Chinese oudheid, filosofie en de vergelijkende godsdienstwetenschap. Hij schreef

10 ook beslissende bijdragen over de kwestie die bekend staat als de “Aryan invasion debate”, nl. de vraag of India in de oudheid een invasie van Ariërs heeft ondergaan of dat deze Ariërs juist stammen uit het subcontinent. Dr Koenraad Elst geldt in India als een van de belangrijkste denkers over de Indiase cultuur.

Misdaad loont ▲De halve bladzijde proloog doen het ergste vermoeden: in Spoorloos van Deflo wordt de lezer een kijkje gegund in het dagboek (en brein) van een psychopaat. Niet voor tere zielen, laat staan voor jonge moeders... Het verhaal begint bij een namiddag kinderfilm. In het Mechelse Utopolis kijken de zusjes Hilde en Irina Gerlach naar Ice Age. Irina verdwijnt voor een plasje, maar komt niet meer terug. Ze is verdwenen, ontvoerd door Wesley Truyts, een kinderjager. Dirk Deleu, van de lokale recherche Mechelen, wordt voor deze zaak tijdelijk lid van Cel 5, een team speciaal opgericht om oude kinderdossiers van onder het stof te halen. (lees Weerloos en Ademloos). Deleu voelt zich onmiddellijk thuis in het team van commissaris De Decker. Ook met collega’s Ward Feremans en Safia Aberzak is het goed samenwerken. Helaas loopt het spoor dood bij de verklaringen van de cafetariadame en de ticketverkoopster. Het levert een robotfoto op; een bleke man met slepend been en een smal donker snorretje. De ontvoerder heeft een schuilplaats gezocht in Molenbeek, bij Rachid Benallal. Rachid is de tussenpersoon om losgeld te eisen van Helene Slachtmuylders, een rijke dame. Maar die haar dochters zitten veilig en wel thuis…Er duiken foto’s op van Irina; een kind in doodsangst. Zelfs Rachid beseft dat hij de duivel zelf in huis heeft gehaald, die Wesley is het helemaal niet om het losgeld te doen. Hij heeft een schriftje gevonden van Truyts, met walgelijke details, en neemt het mee. Maar de hebzuchtige Rachid wil toch het losgeld opstrijken, en zet met straatboefje Chokri Maâche een deal op. Tijdens de achtervolging verongelukt Rachid, maar het schriftje is intact. Dit leidt de speurders naar een zaak van gefolterde en vermoorde jongens, waarvoor Roger Faes veroordeeld was. Faes , wel pedofiel, maar geen moordenaar, zet hen op het spoor van ‘die andere’ die in het park jongens zat te begluren: hij tekent het portret van Wesley, beter dan de robotfoto. Stilaan komen de speurders dichter. Wesley is intussen weer bij zijn vader ingetrokken. Vader en zoon haten elkaar intens. Na politiebezoek probeert Wesley een val op te zetten en alles in de schoenen van zijn vader te schuiven. De kleine Irina leeft nog amper, overleeft door haar verbeelding gaande te houden. Het ijzingwekkende slot verklappen zou misdaad zijn… Met Spoorloos levert Deflo volgens mij beter werk af dan met Ademloos (cf Mededelingen, nr. 85, p. 17). Ik heb het met graagte gelezen, voor mij hoeft dit geen laatste Cel 5 te zijn. Deze keer ook geen hinderlijke kruisbestuiving, Deleu past bij Cel 5. Ook de verdere afwikkeling van eerdere relaties (bijv. Safia en Jonas) zijn boeiend en brengt de personages meer body & soul. Vooral in de huid kruipen van een kind bij zo’n traumatische ervaring, lijkt me niet alleen aartsmoeilijk, maar zeer gevaarlijk. Ik denk dat Deflo hieromtrent toch wat psychologische feedback heeft gezocht. En de psyche van zo’n psychopaat, daar zijn al honderden boeken over geschreven. Helaas over bestaande gevallen. Deflo is ook niet bang om allochtone buurten en bewoners in zijn verhalen te plaatsen. Een reële situatie die veel auteurs nog schroomvallig mijden. Hij tekent een mooi beeld van Rachid en ‘zijn’ Molenbeek. Het kwaad zit overal, bij blank en gekleurd. ■ ▲De Diamanten Kogel 2007 zal voor de zesde maal uitgereikt worden op donderdag 20 september 2007 te Brussel. Bij die gelegenheid wordt een colloquium georganiseerd in het Vlaams-Nederlands huis deBuren. De inmiddels wel bekende trofee, een boksbeugel in edel materiaal (500 gram sterlingzilver en vier diamanten), werd ontworpen door conceptueel kunstenaar Wim Delvoye. Winnaars van De Diamanten Kogel waren: Benny Baudewyns (2002), Jef Geeraerts (2003), Bob Mendes (2004) Esther Verhoef (2005) en Felix Thijssen (2006).

11 De jury van De Diamanten Kogel 2007 bestaat uit: Frank van den Auwelant (secretaris), Jos van Cann, Henri-Floris Jespers (voorzitter), Kris Kenis, Jan Lampo, Geert Swaenepoel en Magali Uytterhaegen. ■ ▲Saskia Noort heeft haar thriller Nieuwe buren teruggetrokken uit de race om de Gouden Strop, de jaarlijkse prijs voor het beste Nederlandstalige spannende boek. Over het waarom daarvan wil Chris Herschdorfer, directeur van uitgeverij Anthos, niets zeggen. Wij hadden het boek, zoals alle thrillers die wij uitgeven en die voldoen aan de voorwaarden voor de Gouden Strop, ingezonden. Maar mevrouw Noort heeft ons laten weten dat zij niet wil meedingen en dat respecteren wij uiteraard. Wij hebben het boek daarom teruggetrokken. Noort laat via een woordvoerder weten dat zij 'andere schrijvers een kans wil geven'. Saskia heeft met haar geweldige verkoopcijfers eigenlijk de hoogste prijs die een schrijver kan krijgen, al gewonnen'', aldus de woordvoerder. Ze gunt het nu anderen om mee te dingen naar de Gouden Strop. Nieuwe buren werd na verschijning door veel recensenten vernietigend besproken. Volgens Noorts woordvoerder heeft dat geen enkele invloed gehad op het besluit om haar boek terug te trekken. “Natuurlijk zijn slechte recensies niet leuk, maar het oordeel van de lezers is belangrijker.” Nieuwe buren is de derde thriller van Saskia Noort. Haar eerdere boeken, Terug naar de kust en De eetclub werden respectievelijk in 2003 en 2004 genomineerd voor de Gouden Strop, maar wonnen niet. Van haar boeken zijn in totaal meer dan een miljoen exemplaren verkocht. ■

Door de leesbril bekeken ▲Over Frederik van Eeden ((1860-1942) en Vlaanderen is over de periode 1887-1910 al belangrijk receptieonderzoek gebeurd. Romain Vanlandschoot neemt nu de jaren 1918-1922 in het vizier, waarbij hij ook gebruik maakte van onuitgegeven materiaal. Het werd een doorwrochte studie, waarin hier slechts enkele punten ter sprake komen. Kort voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog kwam Van Eeden minstens driemaal naar Vlaanderen. Op 5 juni 1913 sprak hij te Gent in het kader van de Wereldtentoonstelling over ‘nieuwe Nederlandse dichtkunst’; in januari 1914 sprak hij in Sint-Niklaas over Rabindranath Tagore; en in de loop van 1914 hield hij eveneens een lezing te Antwerpen. Vlak voor het uitbreken van de oorlog richtten Vlaamsgezinde Antwerpse atheneumleerlingen, die vatbaar waren voor de sociaalutopische experimenten van hun idool, een Johanneskring op, die tijdens de oorlog bleef doorwerken en waaraan jongeren als Lode Craeybeckx en Victor Brunclair actief participeerden. Na het uitbreken van de oorlog bezocht Van Eeden het Belgische vluchtelingenkamp in Amersfoort en ontmoette er Eugeen Yoors en Magda Peeters, van wie hij in de herfst van 1914 een feuilleton in De Amsterdammer plaatste.1 Vanlandschoot gaat grondig in op de ontwikkeling van de jonge Gentse activist Reinier Ysabie (1898-1967), die na de oorlog in de gevangenis Van Eeden las en daar een uitgebreid document aan wijdde, bewaard in het Fonds Verschaeve in het ADVN. Dit document werpt nieuw licht op het spanningsveld tussen nationalisme en internationalisme, literair renouveau en politiek-maatschappelijke positiebepaling. Vanlandschoot onderstreept hoe onmiddellijk na de Eerste Wereldoorlog ‘onder de jongere generatie dichters […] de lectuur en de studie van een aantal katholieke “bekeerlingen” in het zenit staan’. Hier vallen dan de namen van o.a. Paul Claudel en Ernest Psichari, Léon Bloy en Charles Péguy, Gilbert K. Chesterton en Herman Bahr. Van Eedens beekering, die als het ware in de lucht hing, zou bezegeld worden door zijn doop op 18 februari 1921. 1

Over Magda Peeters, cf Henri-Floris JESPERS, Afscheid van Magda Peeters-Yoors, in: Diogenes, VI, nr. 4, april 1990, pp. 72-76.

12 Aan traditionele katholieke zijde bestond er echter een uitgesproken wantrouwen tegen het destijds ook in Vlaamse intellectuele (vrijzinnige en katholieke) kringen sterk oplaaiende internationalistische Clartégedachtegoed van bijvoorbeeld Rolland, Barbusse… en Van Eeden, een persoonlijke vriend van Rolland. (Zo moest Jules Persyn niets weten van het ‘bolsjewistische’ gedoe van Henriette RolandHolst.) Er ligt een rechtstreekse lijn van de jeugdige Van Eedenbewondering naar het internationalisme-pacifisme, kortom naar de links-progressieve én flamingantische overtuiging van de eerste naoorlogse jaren. & Voor Van Eeden betekende het verblijf van Rabindranath Tagore in Nederland (hij arriveerde in Amsterdam op 19 september 1920) een hoogtepunt en een bekroning, hoewel hij het niet helemaal eens was met de propagandistische wijze, waarop de Bengaalse dichter in het openbaar poseerde. Uiteraard vermeldt Vanlandschoot ook de lezing van Tagore te Antwerpen, op 3 oktober 1920. Het was een kleurrijk evenement geweest, de voordracht en voornamelijk de ontvangst nadien op het kasteel Cantecroy van Juliette Adant (mevrouw De Groodt), gedrapeerd in wit gewaad, aan de voeten van de Indische wijze […]. Juliette Adant publiceerde een enthousiast verslag in het Vlaamsgezinde, katholieke weekblad Ons Volk Ontwaakt. & Romain Vanlandschoot brengt in herinnering dat toen Cyriel Verschaeve en Joris van Severen de laatste hand legden aan de voorbereiding van het tijdschrift Ter Waarheid, hun opzet ruime internationalistische allure had. Maar het tijdschrift wilde ook een democratisch-pacifistisch programma voor de Frontpartij uitwerken. […] Van Severen, Verschaeve, Dambre en d’Haese vertaalden het ‘nooit meer oorlog’ in een perspectief dat toen dicht kwam te staan bij de Antwerpse ontwikkelingen. Maar al deze ontwikkelingen verontrustten de ministeriabele katholieke leider Aloïs Van de Vyvere, die dat beschouwde als ‘bolsjewistische’ spielerei. (p. 289, 290) Aan het einde van de beschouwde periode, 1922, ‘verschoven de ideologische bakens voor Van Severen eerst, voor Verschaeve daarna’. De evolutie in Ter Waarheid toonde dit aan. Het blad stond niet alleen onder katholiek-orthodoxe druk, het werd ook aangevallen door integralistische nationalisten. (p. 300) Mgr Waffelaert liet immers duidelijk horen dat medewerking aan dergelijk blad niet door de beugel kon. In de Van Severenhistoriografie wijst men graag alleen op de weerstand van de Brugse bisschop tegen het opkomende Vlaamse nationalisme, minstens evenveel heeft het verderfelijke internationalisme, pacifisme en koketteren met Rusland meegespeeld. Van Severen evolueerde nog voor het einde van 1922 naar ‘een antidemocratisch, reactionair nationalisme.’ Zijn idolen waren niet meer Van Eeden of Tagore, Barbusse of Rolland, maar Léon Bloy, Charles Maurras en René de la Tour du Pin. (p. 300)

& In zijn doctorale verhandeling heeft A.W. Willemsen destijds uitdrukkelijk gewezen op die begenadigde maar kortstondige periode toen, onmiddellijk na de Eerste Wereldoorlog en tot ruwweg medio de jaren twintig, politieke en artistieke avant-garde hand in hand gingen. Dat ‘moment’ werd meestal belicht vanuit het perspectief van de Antwerpse, ‘vrijzinnige’ groep. Door de jongste decennia de schijnwerper te richten op de jonge katholieke intelligentsia heeft Vanlandschoot in beslissende mate bijgedragen tot een breder, duidelijker en genuanceerder beeld van dat scharniermoment. Uit

13 zijn boeiende bijdrage blijkt nogmaals hoe belangrijk de rol geweest is van Jozef Muls, een veelzijdige figuur die een grondige monografie verdient.

& Luc Vandeweyer publiceert zeven brieven van Cyriel Verschaeve aan zuster Gabriël, brieven die op het nippertje gered werden van de vernietiging. In die brieven komt mystiek ter sprake, maar vooral het literaire werk van Verschaeve. Verder worden recente historische publicaties onder de loep genomen (of gesignaleerd) door Joris Dedeurwaerder, Herman van Goethem, Pieter van Hees, Machteld de Metsenaere, Harry van Velthoven, Bruno de Wever en Lode Wils. ■ Wetenschappelijke tijdingen. Driemaandelijks tijdschrift uitgegeven door het ADVN, jg. LXV, nr. 4, december 2006. Abonnement: 20 €, over te schrijven op rekeningnummer KBC 733-0215290-77 BIC KREDBEBB IBAN BE14 7330 2152 9077 t.n.v. ADVN vzw met vermelding “Wt-abonnement”. ISSN 0774532X.

▲Buitenissigheden, de jongste publicatie van Piet Tommissen (°1925) is een ‘Fundgrube’ voor al wie belangstelling koestert voor minder belichte (of onbekende) aspecten van het Vlaamse literair en cultureel leven. In ‘De saga van Tagore’ (eerst verschenen in de nummers 69,70 en 71 van deze Mededelingen) wordt niet alleen diens bezoek aan Antwerpen grondig in de verf gezet, maar wordt tevens gewezen op de politieke beeldvorming en het dito getouwtrek rond zijn aanwezigheid in Europa. In bijlage wordt het adres van de jongeren van de Frontpartij (2 oktober 1920) aan ‘India’s greatest Poet and universal nationalist’ opgenomen, waarin benadrukt wordt dat zij, net als Ierland en India, ‘Home Rule for Flanders’ eisen. Het boek bevat verder boeiende gegevens over de eerste jaargangen van De Tafelronde en Paul de Vree, over Marcel Beerten en zijn ballade ‘Vrouw Griese’, en over ‘Humor in Letterenland’ (beide laatste eerder in deze Mededelingen gepubliceerd). Verder drie onuitgegeven gelegenheidstoespraken over kunstenaars (Roland Bruynooghe, An Goris en Reza Hatamian) en, vooral twee bijzonder lezenswaardige studies die veel verder reiken dan het werk van de beschouwde kunstenaars, in casu ’s lands beste portretfotografe en de schilder-etser : ‘Kleine gedenkzuil voor Paule Pia’ en ‘Over het fenomeen Theo Humblet’. ■ Piet TOMMISSEN, Buitenissigheden, La Hulpe, Apsis, 2006, 121 p. ISBN 2- 9600590-1-8.

▲De redactie van Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift had belangstelling voor “zwijgende auteurs”, die dan ook schriftelijk benaderd werden. Hiermee bedoelen redacteurs ad hoc Fernand Auwera en Guy Commerman “auteurs die om een of andere (on)verklaarbare reden niet meer publiceren.” In een stevige bijdrage brengen ze “de analyse van het gezwijg”. Daniel van Hecke werkt aan zijn “halfvoltooide pre-postume” roman. Marc Andries schrijft nog, maar vindt blijkbaar geen uitgever, net als Frank Liedel. Frans Denissen een “zwijgende auteur”, waar halen ze het? Hetzelfde geldt voor Herman J. Claeys, die niet alleen in 2001 het Vlaams Dialectenwoordenboek publiceerde, maar bovendien ook onverdroten en met regelmaat gedichten publiceert. En waarom werd Dirk Christiaens ingekwartierd? Hij publiceerde toch in 2001 de bundel Harnas van glas. Of mogen auteurs hun eigen ritme niet volgen? Dat geldt ook voor Wilfried Adams, die in 1988 de bundel Dicta dura publiceerde en in 1997 Met name. Laten we dus even het einde van het eerste decennium van de XXIste eeuw afwachten eer hem als “zwijgende auteur” te bestempelen. In dat verband werden de samenstellers trouwens beleefd maar kordaat terechtgewezen door Werner Spillemaeckers: Ik voldoe in geen enkel opzicht aan de door u gegeven omschrijvingen. Sinds mijn debuut in 1961 heb ik een regelmaat aangehouden van één à twee gedichtenbundels per decade. […] Ik dank u voor de ‘bezorgdheid’ […], maar gekooid worden bij de zwijgende dichters (als die al bestaan), neen. Binnen enkele maanden moet trouwens mijn zevende bundel verschijnen, stipt op mijn kadans. Dit is dan ook het hoofdargument tegen de in uw brief geformuleerde omschrijvingen.

14 Luc Boudens stipt aan dat er in de brief van Auwera en Commerman nog wel redenen om niet te schrijven niet werden opgenomen: Ik schrijf nog hoor, zij het “op waakvlam”, dus zonder welbepaald doel voor ogen. Alle mogelijke redenen – door jullie aangevoerd – om in een zekere luwte te belanden, vond ik in min of meerdere mate in mijn werk. Alleen vergaten jullie de “luiheid”. En het gebrek aan zelfvertrouwen… Waarom Hector-Jan Loreis niet meer publiceert? Hij overleed op 20 augustus 2005, maar dat is blijkbaar beide redacteurs ontgaan.

& Frans Depeuter heeft een goede kans gemist om te zwijgen. Weverbergh slaat een open deur in: “Kristien Hemmerechts schrijft alleen maar cafépraat”, en Lionel Deflo reikt een sprekend voorbeeld aan van de relativiteit van mediahype: Ik herinner me nog medio de jaren zeventig de hype – het woord was toen nog niet mondgemeen – rondom De apostelen van Jako, het debuut van Carlos Callaert. Carlos wie? En wie herinnert zich nog Audrey de Vlieger en haar twee (geheel ongewild hilarische) romans die destijds voor literatuur doorgingen en om extra-literaire redenen de aandacht kregen die ze beslist niet waard waren? En zo kunnen we nog een poosje bezig blijven. We zijn gewaarschuwd: mw De Vlieger is niet gestopt met schrijven en dreigt zelfs met publicatie van haar “schrijvers- en uitgeefperikelen” in Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift. Dat belooft. Ik mis wel enkele schrijvers die er op een bepaald moment écht mee kapten: Claude Corban/Korban, Claude C. Krijgelmans, Irina van Goeree, Walter Haesaert. Eindelijk nog eens een boeiende aflevering. ■ Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift, jg. 25, lentenummer 94, 128 p., 6,5 €. V.U.: Guy Commerman, Kruishofstraat 144/98, 2020 Antwerpen. Lidmaatschapsbijdrage (4 nummers): 22 € te betalen op rek. 068-2237695-29.

▲Het oeuvre van Evelyne Pollet (1905-2005) is volledig in de vergetelheid geraakt, en haar naam nog slechts bekend bij de celinianen. Haar verhouding (1933-1939) met Louis-Ferdinand Céline ligt immers aan de basis van haar roman Escaliers, geschreven rond 1942 maar pas verschenen in 1956. Caroline Moorkens behaalde de graad van licentiaat in de Romaanse Taal- en Letterkunde met een eindverhandeling over Evelyne Pollet et l’autofiction (Universiteit Antwerpen; promotor: prof. dr. Christian Berg). In het Bulletin de la Fondation Ça ira wordt het artikel opgenomen dat Paul Neuhuys op 3 juli 1938 in de Antwerpse liberale krant Le Matin publiceerde over La Maison carrée van Evelyne Pollet, gevolgd door enkele aantekeningen en een facsimile van de revelerende brief die Pollet naar Neuhuys stuurde, daags na lezing van het artikel in Le Matin. Naar aanleiding van La sandale d’Empédocle, de nieuwe bundel van Alain Germoz (°1920) publiceert Henri-Floris Jespers een dossiertje over die veelzijdige schrijver waar nog heel wat over te vertellen valt. Hij wijdt ook een artikel aan de hier eerder besproken brieven van Paul Willems aan Jacques Ferrand (cf Mededelingen, nr. 88, 19 februari 2007, pp. 13-14.) Verder aantekeningen over Lucienne Stassaert en Marcel van Maele, Henri Michaux, Luc Boudens, Dan van Severen, en de tijdschriften Connexion, Inédit nouveau en Balises. ■ Bulletin de la Fondation Ça ira, no 29, 1er trimestre 2007. Abonnement (4 numéros) : 20 € à verser au compte 068 – 2287225 – 89 de la Fondation Ça ira. IBAN : BE45 0682 2872 2589 BIC : GKCCBEBB

▲Kees Snoek publiceert in het vaktijdschrift Études Germaniques een studie over de thema’s en de evolutie van de poëzie van Lucienne Stassaert (°1936) en Marcel van Maele (°1931). Hij betoogt dat ze beiden hebben hun literaire wortels hebben in Labris, een tijdschrift, opgericht in 1962, dat het taalexperiment tot het uiterste voerde en zich in zijn verzet tegen de genivelleerde burgerlijke beschaving inspireerde op de beatgeneration en het mentaal anarchisme van Antonin Artaud. De poëzie van Marcel van Maele is doortrokken van verzet van het individu tegen het systeem, ook tegen

15 het taalsysteem, in een streven de vitale oerkracht dichter te naderen. Belangrijke thema’s in de poëzie van Stassaert zijn die van het voorbijgaan van de tijd en de onvervuldheid van het menselijk bestaan, maar in en door haar taalschepping tracht zij daaraan te ontsnappen door contact te leggen met een andere realiteit. Vooral in haar later bundels wordt duidelijk hoezeer schrijven voor haar een mystiek proces is. De poëzie van Stassaert en Van Maele wordt gekenmerkt door autonome beelden, maar het hermetisme van hun vroegere teksten heeft gaandeweg plaats gemaakt voor een meer direct aansprekend taalgebruik. ■ Kees SNOEK, ...The blood jet is poetry. La poésie de Lucienne Stassaert et Marcel Van Maele: thèmes et évolution, in : Études Germaniques, 61 (2006), 4, pp. 579-592. Trimestriel. Didier Érudition/Klincksieck, 6, rue de la Sorbonne, F 75005 Paris. Abonnement : 75 €.

▲In de jongste aflevering van het voortreffelijke driemaandelijks digitaal poëzietijdschrift Stroom publiceert Lucienne Stassaert een brief aan Marcel van Maele naar aanleiding van zijn nieuwe bundel, Over woorden gesproken. Enkele gedichten uit die bundel, een hoogtepunt in het oeuvre van de onvolprezen Marcel van Maele, werden hier lang voor de verschijning van de bundel opgenomen. Over Van Maele, zie het feuilleton van Henri-Floris Jespers in Mededelingen, nrs. 76 t/m 81. De bundel Happy Christmas, Happy New York van Bart Stouten wordt besproken door Rose Vandewalle. Het sterke omslagontwerp is van de onvolprezen Max Selen. ■ Stroom, jaargang 7, nr. 24, maart 2007. Uitgever: François Vermeulen. http://users.pandora.be/francois.vermeulen1/Stroom.htm

▲In het woord vooraf van Fragments d’une identité, zijn vorige bundel (Bruxelles, Librairie Les Éperonniers, Collection Ô pure contradiction, 1989), wees Alain Germoz (°1920) op de impliciete conventie dat iedere bundel van een dichter een “stap” is en de vruchten van een evolutie in zich verenigt. Het is net of de lezer of de criticus deelachtig moet worden gemaakt aan een chronologische ontwikkeling of ont-vouwing die per definitie zinvol en zingevend is. Germoz stelt zich daar vragen bij, vraagt zich af wat hier het belang van is. Ik heb alles gemengd, zegt hij, de afstanden verkort om de ruimte te vergroten. “Le poète ne se situe pas”. Hij is overal, de dichter, hij laat zich niet kooien, wist de sporen uit om te verhinderen dat zijn oeuvre “in kaart” zou worden gebracht. Was het niet Jean Cocteau die graag herhaalde: “on n’imagine pas une fleur qui rêverait de finir dans un vase…” Critici wijzen graag op de ont-plooiing van een oeuvre; desgevallend zullen ze die zelf ontvouwen. De plooien gladstrijken laat Germoz graag over aan de critici, die toch zo graag wijzen op de ont-plooiing van een oeuvre: ze zullen desgevallend zelf het oeuvre ont-vouwen, waarbij ze verkeerdelijk in de mening verkeren dat ze daardoor de toegankelijkheid bevorderen. Germoz houdt het liever bij elk gedicht op zich. Voor hem is elk gedicht een knoop in de tijd, een plooi, en de dichter is in elk (zelfs ogenschijnlijk vrijblijvend) gedicht geheel aanwezig. La sandale d’Empédocle wijst op het luttele of toevallige spoor dat we achterlaten. En dat geldt ook voor wie zich in het diepst van zijn gedachten een god waant. Was de dood van Empedocles een mislukte apotheose of een accident? Het doet er niet toe. Hij verdween in de krater van de Etna, en wat blijft is zijn bronzen schoen die door de vulkaan uitgespuwd werd. De dood van Empedocles inspireerde niet alleen Hölderlin en Nietzsche (en dichter bij ons, via Hölderlin, Stefan Hertmans), maar ook Matthew Arnold, die in Empedocles on Etna (1852; 1867) dichtte: Oh that I could glow like this mountain! Oh that my heart bounded with the swell of the sea! Oh that my soul were full of light as the stars! Oh that it brooded over the world like the air! But no, this heart will glow no more! thou art A living man no more, Empedocles! Nothing but a devouring flame of thought— But a naked, eternally restless mind!

16 Dit citaat is verwant met de grondtoon van een aantal gedichten uit Germoz’ bundel, waarin erg verscheiden gedichten opgenomen werden. De verdeling in vier “cycli” lijkt wel achteraf doorgevoerd. Alleen de reeks “Petite suite” vertoont een onmiskenbare eenheid. De overige drie, “Monts temporels”, “Circuits fermés” en “Des oiseaux plein la tête” dienen eerder beschouwd te worden als verzamelingen van op zichzelf staande gedichten die uiteenlopende taalregisters bespelen – wat er uiteraard niet toe doet. Onder de vijfde titel, “Les escaliers d’Escher” staat het gelijknamige gedicht eenzaam te wezen, waarin de dichter zijn (en ieders) itinerarium in een escheriaanse prent oproept: Que fais-je donc pour me croire à l’abri D’escaliers à monter, de pentes à gravir Je monte et gravis en toute liberté ces marches qui décomposent mon pas Et achève mon périple où je l’avais commencé Naast gedichten die heel even “les tristes pépins de la réalité” van Jacques Prévert in herinnering brengen (“Chapeau” bijv.) en metaforisch savanter poëzie (bijv. “L’ardoisier des cimes”) brengt Germoz ook plots een gedicht dat nauw aansluit bij zijn geëngageerd, kritisch theater uit de jaren vijftig:

L’oubli Je n’avais rien à dire Mais c’était des idées qu’on se fait Ils sont en uniformes et posent les bonnes questions Celles auxquelles tu ne sais pas répondre Ils sont contents De leur uniforme de leurs bonnes questions Confirtés par ton mutisme Ils savent que tu craqueras comme les marches de l’escalier Après la dernière marche c’est le trou de la cave Tu l’entendras craquer avant de choir Tu tomberas malgré toi Pis malgré eux Vous êtes faits pour vous entendre D’autant que vous ne vous ressemblez pas Vos différences sont rabotables Seulement voilà On ne saura jamais qui D’eux ou de toi Méritait l’anonymat de la cave L’oubli avant l’oubli Zo wordt de lezer voortdurend geconfronteerd met een ook inhoudelijk consistente poëzie die nooit offert aan het postmodernistische wel en wee, zijn tics en takes. En de criticus, hij is gewaarschuwd, hij wordt ontmaskerd: En singe bien dressé Le critique décortique le fruit qui lui est réservé Et me laisse les vestiges de l’informulée

17 Voor deze merkwaardige bundel van een Fransschrijvende Antwerpenaar, wiens werk ook aandacht kreeg van de Vlaamse kritiek2, schreef Werner Lambersy een somptueus voorwoord. ■ Alain GERMOZ, La sandale d’Empédocle, Rhubarbe, Auxerre, 2007, 71 p., 8 €. ISBN 2-916597-02-6.

▲Met zijn eerste jaarboek bewijst het Hubert Lampo Genootschap van meet af de deugdelijkheid van zijn aanpak. De bijdragen getuigen uiteraard van empathie met het werk van Hubert Lampo, maar ook van de nodige literair-wetenschappelijke ernst die de objectiviteit nu eenmaal voorschrijft, een absolute eis die nooit volledig te verwezenlijken is maar steeds nagestreefd moet worden. Jan Stuyck (AMVC-Letterenhuis, Antwerpen) brengt in “Een sirene tijdens de bezetting” Lampo’s intrede in de Vlaamse literatuur zorgvuldig in kaart. Het feminisme van de vroege Lampo wordt verrassend belicht door prof. em. Michel Vanhelleputte (Vrije Universiteit Brussel). Hij wijst op de merites van Lampo een menselijk en intellectueel volkomen geëmancipeerde Vlaamse vrouw uit te vinden in een tijd toen de meest elementaire burgerlijke vrijheden niet meer bestonden in ons land. In menig opzicht loopt de figuur Hélène Defraye […] op haar tijd vooruit. En haar schepping was geen geringe verdienste van de toen nog piepjonge auteur. Onder de titel “Neen, Lampo wijst ons niet naar het Oosten” handelt Jan Lampo (AMVCLetterenhuis, Antwerpen) over de receptie van het vroege werk van zijn vader in de pers van bezet België (1943-1944). Hij wijst op de eerste recensie van Don Juan en de laatste nimf, verschenen in Vooruit van 4 juli 1943. Onderaan prijken de initialen “B.E.”. Laten we hier, “pour la petite histoire”, aan toevoegen dat achter die initialen de dichter en DeVlag-man J.L. de Belder schuilging. Jan Lampo schetst ook “een kleine geschiedenis van de Lampo’s”. Paul van Aken gaat gevoelig in op “Het Geheim en de Waarheid in het werk van Hubert Lampo”. Prof. em. Simone Vierne (Université Stendhal-Grenoble), die terecht faam verwierf met haar baanbrekende studie Jules Verne et le roman initiatique. Contribution à l’étude de l’imaginaire (Paris, Éditions du Sirac, 1973) belicht “La Quête initiatique dans Retour en Atlantide”. Dit bijzonder lezenswaardige jaarboek bevat tevens een zo goed als onbekende tekst van Hubert Lampo, “Kerstmislegende”, eerder verschenen in Galmen uit het normalistenleven, kerstnummer, 1ste jg., nr. 3 (december 1939). ■ Hubert Lampo Genootschap. Jaarboek 1, 2006, 104 p., ill. ISBN 908 1 140817. Het lidmaatschap bedraagt 25 € per kalenderjaar en geeft recht op informatie over en deelname aan alle activiteiten en op ontvangst van de publicaties (periodiek De Scheldebode en Jaarboek). Bijdrage over te maken op ABN/AMRO Rotterdam 54.61.69.236 of op Argenta Brussel 979-0767969-25. www.hubertlampogenootschap.org

▲”De zondebok en het wonderkind”, zo luidt de titel van de consistente bijdrage van Frank Hellemans in Knack (21-27 maart, pp. 38-41) over “het verhaal van een reputatiemoord in literair Vlaanderen”. Hij handelt over de “vijandschap” tussen Hubert Lampo en Hugo Claus, daarbij nadrukkelijk verwijzend naar de research van Henri-Floris Jespers ( zie Mededelingen, nr. 84, pp. 7-16). 2

Cf Renaat RAMON, Alain Germoz ou Le Carré de l’Hypoténuse, in: Diogenes, VI, 1990, nr. 2, p. 64 ; Renaat RAMON, Alain Germoz in fragmenten, in: Diogenes, VI, 1990, nr. 5-6, pp. 123-124; Henri-Floris JESPERS, De andere stem van de stad. Van Georges Eekhoud tot Guy Vaes (II), in: Deus ex Machina, XVII, 1993, nr. 1 (= nr. 65), pp. 63-75. [69-71]; Henri-Floris JESPERS, Archipel is een meervoud, in: Kunst & Cultuur, XXVIII, nr. 11, november 1995, p. 57; Henri-Floris JESPERS, De onmogelijke identiteit. Dialogen met Alain Germoz & fragmenten van een portret, in: Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift, XVII, nr. 65, winter 1999, pp. 77-83; Jacqueline CAENBERGHS, Archipel: de levensdroom van Alain Germoz, in: Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift, XX, nr. 75, zomer 2002, pp. 32-35; Guy COMMERMAN, Alain Germoz 85, in: Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift, XXIII, nr. 88, herfst 2005, pp. 86-97.

18 (Tussen haakjes, Julien Weverbergh, die moeilijk verdacht kan worden van overdreven sympathie voor Lampo, drukte zijn waardering uit voor dit werkstuk.) Hellemans constateert dat het een half jaar na Lampo’s overlijden steeds duidelijker wordt “dat de perceptiemaatschappij vijftig jaar geleden ook al bestond”. Dat Lampo moeite had met de nieuwe commerciële tijden waarin het mediagenieke imago de literaire substantie dreigt te verdringen, is hem in zekere zin noodlottig geworden. Na de radio-uitzending van Marten Minkema (“De wederkomst van Hubert Lampo”) en zijn bijdrage met dezelfde titel in VPRO-Gids (zie Mededelingen, nr. 86) wijst ook het artikel van Frank Hellemans op hernieuwde belangstelling voor het werk van Lampo en voor diens (historische) aanwezigheid in het literair veld. Dat blijkt ook uit de bijdrage van dr Antoon van den Braembussche (Erasmus Universiteit Rotterdam) in de (in hier besproken) jongste aflevering van Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift: “Het unheimliche: het magisch-realisme en het wezen van de kunst”. ■

Televisioneel Debby en Nancy werden al uitgebreid in de schijnwerpers geplaatst (zie Mededelingen nr.88). Helaas kreeg hun jongste show van zondag 18 maart, op Eén, 20u50, een nare staart. Wekenlang was er altijd wel één of meerdere politicus of politica te gast geweest. En als je bij Debby en Nancy komt, is dat niet om begrotingen te bespreken, dat weet het kleinste kind. Het is show, en niet Villa Politica. Elke week werd het programma afgesloten met de noodkreet: Yves, wij verwachten jou!! Peter van den Begin (Debby) in Humo van 13 maart 2007: Jawel, hij komt! Toen hij met zijn hele mailgebeuren naar buiten kwam en de mensen vroeg naar ideeën om Vlaanderen een stuk warmer te maken, dachten wij: ’Die is hetzelfde aan het doen als wij! Kom af!’ Zo is dat een soort running joke geworden. En zie, de Vlaamse minister-president heeft toegehapt. In de laatste aflevering was het dan zover: Yves Leterme kwam, samen met Johan vande Lanotte. Guy Verhofstadt kwam niet, waarschijnlijk te druk met de proefdruk van zijn laatste boekje na te kijken. Debby en Nancy verwelkomden hun gasten met een fototrucage: Yvette en Johanna, twee langharige vrouwelijke klonen van de ministers. Yvette was vooral een lelijk (maar slim) blondje; Johanna (zonder snorrenbaard) trok maar een pruillipje. Maar de mannen Yves en Johan zagen hun vrouwelijke evenknie wel zitten. ’t Is show hé. Uiteindelijk namen ze op een ingebeeld eiland plaats, een paar plastic palmbomen en enkele tweekeuzevragen. Had ik het belang van deze uitzending ingeschat, ik had ze opgenomen. Nu weet ik nog enkel dat ze bijvoorbeeld een keuze moesten maken tussen een paar politica die eventueel mochten aanspoelen, of drankkratten (het kan whisky of bier geweest zijn), of misschien wel hun lievelingskrant. Ik wéét het niet meer, omdat het niet belangrijk is, ’t is show. Enfin, op de duur zeggen Debby en Nancy, terwijl ze voor elk een baard tevoorschijn toveren: Kijk, jullie zitten hier nu al jàààààren op dit eiland, en daar in de verte is redding op komst…

19 De coulissen zwaaien open, en daar verschijnt in een sloep, in wit kapiteinsuniform, Jean-Marie Dedecker. Wat doen jullie???. En Yves en Johan keken mekaar aan en lachten. …Dan blijven we hier nog wel een paar jaartjes zitten… En Kapitein Dedecker werd, lachend als een piraat met kiespijn, met sloep en al terug de coulissen ingetrokken. In de kranten: ‘Leterme en Vande Lanotte worden gered door Dedecker’…. Neen, neen en nog eens neen. Ze weigerden! Ochotochot, en dat daar weer een partij garen van spint was te verwachten. ‘Robinson Crusoe en Vader Abraham….’; dan toch Kapitein Iglo efkes in de koelkast vergeten! Mogen politici op de buis in spelprogramma’s en andere vermakelijkheden ? Van mij wel. Blijkbaar mogen politici enkel op de fiets? En mag er nog een minister naar de voetbal? Alleen als ‘de Rode Duivels’ voortaan ‘de Zwarte Leeuwkes’ heten zeker! Arm Vlaanderen, gespeend van humor. De bekende scheet in een aangespoelde fles. ■

Citaat Poëzie elitair en pretentieus? Ik word ziek van zulke stellingen. Kijk, een goede garagehouder is ook elitair, want er zijn er niet veel en hij weet dingen die collega’s niet weten, is de man daarom pedant en verwerpelijk? Een absurde redenering die in de cultuur dezer dagen wél luidkeels wordt verkondigd. Al wat goed is, is elitair. Want de massa is van nature niet op zoek naar iets goeds, wel naar iets goedkoops en snel consumeerbaars. Waarom is het zo fout om te geloven dat de media het publiek een standaard moeten voorhouden? Als je met een kind omgaat zoals de televisie tegenwoordig met de kijker, dan eet het alleen nog maar slechte chocolade. De media moeten niet moraliseren. Maar ze hebben wel een rol in de huidige slechte smaak van de samenleving. Ironie wordt vaak misbruikt als een wapen van lafheid. Gezonde ironie is nochtans nuttig: ze wijst mensen op de grenzen van hun meningen. Maar ironie dient tegenwoordig vooral om lacherig te doen over kwetsbaarheid en oprechtheid. Zeker als dichter stel je jezelf uiterst kwetsbaar op en krijg je geregeld ironische sneren. Ook Wim Helsen bezondigt zich daaraan in de rubriek Vrienden van de poëzie in Man bijt Hond. ”Dichters blijven een pathetische mensensoort, waarmee we in onze media van het gezonde verstand fijntjes glimlachend moeten omgaan.” Zoiets. Hoe platter, stoerder en, choquerender, hoe enthousiaster het applaus. Ik vrees dat de Vlaamse bekrompenheid nog voor geen millimeter verminderd is. Vroeger volgden we de pastoor, nu lopen we gniffelend achter al wie tegen de kerk plast. We blijven slaafs volgen. En het is nog altijd om de kerk te doen. Geen stap vooruit dus. Stefan HERTMANS (Weekend Knack, 24-30 januari 2007, p. 18)

Beestig

20

▲Mozart, de wereldberoemde leguaan van het Antwerpse Aquatopia, heeft zijn vier vrouwtjes zwanger gemaakt. Zijn toverfluitje werkt dus naar behoren (zie Mededelingen nr. 87) “Het is een mirakel”, zegt hoofdverzorger Peter Van Genechten. Na de paringstijd kregen de verzorgers in de gaten dat Mozart wel eens vader zou kunnen worden. Eén van de vrouwtjes begon namelijk overal te graven, een teken dat op zwangerschap kan wijzen. Vrouwtje Truus begon als eerste eieren te leggen, de drie andere volgden haar voorbeeld. ■ ▲Net in het jaar van het Varken werd in China een zwijntje geboren met twee snuiten. Het verhaal is nog niet uit: het verblijft nu als topattractie in het Wild Dierenpark van Xi’an Quinling. Het beestje heeft een speciaal team verzorgers die dag en nacht in de weer zijn voor dit wonderdiertje. ▲Nog in China, in het Safaripark van Guangzhou, zijn drie verlaten tijgerwelpjes geadopteerd door een varken. De drie Bengaalse welpjes amuseren zich rot bij hun big-broertjes. “Hun moeder liet hen in de steek, en ze geraakten ondervoed. We gaven hen de fles, maar die weigerden ze. Omdat het in China het jaar van het Varken is, dachten we een varken naar de zoo te halen die net gejongd had. De welpjes kamen bij de zeug en haar jongen en dronken van haar melk. De zeug accepteerde zonder problemen de komst van haar drie nieuwe zonen. Nu voeden we de tijgertjes ook al met vlees”, aldus een woordvoerster van het Safaripark. ■ ▲Hopelijk verhuist de drieling niet naar het Xiongsen tijgerpark, dichtbij Guilin in het zuidoosten van China. Daar worden immers tijgers gefokt in boxen. Na de slacht belanden ze op het menu van een restaurant. Van de karkassen wordt met rijstalcohol een geneeskrachtige wijn gestookt. De tijgers verblijven met vijf tegelijk in een kleine kooi. Ze belanden daarin als ze drie maanden oud zijn, en verlaten deze gevangenis pas als ze slachtrijp zijn, aldus de Daily Mail. Bezoekers van het park kunnen er in het restaurant kiezen voor tijgersoep, tijgervlees, tijgerkerrie en tijgerwijn. Mocht je liever een andere bedreigde diersoort lusten, geen probleem. De pot schaft ook leeuwenvlees, berenklauwen, krokodillenhapjes en slangenbeetjes. ■ ▲Olifanten moeten vanaf hun 65ste geen zwaar werk meer doen in Zuid-India. Dat heeft de regering in Kerala besloten na protesten van dierenbeschermers. In Kerala leven meer dan 700 olifanten in gevangenschap. Ze worden ingezet voor vervoer van houtkap en bij religieuze ceremonieën. De olifanten van Kerala hoeven bij heet zomerweer ook niet meer over de verhitte geasfalteerde wegen lopen, en een tocht van 30 km. per dag is het maximum. Olifanten boven de 65 mogen nog wel lichte klusjes verrichten, op voorwaarde dat een dierenarts bevestigt dat ze in goede gezondheid verkeren. ■

Agenda ▲Lignes: tekeningen & prenten van Dan van Severen in Le Salon d’Art, tot 5 mei. Munthofstraat, 81, 1060 Brussel. Open van dinsdag t/m vrijdag van 14 tot 18u30; zaterdag van 9u30 tot 12u en van 14 tot 18u. Lentevakantie van 1 t/m 16 april. ■ ▲Tot en met 14 april exposeert Luc Boudens nieuw werk: Syncopes, in Galerie Punk’tum, Lange Leemstraat 94, 2018 Antwerpen. Bezoek www.lucboudens.com ■ ▲De Takomst fan it Frysk. Naast Brussel is er slechts één ander officieel tweetalig gebied in de Lage Landen: Friesland. Fryslân heeft ongeveer 600.000 inwoners. Allen spreken Nederlands, maar voor ruim 55 % is het Frysk de eerste taal. De taal wordt door zo'n 400.000 mensen gebruikt, en dat aantal is al 25 jaar nagenoeg stabiel. Het Fries speelt ook in het culturele leven een belangrijke rol: van de tientallen Friestalige boeken die jaarlijks verschijnen tot Friese rap en zelfs fadozangeressen. Toch is er volgens velen reden tot bezorgdheid. Terecht of misplaatst pessimisme? Over de toestand van het Fries en meertaligheid in Europese context gaan in gesprek Prof. dr Durk Gorter (hoogleraar Friese Taal- en Letterkunde), Albertina Soepboer (tweetalig schrijfster/dichter) en de bekende Friese dichter/performer Tsjêbbe Hettinga. Moderator is Luc Devoldere (directeur Stichting Ons Erfdeel).

21 Hettinga draagt daarnaast eigen Friestalige poëzie voor, Soepboer leest voor in het Fries en in het Nederlands. Programma: inleiding Durk Gorter; voordracht Tsjêbbe Hettinga; discussie 'de Takomst fan it Frysk'; voordracht Albertina Soepboer. Donderdag 29 maart, 20 uur. deBuren, Leopoldstraat 6, 1000 Brussel. Voertaal debat: Nederlands. Reserveren: [emailprotected] of 02 212 1930 ■ ▲Tot 6 mei: Het verboden rijk. Wereldbeelden van Chinese en Vlaamse meesters. Commissarissen: Yu Hui en Luc Tuymans. Paleis voor Schone Kunsten, Koningsstraat 10, 1000 Brussel. Open van dinsdag tot zondag van 10 tot 18 uur. Op donderdag tot 21 uur. ■ ▲Tot 14 mei hangt in Nudes Gallery een selectie olieverfschilderijen en potloodtekeningen van Louis Paul Boon die doen denken aan Félicien Rops. Ajuinlei 12, 9000 Gent. Op donderdag, vrijdag, zaterdag & zondag. ■ ▲Tot 27 mei exposeert Gabriel Belgeonne recente schilderijen in International Art Gallery S.A., Bois Lionnet 16, 1380 Lasne. Alle dagen van 14 tot 19 u en op afspraak. Gesloten op woensdag. ■ ▲Tot 29 april exposeert Daniel Locus opnieuw foto’s op groot formaat, Piège à conviction in De Zwarte Panter, Hoogstraat 70-72-74, 2000 Antwerpen. Donderdag t/m zondag 13u30 – 18u. Gesloten van 19 t/m 22 april: “Pelgrimstafel”. In dezelfde periode exposeert Guy Leclercq schilderijen. ■ ▲In de meest recente fotoreeks Black-Out, die Chari Benhelima maakte tijdens zijn verblijf in het Kunstlerhaus Bethanien (2005 - 2006) in Berlijn, gaat hij een stap verder in zijn experiment met de Polaroid. De alledaagse dingen die hij in beeld brengt - een duif, een basketbal, een rij bomen - zijn nog net zichtbaar. Benhelima stelt de aard van onze perceptie in vraag: hoeveel informatie hebben we nodig om te weten wat iets echt is? Weinig, zo blijkt. Black-Out is een gat in ons geheugen, een leemte in onze identiteit. De serie Black-Out van de Belgische kunstenaar Charif Benhelima is nog in wording, maar deBuren geniet het voorrecht deze foto's nu al voor het eerst te tonen. Vlaams-Nederlands Huis deBuren, Leopoldstraat 6, 1000 Brussel. Tot 11 mei. Open van dinsdag t/m vrijdag, 11-18 uur. ■ ▲Van 8 maart tot 20 mei 2007: Kijk op Europa. Europa en de Duitse schilderkunst in de 19e eeuw. Paleis voor Schone Kunsten, ingang Ravensteinstraat 23, 1000 Brussel. Open van dinsdag tot zondag van 10 tot 18 uur. Op donderdag tot 21 uur. ■

Dit is exemplaar nr.

bestemd voor

De volgende aflevering verschijnt gedateerd XX maart. Indien u de Mededelingen verder wenst te ontvangen, gelieve uw bijdrage tijdig te storten op rekeningnummer 320 – 0084130 – 04 ten name van C. Lantsoght © Henri-Floris Jespers, Antwerpen, en de auteurs. © Illustraties : RodeS, Brussel.

Redactiesecretariaat: Henri-Floris Jespers, Marialei 40, 2018 Antwerpen - PDF Free Download (2024)

References

Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Kieth Sipes

Last Updated:

Views: 6469

Rating: 4.7 / 5 (67 voted)

Reviews: 90% of readers found this page helpful

Author information

Name: Kieth Sipes

Birthday: 2001-04-14

Address: Suite 492 62479 Champlin Loop, South Catrice, MS 57271

Phone: +9663362133320

Job: District Sales Analyst

Hobby: Digital arts, Dance, Ghost hunting, Worldbuilding, Kayaking, Table tennis, 3D printing

Introduction: My name is Kieth Sipes, I am a zany, rich, courageous, powerful, faithful, jolly, excited person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.